‘Uut de tied ekoomm….’ in memoriam oudste broer 1944 – 2025

Vorige week hebben we ‘oudste broer’ begraven. Opeens was het afgelopen, de gevolgen van een epileptisch insult als gevolg van een beroerte, werden hem fataal. Naar de mens gesproken, was het goed zo. Hij leefde steeds meer in het verleden, maar het heden haalde hem toch in. Tachtig jaar geworden.
“Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.” In dat vertrouwen ging onze oudste broer, zonder het zelf waarschijnlijk te beseffen, naar zijn hemelse Heer.
Verschillende keren heb ik er de laatste blogs wat over geschreven. Zijn alleen wonen in het voorheen ouderlijke huis, het verdwalen in vroeger en ook het afscheid moeten nemen van het vertrouwde. Ad en ik verschilden twaalf jaar, op één dag na; een generatie. Ad hoorde bij de babyboomers, alhoewel hij dat zelf nooit zo genoemd zou hebben. Een hardwerkende generatie, trouwe werknemers en gehecht aan stabiliteit en gewoontes. Achteraf zal dat in onze omgang onbewust misschien hebben meegespeeld, geboren in 1956 ben ik dus van de generatie X en dus behoorlijk gesteld op mijn onafhankelijkheid.
Ondanks dat we in een heel verschillende tijd opgroeiden, waren we wel deel van hetzelfde grote gezin. We aten uit dezelfde pan sperziebonen, karnemelkse pap en rijst met bruine suiker. Ad, geboren in de Tweede Wereldoorlog, zonder daar herinneringen aan te hebben was de tweede in het gezin. Zus Lies (1943 – 1976) was een jaar ouder. Terugdenkend vraag je je af hoe dat allemaal kon in die dagen. Va en moe trouwden in de oorlog, gaan dan inwonen bij hun ouders, mijn opa Fake en opoe Liebigje, en er waren ook nog twee onderduikers en de inwonende broer Harm.

Onze ouders gingen mee met de Vrijmaking in 1944 (een afscheiding van de Gereformeerde Kerk). Ik weet niet anders dan dat we op zondag naar de Schutstraat fietsten en daar kerkten in de voormalige synagoge. Meester Veldman, meester van klas 6 van de lagere school, zag daar een profetie in. In Genesis 9: 27 staat immers, dat Jafeth zal wonen in Sems tenten. Achteraf gezien een toch wel wat lugubere vergelijking. Joden zijn afstammelingen van Sem en wij Europeanen zouden afstammelingen van Jafeth zijn. De vrijgemaakten kerkten in een voormalige synagoge, vandaar. Vrijwel alle Joodse inwoners van Hoogeveen (op het gedenkteken bij de Joodse begraafplaats staan 165 namen), werden vermoord in de Duitse vernietigingskampen. Boer Flokstra verborg een aantal Joden onder zijn hooiberg en kon daarom later bemiddelen bij de aankoop van de synagoge. Maar of daarmee nu Genesis 9 in vervulling ging….?
Om eerlijk te zijn, we zijn wel opgegroeid in een ‘vrijgemaakte’ bubbel. We gingen als vrijgemaakten natuurlijk naar de vrijgemaakte school aan het Haagje. Ad is zelfs, samen met onze zus en twee broers een aantal jaren in Assen naar school gegaan, alles voor het gereformeerde onderwijs. En klas 6 mocht hij zelfs twee keer doen, anders kwamen ze, op de in Hoogeveen gestarte gereformeerde school niet aan genoeg leerlingen. We zaten op de knapenvereniging van de kerk en later de jongelingsvereniging, alle broers doorliepen dat ‘leertraject’ en zussen trouwens ook, maar dan op de meisjesverenigingen. En één keer per jaar togen we naar Kampen om ons te laven aan orgelspel en doorwrochte toespraken.
Op de Lagere Technische School, daarvan had je nog geen vrijgemaakte versie, leerde Ad sleutelen aan auto’s, het werd zijn lust en zijn leven. Toen hij werd opgeroepen voor militaire dienst hadden auto’s natuurlijk zijn voorkeur. Net als ooit met de bokkenwagen, werd het sturen en repareren zijn ding. Die bokkenwagen was overigens best bijzonder, va moet daar best veel tijd in hebben gestoken. Bok ‘Arnoldus’ had een echt tuig en een inspan. Ad was de baas en liet de teugels niet vieren. Ik kan me er niet veel van herinneren, maar de ouderen in ons gezin spraken met respect over de bokkenwagen en zijn bestuurder.

Eenmaal in de zaak bij va, was Ad dan ook degene die bestellingen rondbracht. In eerste instantie met een Opel-bestelauto en later met een vrachtwagen, dan was hij echt in zijn element. Uiteindelijk nam hij ook het bedrijf over en werd het ‘firma R. Wimmenhove & zoon’. Ad ging met zijn Diny en het groeiende gezin bij het bedrijf wonen en va en moe verhuisden naar 24a, een prachtige nieuwbouwwoning. De houthandel was een begrip in Hollandscheveld en omstreken, totdat de doe-het-zelver goedkoper terecht kon bij Gamma, Praxis of Hubo en uiteindelijk ook geen zin meer had in klussen. De ‘bouwvakvakantie’ werd een echte vakantie en houthandel Wimmenhove werd een speciaalzaak voor de liefhebber. Geen van Ad zijn zonen had er oren naar om het bedrijf voort te zetten en zo is er weer een kleine middenstander verdwenen.
Gelukkig rukte Hoogeveen niet zover op, dat zijn uitzicht verdween. De boom en het torentje van de Hervormde kerk in Hollandscheveld waren vaste punten. Mooi dat hij ook van die kerk uit werd begraven en van waaruit we lopend over de Otto Zomerweg en de Kerkhoflaan naar de begraafplaats konden lopen.
Een generatie verschil, twaalf jaar. In grote gezinnen was dat heel gewoon, maar het zorgde er ook voor dat je wel in hetzelfde gezin opgroeide, maar elkaar niet echt wezenlijk kende. Met mijn oudste zus had ik wel een soort zielsverwantschap, ook al verschilden we 13 jaar. Toen zij kinderen kreeg met Piet en ik wel eens mocht oppassen in Hoogkerk, kwamen er echte gesprekken. Ooit had ze mij geholpen bij het leren van de eerste psalmversjes. Lies lag toen herstellend van een zware hersenschudding in de zijkamer, waar Ad later zijn keuken had. Zo verschillend kan het dus zijn en bij het sterven van oudste broer Ad komen al dat soort herinneringen weer boven.
PS Met dank aan broer Henk voor het scannen van de oude familiefoto’s.