Categorie: geschiedenis

Praag 27 mei 1942

“Spionnen agenten soldaten”, mijn exemplaar heb ik gekocht op 13 maart 1973. In Havo 3 moet ik toen hebben gezeten. Ik weet dat ik er voor gespaard heb en uiteindelijk kon kopen bij boekhandel Slingerberg in Hoogeveen. De aanleiding was denk ik, het verhaal dat ik gelezen had over Het Rode Orkest en Het Engelandspiel. Intrigerende en spannende spionageverhalen uit Wereldoorlog II. Janusz Piekalkiewicz had over 27 van die verhalen films gemaakt, documentaires. Het boek “Spionnen agenten soldaten” is daar de weerslag van. Via Wikipedia kom je er achter dat Janusz Piekalkiewicz een Poolse historicus is geweest die leefde van 1925 tot 1988. Op zijn zeventiende werd hij al militair in het Poolse verzetsleger en hij deed mee aan de beroemde opstand van Warschau (augustus 1944). Op de Duitse Wikipedia volgt dan: ’und verbrachte den Rest des Krieges im „Arbeitserziehungslager“ Großbeeren bei Berlin’. Na de oorlog heeft hij het er niet bij laten zitten. Vele boeken schreef hij over WOII, een indrukwekkend oeuvre. Zijn boeken hebben een documentair karakter, het gaat om gebeurtenissen, data, hoeveelheden en de gevolgen daarvan. Veel foto’s van hoofdrolspelers en natuurlijk ook heel veel kaarten met routes en plattegronden. WOII lag dan ook nog vers in het geheugen. Deze documentaire boeken, met ook veel verhalen van ooggetuigen hebben een zeer nuttige functie. Ze hebben ingrijpende gebeurtenissen voor een breed publiek toegankelijk gemaakt en ze ook levend gehouden. Hoofdstuk voor hoofdstuk heb ik indertijd gelezen. Zo kwam ook ik in aanraking met Gabčik en Kubiš.

Het zevende hoofdstuk in “Spionnen agenten soldaten” heeft de titel: Praag 27 mei 1942. De laatste tijd zijn daar verschillende boeken over geschreven. Het boek “HhhH” (verschenen in 2010) van Laurent Binet gaat ook over deze gebeurtenis. Binet is geboren in Parijs, in 1972. Ver na de oorlog dus en Piekalkiewicz had zijn documentaire over die dag in mei al lang voltooid. Door zijn dienstijd in Slowakije is zijn interesse gewekt in alles wat met deze datum heeft te maken. Zijn boek vertelt het verhaal over Reinhard Heydrich, SS-Obergruppenführer en een soort alleenheerser over Bohemen en Moravië. Heydrich is het toppunt van wreedheid en gewetenloosheid. Vanuit Londen worden dan ook plannen beraamd, door de regering in ballingschap, om hem te liquideren. Gabčik en Kubiš, twee gevluchte soldaten worden daarvoor aangewezen. In korte hoofdstukken weet Binet ons mee te slepen in het verhaal. Tussendoor echter ook de twijfel of hij wel de juiste toon weet te treffen en of hij wel het juiste verhaal vertelt. Was de auto van Heydrich nu groen of zwart? Dat lijkt een totaal zinloze vraag natuurlijk. Maar Binet trekt hem door naar wat mensen gezegd of gedacht hebben. De schrijver laat ook de vragen die je kunt stellen over het nut van de aanslag op Heydrich, niet onvermeld. Vervolgens constateert hij echter ook dat je de vraag welt kunt stellen, maar dat een antwoord geven geen zin heeft. Wanneer je iets wilt begrijpen van het duivelse in het nazisme is ‘HhhH’ een overtuigende inkijk. Ook de zijpaden die er deze bijzondere roman zitten, helpen er aan mee om je te verbijsteren over de ontzettende gruwelijkheden in WOII. Een bijzonder boek dus, geschreven door een man die al een paar generaties afstaat van WOII. Zo’n afstand maakt ook dat je er heel anders tegen aan kijkt. Het is geen documentaire beschrijving meer, maar het laat veel meer zien van wat mensen ten diepste dreef en bezighield.

Dat viel me ook op toen ik ‘Het familieportret’ van Jenna Blum las. Ook weer een roman over de gruwelijkheden van het nazitijdperk. In deze roman vanuit het gezichtspunt van een jonge vrouw in de Duitse stad Weimar (Thüringen) speelt vooral de vraag van schuld en boete een grote rol. Het laat de andere kant zien, van de Duitse burger die klem zat tussen overleven of slachtoffer worden. Ondanks de soms wel wat erg bedachte wendingen geeft de Amerikaanse schrijfster een indringend beeld van wat er met mensen kan gebeuren. Wanneer je het boek dicht slaat dringt de vraag zich op; wat zou je zelf hebben gedaan? Wat zou je er zelf voor over hebben gehad om eten te bemachtigen? Wie zou je wel of niet geholpen hebben? Welke geheimen zou je goed verborgen hebben en geen daglicht meer gunnen?

Voor wie geïnteresseerd is in goede detectives, ik heb daar al een keer eerder over geschreven, moet  in dit verband ook de zeer spannende boeken van Philip Kerr over het Derde Rijk lezen. Kerr schrijft over oud-politieman Günther, die natuurlijk ook een keer terechtkomt in Praag en daar door Heydrich aan het werk wordt gezet. Op een leesclub zou je de discussie kunnen opzetten wat het verschil is tussen deze  boeken, die allemaal handelen over de  zwartste periode in de geschiedenis van Europa. Belangrijk is in ieder geval dat je na het lezen van deze boeken, nooit kunt zeggen, dat je het niet hebt geweten.

1980

De voorzitter van de avond heette Elma Drayer, hooggehakt stapte ze het podium op. Ze introduceerde de spreker en het forum. In haar welkomstwoord refereerde ze aan de abdicatie van koningin Beatrix. Later, zei ze, zult u zeggen, ja toen… Toen was ik op een avond van ForumC in de Rode Hoed (maandag 28 januari 2013). Het was een mooie binnenkomer van de voorzitter. Maar koningin Beatrix kwam die avond niet meer ter sprake. Toch had dat best gekund. Want onder de titel ‘Kerk en st(r)aat’ ging het debat over de vraag of religie maar niet beter achter de voordeur moet verdwijnen. En naar mijn idee heeft de daadkrachtige houding van onze vorstin er de afgelopen decennia voor gezorgd dat we in ons land het pluralisme in redelijke vorm hebben kunnen handhaven. Filosoof Govert Buijs van de Vrije Universiteit en hoofdspreker deze avond, pleitte dan ook om het unitarisme van ons te werpen. „We moeten niet de fout maken om bijvoorbeeld bij de omroepen of in het onderwijs aan de seculiere overtuiging het alleenrecht te geven. Als alle diversiteit verdampt, word je buitengewoon kwetsbaar.” Gelukkig werd de discussie niet op de spits gedreven en hield Boris van der Ham zich aardig gedeisd, alhoewel hij het nog wel aan de stok kreeg met rabbijn Tamarah Benima over het ritueel slachten. Hier stak het unitaristisch denken van de voorzitter van het Humanistisch Verbond toch even de flink de kop op. Daarom was het jammer dat koningin Beatrix niet in het forum zat. Ik denk dat ze een zeer positieve en ook zeer samenbindende bijdrage had kunnen leveren. Wie weet vindt ze het leuk om dat soort zaken op te pakken wanneer ze na 30 april van een welverdiende rust gaat genieten op Drakensteyn.

Het kan niet anders of de komende 30 april wordt een gedenkwaardige dag. Net als 33 jaar geleden. Al weken was het onrustig in de stad. Overal zag je grote witgekalkte leuzen; GEEN WONING – GEEN KRONING. Van de dr. M.B. van ’t Veerschool had klas 3 een uitnodiging gekregen om op de Dam de nieuwe vorstin toe te juichen. Wij voelden ons zeer vereerd natuurlijk. Juf van Veelen zal haar groep er hoogstwaarschijnlijk geestelijk helemaal op voorbereid hebben. Meester Wietsma vond het helemaal te gek. Ondanks alle verontrustende berichten liet hij zich niet van de wijs brengen, we zouden en moesten daar ook bij zijn. De vader van Klaas de Vries waarschuwde, als directeur van het ambulancebedrijf Broeder de Vries had hij inside informatie. Klaas mocht niet mee, je weet maar nooit. Dus zonder klasgenootje Klaas, werden we met een stadsbus we van school opgehaald. Via de Jaap Edenhal in Oost, waar koek, zopie en vlaggetjes werden verstrekt, werden we bij de Dam afgezet. Vlak bij ons stonden nog veel meer kinderen, zoals de klassen 3 van de Joodse en de Japanse school. Vooraan konden we natuurlijk alles prachtig zien. Een indrukwekkend moment toen Juliana met Beatrix het balkon op kwamen. “Zojuist……. zojuist heb ik… “ Ze kon nog net boven het rumoer uitkomen. Ik kan me niet meer herinneren hoelang we nog gebleven zijn. Wel hebben de hele koninklijke familie uit het paleis zien komen. Langzaam liep de stoet onder een baldakijn naar de Nieuwe Kerk. Later ging ik met de bus naar ons eerste huis in de Transvaalbuurt. Die woensdag was het nog lang onrustig in de stad. Gelukkig had ik een kleuren-tv en konden we de rellen op veilige afstand volgen. Twee kinderen van groep 5 haalden later in ieder geval de landelijke pers. Zij waren opgevallen vanwege hun oranje-rode haar. Daar was geen spuitbus aan te pas gekomen gelukkig.
Hoe wonderlijk kan het gaan. Inmiddels zijn krakersrellen bijgezet in documentaires. Koningin Beatrix is uitgegroeid tot een symbool voor Nederland. Helaas steekt het antireligieuze sentiment regelmatig de kop op. Van ‘soevereiniteit in eigen kring’ weet bijna niemand meer. Laten christenen maar gewoon zichzelf blijven en blijven getuigen van de hoop en de genade in Jezus Christus. En laten we maar hopen en bidden dat haar zoon en opvolger op een waardige manier in haar voetsporen treed.

1963

In 1985 werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd. In het onderwijs heeft dat voor geweldige veranderingen gezorgd. Wanneer ik dat soort zaken opdiep, realiseer ik me gelijk dat toen ik begon met werken in 1978, die Wet nog lang niet bestond. De dr. M.B. van ’t Veerschool begon met klas 1, waar leerlingen zaten die voor 1 oktober van een schooljaar in ieder geval 6 jaar waren geworden. In 1978 waren de meeste leerlingen wel naar een kleuterschool geweest denk ik. In het geval van de school in Amsterdam waren dat kleuterscholen in de buurt waar de kinderen opgroeiden. Omdat er in Amsterdam of omgeving geen gereformeerde kleuterscholen waren, kwamen ze dus van openbare of christelijke kleuterscholen op hun zesde naar de gereformeerde lagere school bij Amsterdam-Sloterdijk. Bij ons thuis, in Hollandscheveld, heeft niemand op een kleuterschool gezeten, voor zover ik weet. Er was geen gereformeerde kleuterschool in Hoogeveen, dat zal een reden zijn geweest. Maar op de boerderij en in de houthandel was er genoeg te spelen en te leren, dus de noodzaak was er ook niet. Mijn ouders vonden het wel goed zo denk ik. Na de zomervakantie van 1963 ben ik dus voor het eerst naar school gegaan. Veel kan ik me er niet van herinneren, wel dat ik één van de weinigen was die niet minstens een jaartje op een kleuterschool had gezeten. Bijna 7 was ik, een oktoberkind en daarmee een ‘late leerling’. Van knippen en plakken had ik nog nooit gehoord en met rechts en links had ik ook moeite.

Misschien is dat wel de reden dat ik me die strenge winter van 1963 nog zo goed kan herinneren. Ik was immers alle dagen thuis! Vaag weet ik iets over een Elfstedentocht en een man uit Ommen die won. We hadden geen TV, alleen een krant. De bergen sneeuw voor ons huis waren veel mooier en indrukwekkender. Zeker wanneer er ook nog eens een harde oostenwind woei. De Langedijk voor ons huis was compleet ingesneeuwd. De wind joeg de sneeuw op vanaf Hollandscheveld over de weilanden richting ons huis. Achter de struiken bleef alles liggen tot meer dan anderhalve meter hoogte. Geen bulldozer kwam er door. Er was er één blijven steken bij de boerderij van de familie Neutel. Op zondag baggerden we door de weilanden naar de kruising met Het Opgaande, waar meneer te Velde ons kwam ophalen voor de kerk. In de sneeuw kon je prachtige hutten bouwen, alhoewel je moest oppassen voor instortingsgevaar. Het heeft weken geduurd dat de weg weer begaanbaar was. Tot in maart lag er sneeuw en ijs. Op een morgen kwam er een grote optocht langs van paarden. Op mijn knieën zat ik op de bank voor het raam. Mijn twee jongere broertjes zullen meegekeken hebben. Woensdag 6 maart volgens de geschiedenisboekjes. De bereden politie trok over de Langedijk en ging door de weilanden naar Het Opgaande. Mijn ouders zullen precies geweten hebben wat er aan de hand was. Klaas Hartman, één van de Vrije Boeren, dat was het doel. Er was iets met het Landbouwschap en boer Koekoek. Wat snap je daar allemaal van als je zes bent? Klaas Hartman was een goede kennis van mijn vader. Wanneer mijn vader ziek was, kwam Klaas Hartman wel eens helpen met melken. Die woensdag werd hij uit zijn huis gezet en het weekend erna was er zelfs brand gesticht in de lege boerderij. Nog jaren bleef de ruïne van Hartmans huis een aanklacht tegen te veel overheidsbemoeienis. Over de ‘opstand der braven’ is later uitgebreid geschreven. Op internet is ook nog steeds een uitzending te vinden over deze roerige tijd. Vijftig jaar geleden dus, net als die bijzondere schaatstocht in januari. Trouwens met ‘boer Hendrik Koekoek’ hadden mijn ouders niet veel op, in de oorlog was hij namelijk niet helemaal zuiver geweest.

1963, het jaar dat ik voor het eerst naar school ging aan het Alteveer in Hoogeveen. Een gebouw uit de 19e eeuw met een heus kolenhok. In de klassen stonden grote kachels met een hek er om heen. Wij leerden nog schrijven met de kroontjespen. Over Martin Luther King zullen we het wel niet gehad hebben. Gereformeerden in die tijd hadden daar niet veel mee. Wel kan ik mij de laffe moord in dat najaar op John F. Kennedy herinneren. De beelden in de krant vergeet ik nooit meer. Een grote open Amerikaanse slee, waarbij je moest raden dat daar de doodgeschoten president in zat. Naar mijn idee hadden we opeens sympathie voor zijn ideeën. En dat alles vijftig jaar geleden. Waar herinneringen aan ingesneeuwd zijn al niet toe kunnen leiden. Want terwijl ik in 1963 voor het eerst naar school ging werd in Amsterdam gestart met gereformeerd onderwijs. Ook weer iets om dit jaar bij stil te staan. Mannenbroeders hebben in Amsterdam na jaren vergaderen het voor elkaar gekregen om hun droom te verwezenlijken. Gereformeerd onderwijs voor verbondskinderen. Niet zo lang geleden heeft de Koninklijke Bibliotheek alle kranten van voor 1995 digitaal beschikbaar gemaakt. Het Gereformeerd Gezinsblad van 9 september 1963 doet uitgebreid verslag van de opening van de dr. M.B. van ’t Veerschool. Boeiend om te lezen. Tegelijkertijd ook een waarschuwing om niet schouderophalend vijftig jaar geschiedenis te veronachtzamen. Hoe zal men immers over vijftig jaar terug kijken op onze hedendaagse bekrompen ideeën? 

Ursinus in Neustadt

Regelmatig schiet mij door het hoofd dat ik over één of ander een blog of blogje zou kunnen schrijven. Vanwege het tekort aan energie komt het er dan toch niet van. Ook al is het maar een enkeling die ik er mee vermoei of blij mee maak, het is ook gewoon leuk om te doen. Bijzonder vind ik wel dat er mensen zijn die ik totaal niet ken, gaan reageren op een blog van mijn hand (zie artikel over Jeffry Pondaag). Soms zijn er mensen die iets van je weten, waarvan je dan denkt, hoe weten ze dat? Dan blijkt dat ik toch iets los gelaten heb op het wereldwijde web. Op zo’n moment prijs ik de keus om niet op facebook of hyves te figureren.

Het eerste weekend van de Kerstvakantie zijn we op bezoek geweest bij vrienden in Duitsland. En passant konden we zo ook de Kerstmarkt in Deidesheim bezoeken. Kerststalletjes en braadworst gaan op zo’n markt hand in hand, maar ook wijn uit de Palz, gepofte kastanjes en een weeë geur van glühwein. Deidesheim ligt midden in de Deutsche Weinstraße, dè wijnstreek in de Palz (palz komt van palast [=paleis]). Opvallend is dat de bevolking, zeker in de Palz, op een heel andere manier omgaat met Kerst dan het geseculariseerde Nederland. De vierde Adventszondag zijn we ’s middags mee geweest naar een bijzondere dienst in Speyer. De Gedächtniskirche zat vrijwel vol. Een koor zong afwisselend kerstliederen met een kinderkoor. Indrukwekkend en een mooie gelegenheid voor niet kerkelijken om het evangelie van Gods Zoon te horen klinken. Onze vriendin zong mee en de zoon van onze vrienden mocht zelfs een lied dirigeren. Bij de ingang van de kerk staat een groot standbeeld van de reformator Maarten Luther. Ook iets wat je in Nederland bij protestantse kerken niet tegen zult komen. Het houdt in ieder geval de geschiedenis wel levend. Of Luther zelf nu blij zou zijn met zo’n groot beeld… Hij vertrapt zinnebeeldig de pauselijke banbul, en houdt een open Bijbel in de hand. In de mozaïekvloer zijn de woorden “Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij. Amen!” ingelegd. En in het voorportaal, waar het standbeeld van Luther uitkijkt over het kerkplein staan zes kleinere beelden van vorsten die in opstand kwamen tegen Karel V in 1529. Vanwege deze opstand is het dan ook Gedächtniskirche. Ook hangen er nog wapenschilden van vrije steden, die het protest mee ondertekenden. Een compleet kerkgeschiedenisboek dus. Op de ochtend van de Heiligabend, liepen we in Neustadt te winkelen. In de boekhandel lag prominent een boekje te koop over Ursinus. Het was dan wel bij de afdeling streekliteratuur, maar ook op de afdeling religie was het te vinden. 2013 wordt het jaar van de herdenking rond 450 jaar Heidelbergse Catechismus. Ursinus zou waarschijnlijk wel flink geprotesteerd hebben tegen al die beelden bij de Gedächtniskirche. Hij had van Calvijn geleerd; geen beeldenverering. Nadat hij in Heidelberg de Catechismus had gemaakt kreeg hij veel kritiek van de Lutheranen. Later moesten zelfs alle niet-Lutheranen Heidelberg verlaten. De broer van keurvorst Friedrich, Johann Casimir haalde Ursinus naar Neustadt. Vandaar dat het boekje “Ursinus erzählt” prominent in de boekhandels ligt. In ons land zal er ook zeker van alles gedaan worden om de HC ter herdenken. Helaas verdwijnt heden ten dage, de HC heel snel uit het vizier. Daarom pleit ik voor een mooie hertaalde HC eventueel aangevuld met vragen die in onze tijd spelen rond de geloofsleer. Een mooie boekje alleen is niet genoeg, laten er ook vormen gevonden worden om de leer van de kerk, in de gemeente bespreekbaar en bepreekbaar te maken.

… veel lezen mat het lichaam af …

In mijn exemplaar van ‘Reis door de nacht’ staat 29 me1 1971. Het was niet mijn eerste boek, maar wel het boek wat ik het meest heb herlezen. “Reis door de nacht’ werd in ieder geval een boek wat mij de liefde voor het lezen bijbracht. Of het beeld van de Tweede Oorlog daardoor op een bepaalde manier werd gevormd, ik denk van wel. Later heb ik echter wel zoveel tegengif gelezen, dat daardoor mijn beeld reëel genoeg is. Nog steeds kunnen boeken mij mateloos boeien. Zeker wanneer Wereldoorlog I of II het toneel bepaalt. Het gaat vooral boeien wanneer mensen hun positie ten opzichte van goed en kwaad moeten gaan bepalen. Oorlog is niet alleen maar zwart of wit, dat leer je in ieder geval door het lezen van veel boeken.

In september schreef ik een blog over onze vakantie in Frankrijk en de vele monumenten die ik daar fotografeerde. Bij het lezen van ‘Post voor mevrouw Bromley’ van de Belgische schrijver Stefan Brijs moest ik daar vaak aan denken. Voor de zomervakantie had ik van dezelfde schrijver ‘De engelenmaker’ gelezen. Een meeslepende roman over een dokter die ontdekt hoe hij mensen kan klonen. In ‘Post voor mevrouw Bromley’ start het verhaal in arme wijk van Londen. Wanneer Groot-Brittannië zijn leger naar Frankrijk en België stuurt, komen steeds meer jonge mannen onder druk te staan om ook dienst te nemen in het leger. Het tweede deel speelt zich dan ook af in de loopgraven. Op zijn website (http://www.stefanbrijs.be) legt de schrijver uit wat hem dreef tot het schrijven van deze roman. In een kort filmpje laat hij de overblijfselen van loopgraven en bomkraters zien. Aanbevelenswaardig om zelf ook eens naar Ieper (België) te gaan. Daar is in het het herbouwde stadhuis een groot museum ingericht over WOI en net zo indrukwekkend is de Menenpoort met namen van gesneuvelde soldaten. En elke dag wordt daar om om acht uur ’s avonds nog de Last Post gespeeld als herinnering aan de tienduizenden gesneuvelde soldaten. Om te weten wat het deed met soldaten en de families van de soldaten is het goed om “Post voor mevrouw Bromley’ te lezen.

Tot slot een aanrader. De Britse auteur Pilip Kerr heeft inmiddels een flinke serie politieromans geschreven over Bernie Gunther. Zij geven een formidabel goed inzicht in de opkomst van het fascisme in Duitsland. Maar ook de nasleep van de oorlog komt aan de orde en natuurlijk de houding van de politie-inspecteur met betrekking tot goed en kwaad.

om over na te denken

De vakantie ligt al weer een paar weken achter ons. In Frankrijk werden we gelukkig niet gestoord met overdonderende verkiezingsretoriek. We hebben genoten van de rust, stilte, natuur; het was echt vakantie. ’s Avonds genoten we in de Provence van een koel windje, een prachtige sterrenhemel en in de verte het geluid van cigale en uil. Eén van de mooiste boeken die ik in de schaduw heb gelezen was HET WINTERPALEIS van John Boyne. In deze zeer indringende roman komt uitgebreid de aanloop van WOII en alle daarbij behorende ellende aan de orde. In Nederland hielden we ons aan het begin

monument midden tussen de weilanden bij St Jean-les-Apt (Provence)

van de vorige eeuw afzijdig; neutraal. Maar in de rest van Europa voltrok zich een verschrikkelijke strijd.

Zeker in Frankrijk. In elk dorp, elke stad, vind je dan ook monumenten die daar aan herinneren. Grote monumenten, vaak in de nabijheid van de mairie (gemeentehuis); een stoere soldaat, een pilaar. In onze ogen vaak nogal bombastisch. Op het monument zijn vaak plaquettes bevestigd met daarop de namen van de soldaten die in de Grote Oorlog zijn gesneuveld. Elk dorp en elke stad eerde daarmee indertijd zijn zonen; gestorven

monument in Lormes (Bourgogne)

voor het vaderland. Ik vind het bijzonder hoe een land zo zijn gesneuvelde soldaten zo voort laat leven. Wanneer je bij zo’n monument stilstaat, er eens om heen loopt, kom je onder de indruk. Bij veel namen staat ook het jaar van geboorte en het jaar waarin de soldaat sneuvelde. Het zijn allemaal jonge mannen geweest. Midden in een boerendorp sond een groot monument met ruim 60 namen. Dat betekent dat er 1918 in een boerensamenleving heel veel zonen waren weggevallen. Dat moet een ramp zijn geweest voor zo’n gebied. Helaas stopte het niet. In 1940 werd Frankrijk opnieuw aangevallen, tegelijk met Nederland. Op veel monumenten zijn in 1945 plaquettes bijgeplaatst. Weer waren soldaten gesneuveld voor de vrijheid van hun land. Opvallend kleinere rijen namen. In Frankrijk zijn in WOII veel minder soldaten gesneuveld. Soms kwam ik op een monument ook nog namen tegen van soldaten die waren gesneuveld in Algerije en Indo-China. Daarmee is zo’n monument gelijk een geschiedenisboek. Zo kan een vakantie heel ontspannen zijn. Maar ook leerzaam en tot nadenken stemmend. Met het oog op de verkiezingen valt er zeker wat te zeggen over Europa en wat ons dat na WOII heeft opgeleverd in positieve zin. Maar het laat ook zien dat de ‘mens geneigd is tot alle kwaad’. Die realiteit wordt echter door veel Nederlandse politici volledig uit het oog verloren.

waanzee

Op de uitverkooptafel in onze bibliotheek zag ik een boek van David Grossman liggen. Aangezien we op de leesclub een boek van hem hadden behandeld, was ik geintresseerd. Ik vond nog een Grossman en vervolgens ook ‘Waanzee’. Van dit boek had ik gezien dat het in de canon van de christelijke literatuur staat. Ook had ik er wel iets over gelezen in het ND. Met een fietstas vol boeken keerde ik huiswaarts. Vijftig eurocent per afgeschreven boek. Dat wordt ook in de vakantie genieten.

Waanzee intrigeerde me. Gelijk zondag opengeslagen. Het verhaal gaat over een Katwijkse (in het boek Zeewijkse) logger die tijdens WOI gaat vissen op de Noordzee. Hoofdpersoon Arend is een zeer bevindelijke matroos, die steeds meer gaat beseffen dat God hem in dromen verschijnt en waarheden in zijn hart legt. Er wordt door de schrijver Robert Haasnoot ruimschoots geciteerd uit de Heilige Schrift, met name de Psalmen en ook uit Smytegelt. De matroos Arend en zijn ‘volgelingen’ worden zeer levend neergezet. Overtuigende karakters, ondanks hun godsdienstwaanzin. Uiteindelijk  leidt de ‘gekte’ van Arend tot schokkende gebeurtenissen. Een pakkend verhaal dat je tot en met de laatste bladzijde in de greep houdt. Ondertussen leer je begrijpen waar ver doorgevoerde bevindelijkheid toe kan leiden.

kameraad baron

Vorig jaar verscheen van Jaap Scholten ‘Kameraad baron’. Ik had hem een paar gezien in een VPRO documentaire over Hongarije en Roemenië. November vorig jaar kocht ik de 7e druk. Het boek liep dus goed. Scholten schreef een documentaire over, zoals voor op het boek staat in de ondertitel; “een reis door de verdwijnende wereld van de Transsylvanische aristocratie”. Een boeiend verslag van gesprekken, reizen, feesten en persoonlijke indrukken. Scholten woont al jaren in Hongarije en heeft ook een Hongaarse vrouw. Zij is van aristocratische afkomst. Het communistische bewind heeft na WOII geprobeerd de complete aristocratie uit te roeien. Ze werden verdreven  uit hun huizen. Kwamen terecht in werkkampen, krotten, en velen overleefden het niet. Ook vluchtten duizenden naar het vrije westen. Dat alles heeft er toe geleid dat een complete laag als het ware uit de hele bevolkingsopbouw is weggesneden. Er is nog een klein gedeelte over en hun verhalen staan in ‘kameraad baron’. Boeiend, aangrijpend en soms ook verdrietig makend. Een boek om eens rustig lezen. Een paar citaten:

Zsigmond Mikes (1977) vertelt over de veranderingen in zijn Roemenië en eindigt dan aldus: “Het Transsylvanië van mijn grootmoeder bestaat niet meer. Die atmosfeer, die traditie, waarden en multi-etnische samenstelling bestaan niet meer. Ik ben bang dat hier dezelfde mens zal ontstaan als in Hongarije, en dat er daarom geen beter leven te verwachten is. Ook hier laten steeds meer mensen zich door materialisme leiden en hebben ze minder tijd voor elkaar, en wordt er meer en meer tijd besteed aan geld verdienen. In de dorpen zijn er gelukkig nog mensen die tijd hebben. De mens moet het middelpunt van het leven zijn. Ik wil omringd zijn door mensen die tijd hebben. Als men geen tijd heeft voor zinloze zaken, zal het niet beter zijn in Tokyo of New York.” (p. 363)

Ongetwijfeld kleefden er nadelen aan het semifeodale systeem – dat de kansen je te ontwikkelen en vooruit te komen in het leven ongelijk waren verdeeld bijvoorbeeld, een systeem dat in het nepotistische Oost-Europa overigens min of meer ongewijzigd in stand is gehouden -, maar het diepgewortelde besef dat men vóór alles een rentmeester diende te zijn leefde en is met de komst van het communisme verloren gegaan. Met de verdwijning van de aristocratie is de wereld kortademiger geworden. (Jaap Scholten op p. 375)

 

een insigne? nee toch!

Al van jongs af aan heb ik sympathie voor de Molukse zaak. Ik heb daar eerder over geschreven.  In Hoogeveen woonden veel Ambonezen, zoals trouwens in meer Drentse plaatsen. De treinkapingen bij Wijster en De Punt heb ik van nabij meegemaakt in de jaren 70 van de vorige eeuw. (december 75 en mei 77) Een paar weken geleden was er sprake van dat de minister van defensie alsnog de soldaten die hebben meegedaan om de trein in 1977 te ontzetten, nu nog te onderscheiden met een insigne. Inmiddels de zoveelste misser van minister Hillen. Het getuigt naar mijn idee van geen enkel respect voor de gevoelens van de in Nederland wonende Molukkers. Natuurlijk moest er destijds een oplossing geforceerd worden. Maar achteraf zijn er vele vraagtekens gezet bij de wijze waarop dit gebeurde. De treinkapers zijn koelbloedig “geofferd”, waarbij ook 2 gegijzelden het leven lieten. Ook al moest er toen iets gebeuren om de gijzelaars te ontzetten, het is redelijk gevoelloos om de betreffende militairen na zoveel jaren nog te onderscheiden. In de pers is indertijd veel geschreven over de goede afloop, maar hoe de Molukse kapers in feite werden afgeknald, dat bleef toch buiten beeld.

Al met al, is door de jaren heen de zaak van de Molukkers eigenlijk nog nooit goed op de politieke agenda komen te staan. Het zou de minister van defensie sieren wanneer hij zich daar vanuit zijn CDA achtergrond druk over zou maken. Ondanks de crisis in Europa, zou het mooi zijn wanneer in een nieuwe kabinetsperiode partijen zich buigen over het koloniale verleden en de onbetaalde rekeningen uit die periode. Een aantal rekeningen mogen heus wel een keer betaald worden!

weg uit Kampen?…. welkom in Amsterdam!

Anderhalf jaar geleden filosofeerde prof. Ad de Bruijne van de Theologische Universiteit in Kampen in een Reformatie-hoofdartikel over een eventuele verhuizing van zijn universiteit. Weg uit Kampen, de wijde wereld in. Waarschijnlijk was dat een opmaat voor de huidige plannen, die via een persbericht werden verspreid. Toen vond ik het al een verfrissende gedachtegang. Afgelopen week werd ik helemaal blij van het feit dat er echt verder over doorgedacht is. De synode van de GKV wordt dan ook gevraagd om verder onderzoek te doen. Er blijkt zelfs een keuze te kunnen worden gemaakt uit Groningen, Amsterdam en eventueel Utrecht.

Naast allerlei andere overwegingen die je bij dit voorstel kunt hebben, wil ik graag een lans breken voor Amsterdam als eventuele nieuwe vestigingsplaats. Dat zeg ik niet alleen als inwoner van één van de voorsteden van Amsterdam, maar ook als christen die lid is van een gereformeerde kerk in Amsterdam. En zonder al te veel gekheid, er zijn echt heel veel redenen voor te bedenken. Voor de vuist weg een aantal, in willekeurige volgorde:

  • Amsterdam is de hoofdstad van Nederland en zeer goed bereikbaar en ook vanuit de hele wereld zeer goed aan te vliegen.
  • Er zijn in Amsterdam goede partners in UvA en VU te vinden. Studenten kunnen daar bv. bijvakken studeren of ook vervolgstudies doen. Over een eventuele samenwerking zal zeker nog meer worden geschreven en nagedacht.
  • Amsterdam heeft voor studenten veel te bieden aan een breed scala van culturele uitingen; musea, theaters enzovoort! (tegen de tijd dat er daadwerkelijk gaat worden verhuisd, zijn alle grote musea wel weer open)
  • Ook een reden is dat Amsterdam heden ten dage nog maar 3% serieuze kerkgangers heeft. Het zal een geweldige stimulans zijn voor de meer dan 200 kleine christelijke gemeenten in Amsterdam wanneer een gereformeerde, bijbelgetrouwe universiteit zijn tenten zou opslaan in Amsterdam.
  • Voor het samenwerkingsverband van de kleine gereformeerde kerken in de hoofdstad (Amsterdam In Beweging) zou het eveneens een geweldige opsteker zijn.
  • Zeker onder gereformeerden is er sinds de jaren 60 van de vorige eeuw een trek de stad uit geweest. Dit zou weer een tegenbeweging op gang kunnen brengen.
  • Studenten kunnen wanneer ze gestudeerd hebben in Amsterdam zich nooit meer een wereldvreemde houding aanmeten.
  • Er zijn in een stad als Amsterdam voor studenten mogelijkheden te over voor bijbaantjes, die gelijk kunnen dienen als maatschappelijke stages.
  • Daarnaast kunnen studenten, wanneer ze zich daadwerkelijk vestigen in Amsterdam, er niet om heen de kerkelijke gemeenten met hun aanwezigheid te versterken.
  • Huisvesting voor de TU moet geen enkel probleem zijn. Vanwege de economische crisis staan er zoveel kantoorgebouwen leeg, dat je je daar nu al op zou kunnen oriënteren.

Er zijn vast nog wel meer redenen te bedenken. Ik hoop in ieder geval dat in de kerken (GKV) er een serieuze discussie over gaat ontstaan.