Categorie: Amsterdam

Heilshistorisch preken en een gemiste kans…

Er liep een klas kinderen naar de gymzaal. Eén van de meisjes stootte een klasgenootje aan; “Kijk dit is de kamer van de dokter….” Vanuit mijn kantoor hoorde ik het aan. Ik wist als directeur van de school zeker wel wie dr. M.B. van ’t Veer was, moest het ook steeds vaker uitleggen aan ouders die hun kind aanmelden op de gereformeerde basisschool in Amsterdam-West. Begin zestiger jaren was de school gestart en in navolging van veel andere gereformeerde scholen kreeg het de naam van een theoloog die een belangrijke rol had gespeeld in de geschiedenis van de gereformeerde kerken (vrijgemaakt). Dr. M. B. van ’t Veer was dan wel niet officieel een ‘vrijgemaakte’ theoloog, maar officieus werd hij ingelijfd. Op 17 augustus 1944 stierf, 40 jaar oud, de Amsterdamse predikant, voordat hij daadwerkelijk kon kiezen (of gedwongen werd tot) voor ‘vrijmaking’. Omdat de naam van de school zoveel vragen opriep en nogal onpraktisch was werd in 2006  besloten om de naam van de school te veranderen in ‘Veerkracht’.

Vorig najaar verscheen er een biografie over theoloog en predikant Mars van ’t Veer. De ondertitel is mooi gevonden, “Vernieuwend gereformeerd prediker en evenwichtig pastor in een bezeten tijd”. Dr. Harm Veldman, oud-geschiedenisleraar heeft al veel meer over kerkgeschiedenis onderwerpen geschreven en nu dus een biografie over dr. M.B. van ’t Veer.
Mars is geboren in 1904 in Rotterdam, maar zijn ouders verhuisden al snel naar het Zuid-Bevelandse Kapelle, onder de rook van Goes, waar ze ook opgegroeid waren. Al jong vertrok Mars naar het Kamper gymnasium om daarna naar de Theologische Hogeschool te kunnen. In 1931 startte de jonge dominee in het Brabantse Zevenbergen, om in 1936 te vetrekken naar de gereformeerde kerk van Groningen. En in maart 1941 kwam dominee van ’t Veer naar de Funenkerk[1] in Amsterdam. Ruim een jaar later, juli 1942, promoveerde van ’t Veer aan de Vrije Universiteit.
Zijn dissertatie stond jarenlang in de boekenkast van de dr. M.B. van ’t Veerschool[2]. Voorin stond een opdracht van mevrouw van ’t Veer, zij schonk het boekwerk aan de school bij de opening in 1963. Ernaast stond het kloeke ‘Mijn God is Jaweh’[3]. Deze bijbelstudie is een mooi voorbeeld van wat in die tijd ‘heilshistorisch preken’ werd genoemd. De Kamper hoogleraar K. Schilder was de ‘uitvinder’ van deze methode. Veldman gebruikt de volgende definitie voor ‘heilshistorisch preken’ (pg 89); “De Bijbel is het heilig geschrift van God dat geschreven is door mensen die God inschakelde om de heilsweg met Zijn volk in het licht te stellen. Hierdoor is de Bijbel een eenheid. En niet een collectie van losse tekstgedeelten die afzonderlijk literair-kritisch moeten worden behandeld.” In mijn boekenkast heb ik “Van Den Dienst Des Woords” staan (uitgave in 1944). Een bundel doorwrochte artikelen over ‘de prediking naar gereformeerde belijdenis’. Van dr. M.B. van ’t Veer staat er een uitgebreide studie in onder de titel: “Christologische prediking over de historische stof van het oude testament.” Van ’t Veer gebruikt hierin naast de term ‘heilshistorisch’ ook de term ‘christologisch’ en ook het begrip ‘verbondsgeschiedenis’ krijgt een centrale plaats. De ‘nieuwe’ manier van preken is een reactie op psychologisering in preken en een exemplarische aanpak van bijbelverhalen.  Ik herlas de laatste preek die van ’t Veer hield op 13 augustus 1944. De preek is na de dood van ’t Veer uitgegeven[4] en gaat over Elia bij de berg Horeb. Een prachtig voorbeeld van de ‘nieuwe’ benadering. Na een fikse hertaling zou de preek nog best gehouden kunnen worden vanaf een gereformeerde preekstoel.

Een flink gedeelte van de biografie gaat over die heilshistorische prediking en ook de dissertatie van van ’t Veer. Die dissertatie draagt als titel “Cathechese en catechetische stof bij Calvijn” en van ’t Veer promoveerde er in 1942 op. Daarnaast krijgt ook de rol van van ’t Veer in de aanloop naar de scheuring in de Gereformeerde Kerken (de Vrijmaking) uitgebreid aandacht. Alleen al omdat ik jarenlang op de dr. M.B. van ’t Veerschool heb gewerkt heb ik Veldmans boek met interesse gelezen. En voor hen die meer willen weten over de aanloop naar de gebeurtenissen in 1944 is het misschien ook wel een interessante aanvulling. De invloed van van ’t Veer via zijn publicaties  is er zeker geweest. Zijn dissertatie werd gebruikt bij colleges op de ‘vrijgemaakte’ hogeschool in Kampen en de uitgebreide studie over de profeet Elia werd in 1980, veertig jaar na de eerste druk, vertaald in het Engels voor het gereformeerde nageslacht in de VS en Canada.

Toch vind ik deze biografie wel een beetje een gemiste kans. Naast alle boeiende kerkgeschiedenis krijg ik in geen beeld van wie dr. Van ’t Veer nu eigenlijk was. Ik ken zijn foto[5], die hing in de hal van de school en is daar na de naamsverandering ook nog lang blijven hangen. Een indringende blik van een ouder uitziende man dan hij in werkelijkheid was op dat moment.
Toch krijg ik niet echt een beeld van deze dominee. Was er nergens een verslag of een In Memoriam te vinden met iets persoonlijks? Hoe was hij als voorzitter in een kerkenraadsvergadering? Was hij bevriend met sommige collega’s? Hoe was hij als voorzitter van de Bond van Gereformeerde Mannenverenigingen? Hoe reageerden kerkgangers op zijn preken, was het een geliefd preker? Toen van ’t Veer in Amsterdam kwam, hadden de Gereformeerde Kerken in de hoofdstad ongeveer 25.000 leden en 17 predikanten. Soms zaten kerken bomvol wanneer een bepaalde dominee voorging, hoe zat dat bij van ’t Veer? Waar lagen de zwaartepunten in zijn prediking? Veldman vertelt dat dominee van ’t Veer nauwkeurig bijhield waar hij over preekte. Je zou dus vrij gemakkelijk een bestandje kunnen produceren met een overzicht. De drie kinderen, de jongste werd bijna een half jaar later geboren na het plotselinge overlijden van zijn vader, zullen ongetwijfeld verhalen van hun moeder hebben meegekregen, jammer genoeg ontbreekt deze insteek. Veldman meldt wel dat hij de jongste zoon heeft gesproken.

Bovenstaande alinea zette mij aan het speuren. Ik herinnerde mij de bijna tachtigjarige mevrouw Pesman, die vorig najaar op een woensdagmorgen met haar kleinzoon binnenliep in de Oosterparkkerk. Opgegroeid in de Watergraafsmeer kon ze zich het grote huis van familie van ’t Veer aan de Tweede Oosterparkstraat nog goed herinneren. Met de meisjesvereniging gingen ze één per jaar op bezoek bij mevrouw van ’t Veer. De herinnering aan dat gesprek zette mij op het goede spoor en ik haalde daarom het boek met de verzamelde dagboekaantekeningen van Daan van Driel[6] uit de boekenkast. Het boek bevat ook een CD met alle aantekeningen van broeder van Driel. Al gauw vond ik zijn korte opmerkingen met betrekking tot dr. M.B. van ’t Veer. Omdat ze een mooie inkijk geven in de gebeurtenissen midden in de Tweede Wereldoorlog en vertellen over van ’t Veer, neem ik een aantal fragmenten over.

Juni 1942, van Driel woont de promotie van dominee van ’t Veer bij:
Ik was bij de promotie van Dr. M.B. van ’t Veer tot doctor in de theologie. Zijn proefschrift ging over Calvijn. Het was een bekroning van arbeid, zelfs met cum laude. Het meemaken van deze bevordering tot hogere rang was de eerste keer in mijn leven. In de Militia Christi zag ik een van de officieren bevorderd worden. Ik zag de uniformen van de professoren in hun deftig wit en zwart, de strakke distinctie van het tafereel met de verdediger van zijn proefschrift achter de katheder en aan weerszijden de onbeweeglijk staande paranimfen. Het was een aanblik van bijna militaire discipline, maar vreedzaam. Hier werden geestelijk de degens gekruist. De kracht en het geweld was hier die van het zwaard des Geestes, Gods Woord. Het verstand verdedigde en viel aan. Het was prachtig hierin mee te leven. Hier gebeurde wat belangrijks.”

Ook in 1942, waarschijnlijk augustus[7]
“Deze week werden veel Joden weggevoerd. Wat je ziet en hoort zo vlak om ons heen verschrikt je. Het vaart als een donkere schim, als een vertwijfelde vraag door je heen. Hoe kan dat? Uit de kerkenraad naar huis fietsend, had ik een oponthoud. Plotseling stond ik ingesloten tussen geüniformeerde politiemannen, Hollandse en Duitse. Alleen op vertoon van mijn legitimatiebewijs lieten ze me door. Aan de kant van de weg stonden de wagens waarin mensen opgeborgen werden. Ze werden maar zo in de stille avond uit hun huizen gehaald. Ik zag hen gelaten in een trieste rij het trottoir vullen. Met machteloze stomheid zich voegend naar commando’s van sterkeren en machtigeren dan zij werden ze weg gevoerd. Het was een trieste levensstoet van uitgestoten stermensen. Wat haakt zoiets in je gedachten. Hoe schrikwekkend dichtbij zie je dan gebeuren wat ik in m’n bangste dromen voor onmogelijk hield. Hoe scheuren deze dingen als rauwe kreten door mijn ziel. En meer wolken stapelen zich op.

Nu weer in de gevangenneming van onze dr. M.B. van ’t Veer. Hoe stijgen de gebeden in onze kerken op tot God. Hoe smeekt onze neergebogen ziel om uitkomst. “Here, denk aan Uw ontferming over deze wereld. Er zijn zeeën van leed.”

Een aantal weken later
Een andere slag in het gezicht van de kerk was het ontrukken aan zijn taak van een van onze meest begaafde predikanten; dr. Van ’t Veer werd gevangen gezet. Maar als door een wonder sprak hij na vier weken gevangenschap voor onze mannenvereniging over Het Geloof. Dit waren niet maar zo wat theologische spitsvondigheden. We hoorden het levende leven uit de mond van de man die pas uit de cel ontkomen was.”

1944
“In april 1944 is de schorsing voor drie maanden van prof. dr. K. Schilder als emeritus predikant en hoogleraar in Kampen een feit. Wat is dit een spannende tijd in ons kerkelijk leven. Dr. M.B. van ’t Veer staat als bezwaarde broeder tegen de besluiten der Generale Synode naast prof. Schilder. Toen hij met Goede Vrijdag en eerste Paasdag hier in de stad preekte – zij het buiten onze wijk – kon ik niet nalaten hem te gaan horen.”

“Aangrijpend was de laatstgehouden preek van ds. Van ’t Veer. Die sprak van de breuk die nu in onze kerken een feit geworden is door de laatste beslissingen der Synode: “Een deel van de gereformeerde predikanten looft en dankt God voor de vastberadenheid van de Synode en andere voorgangers spreken van de zondige beslissingen van diezelfde synode.” De kerk, het veiligste van ons leven, ’s Heren huis op aarde, staat te wankelen.”

“Toen ik vanavond thuis kwam uit Krommenie waar ik aan de tweede pose van het portret van de oude heer De Jong schilderde, hoorde ik van Krien[8] het ontstellende nieuws dat ds. Van ’t Veer vandaag plotseling overleden is. Hij moet maar weinige uren ziek geweest zijn. Die prediker was mij zo lief geworden. Ik hoorde pas nog zijn prediking in de Funenkerk. Deze dominee was waarschijnlijk openlijk met zijn aanklacht voor de dag gekomen tegen het gepleegde onrecht in onze kerken. Vanavond misschien had de kerkenraad de ban over hem uitgesproken. “In plaats van afgezet van zijn ambt, nu plotseling overgezet in de hemel.” Misschien was het lichaam door al de doorgestane emoties van de laatste tijd tot in de vezelen vermoeid. Die man was ons een leidsman. Een tedere en oprechte en eerlijk overtuigde leidsman. Een en al actie, een en al leven.”

Ik heb prof. Schilder gehoord in het Concertgebouw[9] tijdens een vergadering ter voorlichting van het gereformeerde volk over de kerkelijke strijd. In spoedvergadering wekten de predikanten unaniem alle ambtsdragers op om niet naar deze vergadering te gaan: Doe niet mee aan deze onkerkelijke en verkeerde actie! Ik moet wat doen. Een brief aan de kerkenraad schrijven. Positie kiezen. Als ik me in mijn oordelen en spreken stel tegenover de Synode, dus aan de zijde der bezwaarden, moet ik me tegenover mijn kerkenraad verantwoorden. In onze plaatselijke kerk is het, in tegenstelling tot andere plaatsen als bijvoorbeeld Rotterdam, nog niet tot een openlijke breuk gekomen. Was dominee Van ’t Veer blijven leven, dan was dat waarschijnlijk wel al het geval geweest. Na zijn sterven is nog een harde slag gevallen. De gemeente van Amsterdam moest weer in de rouw om het overlijden van haar oudste predikant, ds. Ferwerda. Ook dit was een plotseling sterven, nog plotselinger en ontstellender. Als de berichten daarover juist zijn (het is pas gisteren gebeurd), trof hem (wreed van zijn bed gelicht) een uur daarna de kogel.”  (meer info op site Geref.kerken.info / 12.9.1944)

Van Driel laat mooi zien wat de preken van dr. M.B. van ’t Veer met hem deden. Ze raakten zijn hart en hij bewonderde de manier waarop van ’t Veer zich opstelde in de kerkelijke perikelen. Van Driel was een jonge kunst en reclameschilder, woonde in de Rivierenbuurt , vader van drie kleinen kinderen en in 1944, 35 jaar oud. Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij een klik had met de 40 jarige van ’t Veer.

Daarnaast komt de vraag op hoe kan het dat midden in de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog een kerkscheuring plaats vond. Het dagboek van Daan van Driel geeft daarin trouwens een mooie inkijk. Naast alle verschrikkelijke uitvloeisels van de Duitse bezetting geeft van Driel zijn geworstel met de kerkelijke situatie weer. Op enkele plaatsen verwijst Veldman naar gebeurtenissen in de ‘gewone wereld’. Toch krijg je het idee dat er zich twee parallelle werelden afspeelden. De Duitse bezetting en de ideeën daarachter, waar van ’t Veer zich meerdere malen kritisch over had uitgelaten[10], ook al voor mei 1940, en een ander deel van het leven dat zich vulde met kerkelijke zaken, een synode, artikelen in kerkelijke bladen en vele vergaderingen her en der in het land. Een overzicht of tijdlijn waarin naast elkaar de belangrijke gebeurtenissen van de bezettingstijd en de kerkelijke gebeurtenissen staan, zou kunnen helpen om meer grip te krijgen op deze bizarre geschiedenis. Waarom trokken predikanten die het eens waren met dr. K. Schilder zich niet en masse terug van alle onenigheden en besloten daar na de oorlog op terug te komen? De ‘godsvrede’ in Amersfoort is daarvan een voorbeeld, toch ging men elders gewoon door met strijden op het kerkelijk erf.

De Funenkerk, foto Stadsarchief

Dominee D. Sikkel preekte op zondag 20 augustus 1944 in de Funenkerk en stond in zijn preek uitgebreid stil bij de plotselinge dood van zijn collega Van ’t Veer. “Dit getuigenis geven wij van hem: ‘hij heeft zichzelf niet gezocht’ “.[11] Dominee van ’t Veer stond dus bekend als een zachtmoedig man, iemand die verbinding zocht. Echter op de dag dat dominee van ’t Veer overleed, wilde de Amsterdamse kerkenraad vergaderen over de schorsing van de ‘rebelse’ ds. Van ’t Veer[12]. (pg 161) Veldman geeft helaas geen noot of een uitgebreid verslag van hoe dit in zijn werk was gegaan. De notulen van de betreffende kerkenraad zullen zich ongetwijfeld toch ergens bevinden. Het hoe en waarom komen we dus jammer genoeg niet te weten, alleen dat de vergadering werd afgelast. Het zou ons vandaag meer inzicht geven waarom het zo op de spits werd gedreven. Ter illustratie; van ’t Veer overleed 17 augustus en een paar weken later is het Dolle Dinsdag (5 september). En eind september vindt de Slag om Arnhem plaats.

Wanneer een biograaf zich verdiept in het leven van iemand die belangrijk geweest in het kerkelijke leven van zijn tijd, zijn er allerlei vragen die bovenkomen en je achteraf nieuwsgierig maken. Ik vroeg mij bijvoorbeeld af waarom een jongen van 15, 16 jaar vanuit het Zeeuwse naar het gymnasium in Kampen? In Middelburg was een Stedelijk gymnasium, was deze niet christelijk genoeg of had Rien of Mars van ’t Veer al heel jong een roeping om dominee te worden?
Veldman schrijft uitgebreid over ‘heilshistorische prediking’, jammer vind ik het, dat een hedendaagse kijk op deze manier van preken ontbreekt. Toen we in 1980 in Amsterdam kwamen wonen hoorden we bijna wekelijks de vertolker van deze methode op de preekstel. Ds. C.J. Breen was wat dat betreft een Woordkunstenaar die in één preek de hele Bijbel kon doorwandelen van Genesis tot en met Openbaringen en dat dan altijd in het licht van Christus verlossingswerk plaatste. Maar hoe zit het met de nazaten van Schilder en van ’t Veer? Zijn we in onze tijd weer vervallen in een exemplarische prediking? Wat zeggen onze hedendaagse theologen hierover?  Een commentaar hierop had in dit werk over van ’t Veer niet misstaan. Op pg 168 – 179 publiceert Veldman een aantal korte overdenkingen uit de Reformatie (1946/47). K. Schilder zorgde er voor dat deze korte beschouwingen van de overleden broeder van ’t Veer een breed publiek kregen. Wat zou een hertaling van deze stuikjes mooi zijn geweest. Het taalkleed is zo veroudert dat je zo’n stukje drie, vier keer moet lezen om de essentie tot je te laten doordringen.

Toen onze dominee bezig was het voorbereiden van een preek, bleek in één van boeken, uit de bibliotheek van zijn opa, een briefje te zitten van dr. M.B. van ’t Veer. Het was een bedankbrief aan de overgrootvader van onze dominee aan Teun Kooy in Zwijndrecht (geen gemeentelid dus in Amsterdam, zoals Veldman suggereert). Opeens krijgen we een mooi inkijkje in de persoon Mars van ’t Veer. Hij schrijft als vriend en bedankt uitvoerig voor een gasstel en zijdelings rept hij ook nog over de kerkelijke perikelen. Een paar dagen later is hij doodziek en sterft. Als de wat onleesbare 15/8 klopt, heeft Teun Kooy deze brief hoogstwaarschijnlijk gekregen toen van ’t Veer al gestorven was. De post was vast niet zo snel in die dagen. (HV pg 160)[13]

[1] In 1975 gesloopt (ontwerp van architect Tjeerd Kuipers), stond tegenover de molen van Brouwerij ‘t IJ

[2] Helaas door collega’s met weinig historisch besef in de oud-papierbak gedaan

[3] Over het optreden van de profeet Elia (uitgegeven in 1939)

[4] ‘Elia tredend voor de vierschaar Gods’, Student Faber (JF) zorgde dat deze uitgave er kwam met behulp van zijn aantekeningen en de preekschets van dominee van ’t Veer.

[5] De foto van dr. M.B. van ’t Veer op het schutblad, staat ook op de cover, maar dan in spiegelbeeld. Helaas ontbreekt de reden hiervan. Van ’t Veer kijkt ons als het ware vanuit de spiegel aan.

[6] ‘De tekenaar’ Dagboek Daan van Driel 1925-1992 (2013)

[7] In ‘De Tekenaar’ staan bij de verschillende aantekeningen geen data. HV vermeldt dat van ’t Veer na vier weken werd vrijgelaten, op 5 september 1942. In oktober is van ’t Veer ondergedoken. Bij van Driel lezen we dan ook een hele periode niets over hem. De bezetting en gezinsperikelen voeren dan de boventoon, maar ook verschillende keren de kerkstrijd.

[8] Mevrouw van Driel

[9] 2 september 1944.

[10] Hoofdstuk 4 bij HV, artikelen in het kerkblad over Jodenhaat

[11] Citaat: “Toegerust met bijzondere gaven tot den dienst des Woords, gesierd met een zachtmoedig karakter, waardoor hij saambinding zocht, was hij ons een vriend en broeder, een geliefde herder en leeraar.”

[12] Van Driel noemt dit ook

[13] Amsterdam 15/8/1944
Beste Teun,
Laat ik je eerst mogen bedanken voor de toezending van het gasstel. ’t Is een mooi ding – en Dien is er blij mee. Er moet wel iets veranderd worden, omdat de aansluiting juist aan den anderen kant zit, maar dat redden we wel. Pas Vrijdag is het aangekomen, dus het heeft er een week over gedaan. Maar het is er! – Dat is hoofdzaak. Ik weet niet of je nog een ander ook er mee gelukkig kunt maken, maar mijn broer zou heel graag zulk een hulp accepteren. Als het niet kan, dan natuurlijk niet, hoor, maar het zou kunnen zijn dat je later zei: had ik het maar geweten! Je zult misschien wel genoeg klantjes kunnen vinden! Mijn schuld gireer ik wel even.
We zitten kerkelijk nu midden in de ellende. Je kunt ook zeggen: in de reformatie! Kampen nam gisteren een goed besluit. De consequentie is zeker, dat de synode of het verband zal verbreken of de meerderheid zal afzetten. Bergschenhoek gaat ook apart. In den Haag-Voorburg zal men wel spoedig tot institueren overgaan. Dan zullen ook wij allen moeten spreken, zonder onnodig te wachten. Ik zag je Vrijdag niet in Den Haag?Laat ik je hartelijk mogen groeten. Veel wijsheid en beslistheid. En veel geloof.
Groeten ook van Dien en aan Adrie.
Je Mars

 

de eerste keer

Vandaag, zondag 12 november was in Amsterdam de Klimaatmars. Na een boeiende preek over Exodus 32, onder het thema ‘van gouden kalf naar kruis’, trokken we met een groepje OPK-gemeenteleden naar de Dam. Daar hadden zich al duizenden actievoerders verzameld, met een keur aan ernstige, goedbedoelde en ook grappige leuzen. Omdat andere groepjes christenen vanaf de Westerkerk kwamen, hebben wij ons maar gewoon ingevoegd in de mars naar het Museumplein. Het Rokin ging wel erg schuifelend, maar voelde ook wel bijzonder. Voor Coos en mij was het de eerste keer om mee te lopen in een protestmars. In Amsterdam hebben we er best heel wat voorbij zien komen, maar tot op heden niet de behoefte of drang gevoeld om mee te lopen. Wie weet hadden we dat best wel eens moeten of kunnen doen, maar waarschijnlijk zit dat niet in onze aard.
Ik kan me de ‘antikernwapendemonstratie’ uit 1981 nog wel herinneren, bijna een half miljoen mensen trokken toen naar het Museumplein. Indrukwekkend, maar wij zagen de beelden om 8 uur gewoon op het journaal en hadden niet zoiets van, daar hadden we bij moeten zijn. De 85.000 (de nieuwssites melden dit getal) die vandaag op de been waren vallen wat dat betreft in het niet bij het aantal van 1981. Aan de andere kant is het voor een Klimaatdemonstratie bijzonder veel. Storend was wel, dat we eenmaal op het Museumplein waren aangekomen iemand uitgebreid iets stond te roepen over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Gelukkig greep de organisatie in.
Wat maakte nu dat we onze zondagmiddag opofferden aan deze actie? Dat we voor het eerst aan zo’n massale protestmars mee deden? Wij zij niet van die geitenwollen sokken types toch? Een stukje vlees versmaden we daarnaast ook niet. Maar helaas zien we om ons heen wel ontzettend veel onnodige verspilling, op het gebied van voedsel, maar ook van kleding bijvoorbeeld. Ook het ongelimiteerd gebruik maken van het vliegtuig om op vakantie te gaan, het begon ons tegen te staan. Daarnaast zien en merken we aan het weer over een aantal jaren heen dat er echt grote veranderingen zijn. Groei, groei, groei… het is op veel punten doorgeslagen.
Het zijn maar een paar voorbeelden, maar met de jaren zijn ook onze zorgen gegroeid. Als we niet radicaal op verschillende fronten ingrijpen, zullen klimaatveranderingen een steeds negatievere invloed hebben op ons bestaan. Gelukkig zien we nog regelmatig een regenboog in de wolken en zijn we er vast van overtuigd dat God blijft zorgen, maar ook dat wij als mensen verantwoordelijk zijn voor klimaatveranderingen.

Julius Ceasar en Vincent van Gogh

Ooit plubliceerde de Hoogeveensche Courant “groot nieuws”. Bij het slopen van oude pandjes aan het Haagje was, in een verborgen ruimte, een ‘van Gogh’ gevonden. Kenners bogen zich over deze unieke vondst en eerstdaags zou het schilderijtje worden tentoongesteld in het cultureel centrum ‘de Tamboer’. Een forse oploop op 1 april was daarop het gevolg. U snapt het al, het was een zeer geslaagde grap.[1]

Een gesloten winkelpand aan het begin van de Hoofdstraat, mooi portret van van Gogh met op de achtergrond een virtuele foto van ‘Het Kruis’ in 1883.

Van Gogh had ooit in 1883 een tijdje in Hoogeveen gewoond. Aan de Pesserstraat staat een oud pand dat in 1883 een logement was van Albert Hartsuiker en geleerden hebben uitgezocht dat Vincent van Gogh daar ongeveer een maand gelogeerd heeft. Van Gogh maakte tochten rond Hoogeveen en schreef daarover aan zijn broer Theo. Achteraf gezien lijkt het allemaal heel bijzonder, maar dat is echt achteraf. In 1883 was Vincent een jongeman van 30 die leefde op kosten van zijn broer en zoekend was naar een weg in de schilderkunst. Hij was geïmponeerd door het landschap en probeerde dat te vatten in tekeningen, aquarellen en later ook in olieverfschilderijtjes. Hij was geen bekend persoon en in 1883 heeft niemand bedacht dat deze rondzwervende jongeman, ooit wereldberoemd zou zijn en dat er van over de hele wereld bezoekers naar het ‘van Gogh museum’ komen in Amsterdam.

Een week geleden ging ik met mijn beide dochters naar het Drents Museum in Assen, waar een grote tentoonstelling is gerealiseerd over de reis van Vincent van Gogh in 1883 naar Drenthe. Het was fantastisch om met beide dochters op stap te zijn, gezellig en ook educatief. De tentoonstelling is uiterst zorgvuldig ingericht en boeiend. Je krijgt een mooi inzicht in het leven van de jonge Vincent en dat zijn reis door Zuid-Drenthe blijkbaar van flinke invloed is geweest op zijn latere werk. Je kunt de vraag stellen of het niet teveel opgeklopt is, maar ondertussen is het wel mooi dat het grote publiek op deze manier kennis maakt met een kunstenaar in de dop. Vooral de werken van andere kunstenaars die rond die periode werkten in Drenthe (vooral op zandgronden), maken indruk. Overdrijving zit naar mijn idee wel een beetje in de randverschijnselen. Aan de rand van het rustieke plantsoen voor het museum staat met grote letters Vincent, als was het de handtekening van de schilder in kleuren uit zijn Franse periode. En wie even gaat googelen ontdekt dat er in Hoogeveen inmiddels een portret van vijf verdiepingen is geschilderd op een flat aan de Hoofdstraat. Van Gogh is vercommercialiseerd.
Toch was er ook nog iets raars. De bijschriften van de verschillende tentoongestelde werken waren niet aangebracht op een gemiddelde ooghoogte, maar een flink stuk daaronder. Je moet echt door je knieën, of heel erg voorover buigen. Op de vrijdag dat wij er waren was de gemiddelde leeftijd al gauw rond de zestig, bepaald onhandig dus die lage bijschriften. De lettergrootte was ook aan de kleine kant trouwens. Een suppoost vertelde ons dat we niet de eerste ‘klagers’ waren. Het antwoord op onze vraag was heel eenvoudig; zo kunnen rolstoelgebruikers alles goed lezen… Wij vonden dit maar een gekke oplossing, dat kan anders, met een fatsoenlijk gedrukt boekje wat ook in een rolstoel goed te lezen is.
Gelukkig is er in het prachtige museumgebouw een mooi restaurant, met heerlijke koffie. Deze ruimte is jaloersmakend voor veel andere musea denk ik.

Van Lelystad naar huis rijdend en nog nagenietend van het verrassende verjaardagscadeau, speelde het verhaal over van Gogh en het Asser museum nog door mijn hoofd. De ergernis over de lage bijschriften deden mij opeens denken aan het bezoek aan het prachtige museum aan de Amstel, H’ART tegenwoordig. Een goede vriendin wilde graag met haar zoon naar de tentoonstelling over Julius Caesar in de Hermitage. Die laatste naam ligt mij ook beter, waarom die mallotige verandering? Maar ook deze tentoonstelling was uitstekend verzorgd. De bijschriften hier en daar te vaag en soms naar mijn idee niet afgestemd op de gemiddelde bezoeker. Totdat we opeens ontdekten dat jaartallen een rare toevoeging hadden. Waar je bij Julius Caesar dacht aan de tijd voor Christus, stond hier v.g.j. en BCE. Enig speurwerk leverde op dat v.g.j. staat voor: voor gangbare jaartelling, Before (the) Common Era. Waarom is Christus opeens verdwenen in deze aanduidingen? Bang voor mensen die niets met ‘het kind in een kribbe’ hebben? Of is het een soort gelijkheidsstreven? Waarom toch die vreemde aanpassingen; bijschriften alleen voor rolstoelers, en 44 voor Christus inwisselen voor v.g.j.?

[1] Ik heb geprobeerd om dit verhaal zoals het in mijn geheugen zit, te verifiëren op Delpher. Helaas lukte dat niet. Mocht iemand meer informatie hebben over deze 1 aprilgrap, ik houd me aanbevolen.

Fred – 2022 – in memoriam

Fred aan het schilderen bij de duinen van Groet (foto met dank aan Hennie Luchies)

Wanneer ik ’s morgens sinaasappels sta te persen, kijk ik vaak automatisch even naar buiten en scan de straat. Al bijna een half jaar mis ik onze overbuurman Fred. Hij staat niet meer te rommelen of te wassen bij zijn groene Toyota en we houden geen babbeltje meer over de kleinkinderen of een tochtje naar Groet. Op 20 juni, we waren net terug uit Frankrijk is Fred plotseling overleden. Fred was een van de bewoners in onze straat die al er sinds het begin woonden (eind jaren 70 vorige eeuw). Zij kochten de woning toen voor ongeveer 100.000 gulden, omdat ze nog een premie A-woning subsidie kregen.  Dat is waarschijnlijk ook de reden dat nog bijna een derde van de eerste bewoners nooit meer is verhuisd. Zes van de 33 woningen op ons ‘hofje’ worden inmiddels door één persoon bewoond en 15 van de 33 door twee personen. Meer dan de helft in onze straat woont dus ‘scheef’. Maar dat terzijde.

Fred zou vandaag 83 zijn geworden en wanneer we zondagmiddag gelukkig weer onze traditionele Boekweidonk-nieuwjaarsreceptie kunnen houden, zullen we hem missen. Het Parool en ook het Diemer Nieuws schonken ruim aandacht aan het sterven van deze markante Diemenaar. Jarenlang was Fred meester-stucadoor en toen dat niet meer ging, volgde hij zijn hart en ging doen wat hij altijd al had willen doen; schilderen. Vaak hebben we hem weg zien fietsen met een ingepakt doek achterop. Aan één van de grachten van Amsterdam zocht hij dan een plek voor zijn ezel en ging schilderen. Heel veel mooie plekken heeft Fred vastgelegd, maar nooit was het naar zijn idee goed genoeg en verkopen deed hij al helemaal niet. Gelukkig heeft zijn jongste zoon het plan, om een keer een tentoonstelling te organiseren van het werk van zijn vader.
Naast het schilderen had Fred nog een grote liefde, zijn Otten-caravan. Model Zwerver (1974 volgens Wikipedia) en de buitenkant nog gemaakt van masonite (met olie geïmpregneerd hardboard). Voordat Fred en Greet op vakantie gingen werd de caravan van stal gehaald en uitgebreid in gereedheid gebracht. Soms logeerde hij met een van zijn kleinkinderen een nachtje voor de deur. Door de jaren heen werd er steeds weer wat opgeknapt en de caravan heeft zelfs een keertje helemaal op zijn kant gelegen om het onderstel te vervangen. Vanwege corona en ook vanwege Freds afnemende gezondheid hebben we het sleurhutje al een paar jaar moeten missen. Fred wilde graag oud worden, minstens honderd. Maar hij leefde ook in de veronderstelling dat er na dit leven niets meer is. Voor hem dus geen uitgebreide begrafenis, maar wel een mooie kaart met prachtige herinneringen. In jaaroverzichten zullen we zijn naam niet tegenkomen, maar wij noemen Freds naam met ere.

2022 loopt ten einde, in onze vredige straat merken we weinig van allerlei crises. Op verschillende daken liggen inmiddels zonnepanelen en veel buren zetten toch ook maar hun verwarming lager. Langs de Weespertrekvaart staat echter nog steeds een stil protest tegen de oorlog in Oekraïne. De oorlog gaat nog steeds door en dat geeft zo’n triest gevoel.

2022 was ook het jaar dat de verbouwing en uitbreiding van onze Oosterparkkerk afgerond kon worden. Begin september was er een officiële opening waarbij het orgel prachtig werd bespeeld door Jeroen Koopman. Aan het eind klonk de 6e sonate van Mendelsohn (bewerking van het Onze Vader), dat ook in 1904 werd gespeeld toen de Doopsgezinden het gebouw in gebruik namen. Zaterdag 3 september was er een reünie en feest voor belangstellenden. Met dankbaarheid kijken we terug op het hele proces. De kerk is prachtig en nog steeds staan bezoekers versteld van de rust dat het gebouw uitstraalt. Helaas hebben we de ramen niet van  dubbele beglazing kunnen voorzien, de monumentale status van het gebouw legt helaas allerlei beperkingen op. Gelukkig kunnen we het in de aanbouw op de ‘Open Ochtenden’ nog wel behaaglijk warm stoken.

Een paar weken terug waren we op bezoek bij vrienden in Duitsland. We hadden een appartementje gehuurd in Deideshem. Deideshem ligt midden in het gebied dat ‘Weinstraße’ heet. Het wemelt daar dan ook van de wijnhuizen en dorpjes met een Winzerverein. Heerlijk om daar inkopen te doen natuurlijk. Daarnaast is het ook een mooi gebied om te wandelen. Zondagmiddag liepen we ook even de Katholieke kerk van Deidesheim binnen, de enige kerk die open was trouwens. Steenkoud binnen, maar wel een deur met een prachtig papier. Zo is het maar net, zo gaan we ook het jaar uit en een nieuw jaar in. We weten ons gezegend door de Heer van hemel en aarde.

Een mooi en gezegend 2023 gewenst!

tag

Een tag (ook wel scribble genaamd) is een gestileerde handtekening of symbool van een graffitischrijver, over het algemeen in 1 kleur. Tagging is de meest basale, simpele vorm van graffitischrijven en ook de meest voorkomende. Sommige tags bevatten cryptische boodschappen of informatie over de schrijver zoals zijn of haar eigen naam en initialen van zijn of haar crew.  (bron wikpedia, het woord tag kent trouwens meer dan 20 betekenissen.

Vanmorgen, op weg naar bakker Hartog aan de Wibautstraat voor ons wekelijkse rozijnenbrood, zag ik ze opeens weer in grote aantallen. Dat kwam omdat ik de afgelopen dagen weer in oude schets-en aantekenboeken van Harm heb zitten struinen. Ergens heeft hij nog een serie ofeningen voor zijn tag ‘dwarf’ zitten maken. Met tag ‘dwarf’ begon hij op de middelbare school. Elke dag met de trein naar de Guido in Amersfoort. Als twaaljarige was Harm nog steeds een klein ventje en al gauw werd zijn bijnaam een soort geuzennaam. In het begin zal het allemaal nog onschuldig zijn geweest, totdat we op een dag werden gebeld door de spoorwegpolitie. De sufferd had onderweg naar Amersfoort hier en daar op eigendommen van de NS zijn ’tag’ achtergelaten. Uiteindelijk werd hij ‘veroordeeld’ tot bureau HALT (Het Alternatief). Gelukkig kwam er geen rekening van de schoonmaakkosten, maar Harm moest een aantal dagen voor straf werken  bij de Makro.
Mooi is wel natuurlijk dat het aanzet was tot nog verdere creativiteit. Zijn papieren staan vol met tekeningetjes, ‘Harmzuh’ was een poosje populair en ook heeft hij allerlei ontwerpen gemaakt voor ‘Phosfor’. Later kwam zijn creativiteit natuurlijk van pas bij het ontwerpen van sites en zijn werk bij Fabrique en Media Monks.

Het kwam allemaal weer boven toen we afgelopen zaterdag voor een week werden uitgenodigd om de vijftigste verjaardag van een vriendin te vieren. Ze had een bijzondere locatie uitgekozen, het STRAAT museum op het oude NDSM terrein in Amsterdam-Noord. In een oud gebouw van de scheepswerf waar ooit motoren in elkaar werden gezet, hangen nu meer dan 150 grote kunstwerken die gemaakt zijn door graffitikunstenaars. Coos en ik zeiden gelijk, dit was fantastisch geweest voor Harm. De uitleg die we kregen van een van de rondleiders was heel instructief en gelardeerd met zijn eigen belevenissen. Gewoon gaaf, maar wat zou het leuk zijn geweest om met hem door deze verzameling street-art te lopen. Harms commentaar is bijna voelbaar op zo’n moment. Toen we na de borrel nog even in de museumwinkel rondkeken vonden we daar een boek over de geschiedenis van graffiti in Amsterdam. Heel veel prachtige foto’s, al uit de tijd van de krakersrellen bijvoorbeeld, en ook bladzijden met tientallen tags op allerlei rare plekken. We hebben gezocht of we ergens een ‘dwarf’ konden vinden, maar dat was niet het geval.

Zomaar een blik in het verleden van zoonlief, het gevoel van gemis is er dan opeens weer. Maar het is ook mooi om dan weer even in Harms creatieve verleden te duiken. Hoe gemakkelijk was Harm niet met een vlot schemaatje, een  doodle en ook allerlei poppetjes. We zullen geen nieuwe meer ’tags’ meer van Harm tegenkomen, maar mooie herinneringen blijven we koesteren.

Vergankelijkheid

Het gebouwtje rechts voor op de foto, was ooit de gymzaal  van de dr. M.B. van ’t Veerschool. Een week geleden is hij afgebrand. Een enkeling deed het nog herinneren aan een bloeiperiode van het gereformeerd onderwijs in Amsterdam. Van 1963 tot augustus 1981 was de van oorsprong openbare school tegenover toenmalig station Sloterdijk het onderkomen van een bijzondere school. Jaren was er voor gestreden dat ook de gereformeerd vrijgemaakte zuil zijn eigen school kreeg om ‘verbondskinderen’ degelijk en godvrezend onderwijs te geven. Toen er rond 1980 naast de school voor Elsevier een groot kantoorpand werd gebouwd begon het schoolgebouw te verzakken en ontstonden er aan de linkerkant (als je met je gezicht naar de school staat) forse scheuren. De zijmuur werd ingepakt met zware balken en grote trekstangen door de lokalen aan die kant hielden alles op zijn plaats. In augustus 1981 werd in Slotermeer de dr. J. Koopmanschool opgeheven en verhuisde de dr. M. B. van ’t Veerschool naar de Slotermeerlaan.
Het lege gebouw aan de Haarlemmertrekvaart werd na verloop van tijd waarschijnlijk in brand gestoken, nadat vandalen het al behoorlijk gestript hadden. Na de brand werd het gebouw gesloopt, alleen de gymzaal bleef staan. Het gebouwtje was nog in goede staat en van veel latere datum dan het schoolgebouw. Door de jaren heen zijn er verschillende plannen geweest om het terrein te bebouwen, maar tot op vandaag is het een groen eilandje gebleven, onder aan het talud van de Ring-Oost. De gemeente Amsterdam verhuurde de gymzaal aan verschillende popgroepen en al gauw werd (‘The) Nits’ hoofdhuurder.  The Nits is al jaren Amsterdams beste popgroep, met prachtige nummers als ‘Nescio‘ en ‘In the Dutch mountains‘. Omdat de school aan de Molenwerf stond, is de gymzaal omgedoopt tot ‘de Werf’. Er werd geoefend, er werden plannen gemaakt, reizen door Europa zijn er uitgestippeld en er werden verschillende albums opgenomen.

Een trieste aanblik; de hele oefenruimte is volledig in puin gelegd. Wanneer je het VERBODEN TOEGANG bordje wegdenkt, kan het ook een in puin geschoten gebouw in Oekraïne zijn.  De drie Nits-leden lieten zich fotograferen voor de puinhoop een verklaarden dat ze door zullen gaan, deze brand is niet einde voor Hofstede, Stips en Kloet. Inmiddels zijn ze op Kloet na al 70, maar ze gaan door en hebben al plannen voor een nieuw album.
In 2008 verscheen een album over de afwas. Op de hoes staat hun oefenruimte, de oude gymzaal afgebeeld. Het dorpje Sloterdijk met de Petruskerk en de drukke Coentunnelweg geven goed de sfeer van de plek en ook de muziek weer.
Toch is het ook een mooi beeld van vergankelijkheid. Auto’s en gebouwen hebben het ooit dromerige dorpje Sloterdijk naar de marge gedrongen. Wie het nu heeft over Sloterdijk heeft het meestal over een groot NS station met daar omheen grote kantoorgebouwen.
Ook in Slotermeer is trouwens niets meer te vinden van de school waar we in 1981 introkken. Inmiddels staat er een modern schoolgebouw, dat luistert naar de naam ‘Veerkracht’. Zelfs het woord ‘gereformeerd’ is naar de achtergrond verdwenen, ook hier heeft vergankelijkheid toegeslagen. Toch worden op die school nog steeds Bijbelverhalen vertelt aan de leerlingen en worden er liederen gezongen tot eer van de Heer van hemel en aarde.

 

Oekraïne en gemeenteraadsverkiezingen

De Oekraïense vlag op een stuk grond aan de Molenkade in Amsterdam, dat eigendom is van de schoonzoon van president Vladimir Poetin. De zakenman kocht de kavel in 2019 en zou er een aantal bedrijfspanden willen bouwen. Beeld Remko de Waal / ANP

Regelmatig lopen we ‘een rondje Deudekom’. Een typisch taalgebruik in ons gezin, onze oudste dochter liep het regelmatig toen ze op de middelbare school zat en introduceerde geloof ik deze term. We gebruiken ‘een rondje Deudekom’ nog steeds als we vanaf de Vlasdonk naar de Industrieweg (zijn we opeens in de gemeente Ouder-Amstel) wandelen en aan het eind richting de Molenkade lopen. Op het industrieterrein is verhuis en transportbedrijf Deudekom het grootst, vandaar de benaming. Wanneer we de op de Molenkade zijn aangeland lopen we langs de Weespertrekvaart, het verbindingskanaal tussen de Amstel en het Amsterdam-Rijnkanaal. Regelmatig komen er binnenvaartschepen en met mooier weer veel pleziervaart, voorbij. De Molenkade is een wat raar stukje Duivendrecht, wat kleine bedrijven en ook woonhuizen. Na nummer 26, redelijk aan het begin, is er zolang wij ‘een rondje Deudekom’ lopen een braakliggend terrein. We hebben wel eens gefilosofeerd over wat je daar zou kunnen realiseren. Een mooi uitzicht op de passerende scheepvaart, maar aan de overkant kijk je dan wel tegen het dijklichaam van de Ring A10-Oost. Niet echt heel fraai.
Twee weken terug was dit stukje grond opeens landelijk nieuws in verband met de inval van Rusland  in Oekraïne. Zelfs op het zonnige eiland waar we op vakantie waren drong het nieuws via het wereldwijde web door. De Molenkade in opspraak. De landelijke dagbladen schreven erover en een ANP fotograaf schoot een prachtige plaatje. Een verlaten stuk grond, waar zelfs geen schaap wil grazen, is opeens getooid met de Oekraïense vlag. Inmiddels staat er ook een bord met een gedicht van de Russische Nobelprijswinnaar Aleksandr Solzjenitsyn (1918-2008). Een stil en ook klein protest tegen de eigenaar van dit stuk grond Jorrit Faassen. Van hem wordt gezegd dat hij de schoonzoon van Poetin is of was. Gemeente Ouder-Amstel wil niet meer met deze belegger onderhandelen over bebouwing. Wat als Poetin trouwens Oekraïne niet was binnen gevallen? Dan had er waarschinlijk geen haan naar gekraaid.
Een klein stukje grond, wordt zomaar landelijk nieuws en wij liepen er meestal gedachteloos aan voorbij tijdens ons ‘rondje Deudekom’. De komende weken zal de blauw gele vlag er wel blijven staan en herinnert de voorbijgangers aan een verschrikkelijke en onmogelijke oorlog.

Gelukkig konden wij vandaag onze vrijheid vieren door naar de stembus te gaan. Ook de Oosterparkkerk was vandaag een locatie om te stemmen. En terwijl in de nieuwe aanbouw de keuken werd  geïnstalleerd stond er op de stoep een rijtje wachtenden met hun stempas in de aanslag. Maar zullen de partijen worden afgerekend op hun landelijke standpunten? Zullen er nu minder mensen stemmen op partijen die heulden met de Russische leider? Zullen er minder mensen stemmen op partijen die meer en meer wilden bezuinigen op defensie en die niets wilden weten van de 2% NAVO contributie?
Of gaan de stemmers voorbij aan landelijke thema’s en gaan ze echt voor gemeentepolitiek? We zullen zien en hopen ondertussen dat de CU in Amsterdam zijn ene zetel vasthoudt. In Diemen konden we helaas niet stemmen op de CU en moesten uitwijken naar een partij die het ook goed voor heeft met ons dorp.

Polititiek anno 2022

Het laatste nummer van het ChristenUnie Magazine is nogal Amsterdams gekleurd. De omslag is deze maand bezaaid met meer dan 200 kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen, die halverwege maart worden gehouden. Her en der herken ik Amsterdamse kandidaten. Het eerste grote artikel ‘De Reünie’ gaat over de kandidaten Hélène, Maaike en Bas. Zij zaten in 1985 als beginnende tieners in klas 4 op de dr. M.B. van ’t Veerschool  in Amsterdam-Slotermeer. Het was nog net in de tijd van de lagere school denk ik, want in hetzelfde jaar werd de bassischool ingevoerd, maar dat was na de zomervakantie. In hetzelfde CU Magazine komt trouwens ook nog de Amsterdamse kandidaat Hadassa aan het woord.
Hélène en Maaike kwamen met de schoolbus vanuit Zaanstad en Bas kwam uit Zandvoort. De v.’t. Veerschool (nu GBS Veerkracht) was toen een gereformeerde streekschool, er kwamen bussen uit de Haarlemmermeer, de Zaanstreek, de IJmond en Haarlem. De organisatie van al dat busvervoer was een heel gedoe en in de verschillende gemeenten rond Amsterdam een gevoelig punt. De vader van  Hélène speelde daarin een cruciale rol, hij voerde rechtszaken tot aan de Hoge Raad over recht op vergoeding; politiek bewustzijn werd haar in ieder geval met de paplepel ingegoten. Ook bij Bas en Maaike hoorde politiek gewoon bij het leven en hun opvoeding.  Zelf was ik op de middelbare school al geïnteresseerd geraakt in politiek. In Hoogeveen was een GPJC, de jeugdafdeling van het GPV, waar driftig werd gediscussieerd en verschillende politieke onderwerpen werden bestudeerd vanuit de beginselen van ‘gereformeerde’ staatkunde. We zochten bijvoorbeeld contact met een jongerenorganisatie van de Zuid-Molukkers om meer te weten te komen over hun gedachtengoed. Dat was in de tijd van de treinkapingen bij Wijster en later bij De Punt en de schoolgijzeling in Bovensmilde.

Toen ik begon als jong onderwijzer in Amsterdam, werd ik lid van de GPJC in Zaanstad, diepzinnige politieke gesprekken  met Piet Mars en Arie Blok waren vormend. Eenmaal in Amsterdam (juni 1980) werd het toch de volwassen tak, het GPV. En hoe het liep, liep het, in het voorjaar van1982 moest er een lijsttrekker worden aangewezen, gekozen, voor de gemeenteraadsverkiezingen. Bij gebrek aan beter stond opeens meester Wimmenhove op nummer 1. Dat werd stencilen, tot in de late uurtjes. En bij broeder van Driel meehelpen om op de oranje GPV-posters de naam van de lijsttrekker te zeefdrukken. Zo verscheen er in de Hofmeyrstraat een oranje plakkaat hangend aan de verhuishaak. Veertig jaar geleden werd het GPV niet echt serieus genomen. Zo nu en dan mocht ik een middag vrij van school, om mee te doen aan een politieke discussie. Ik kan me nog herinneren dat een oude meneer in een nogal ‘rood’ bejaardentehuis in Amsterdam-Noord vond dat ik uit het panel moest, een uitgesproken christen werd niet gewaardeerd. Op de politieke markt op het Beursplein hadden we een kraampje. Na afloop kwamen we in gesprek met de broeders van het CDA, zij deden voor het eerst in deze vorm aan de gemeenteraadsverkiezingen mee. Wethouder Heerma bood het GPV een plaats aan op de lijst bij de volgende verkiezingen. In 1982 haalde het CDA nog 7 zetels en Enneüs Heerma werd opnieuw wethouder en ook locoburgemeester. Van een samenwerking is het nooit gekomen.  Nu hebben ze net als de CU een zetel. Voor mijzelf was het een leerzame periode, waarin ik trouwens ook leerde om vieze luiers te verschonen.

specimen

Inmiddels is het GPV verleden tijd en opgegaan samen met de RPF in de ChristenUnie. Sinds vier jaar zit deze partij in de gemeenteraad, mede dankzij vele stemmers met een niet-Nederlandse achtergrond. Don Ceder heeft de eerste drie jaren uitstekend werk gedaan en nu hij in de Tweede Kamer zit heeft Tjitske Kuiper zijn werk overgenomen. Wanneer het 16 maart lukt om weer genoeg stemmen te verzamelen zal Gerjan van den Heuvel haar werk voortzetten. Er wordt flink campagne gevoerd en Amsterdamse lezers roep ik hierbij op om in ieder geval de Amsterdamse Stemwijzer in te vullen en dan te bedenken welke partij er echt opkomt voor de zwakkeren in onze hoofdstad. Het samenstellen van de lijst was trouwens een hele klus. Mannen, vrouwen, diversiteit en kerkelijke achtergronden; puzzelen! En ook uiteindelijk alle stukken inleveren bij bureau Verkiezingen was nogal een gedoe. In de regels stond dat van een identiteitskaart zowel de voor en achterkant moesten worden gekopieerd en ingeleverd. Bij een ID kaart staat het BSN-nummer achterop de kaart, dus logisch om die ook te kopiëren. Maar bij een paspoort staat het BSN-nummer ook voorop, vandaar dat nogal wat kandidaten alleen de voorkant hadden opgestuurd. Helaas waren de ambtenaren niet te overtuigen dat een kopie van de achterkant niets toevoegt. Gelukkig waren de meeste kandidaten bereid om snel ook een kopie-achterkant op te sturen. Ik vond het wel een goed voorbeeld van doorgeslagen ambtenarij. En dat laatste is iets waar ook de ChristenUnie een punt van maakt!

SCHOOLMEESTER IN DE POLITIEK   (tekst van het katern in het CU Magazine)
Opgegroeid met knapen en jeugdvereniging werd ik min of meer automatisch lid van de jongerenafdeling van het GPV, de GPJC. Toen ik in 1978 ging werken aan de gereformeerde lagere school in Amsterdam-West kon ik het dan ook niet laten om de klassen die ik les gaf ook politiek bewustzijn bij te brengen. Elke keer wanneer er verkiezingen in het land waren, besteedden we daar uitgebreid aandacht aan. Een beetje staatsinrichting en elke keer de leerlingen bewust maken van hun rechten. “Laat je stem horen!”, ik heb het vele klassen ingeprent. Het is mooi om te zien dat verschillende leerlingen echt actief zijn geworden in de politiek. Mijn idee is dat veel leerlingen het ook thuis met de paplepel kregen ingegoten en de school was daarin zeker een
verlengstuk. Politieke bewustwording was gewoon een onderdeel van mijn lespakket.

Lichtstraat

Het is zover, het dak van de aanbouw bij de kerk zit er helemaal op, aannemer Kees heeft een paar weken terug de lichtstraat in elkaar gezet. Omdat het linker glas-in-loodraam in de kerkzaal volledig vrij moest blijven had de architect een slimme oplossing bedacht. Een stukje oud dak behouden en om toch licht te krijgen in de nieuwe aanbouw, een groot schuin raam bedacht als verbinding van de consistorie met de nieuwe aanbouw. Door het raam kijk je naar boven en zie je de ramen van de soos; de voormalige huiskamer van de kosterswoning en ook het glas-in-lood raam. Een mooie term voor dit raam; lichtstraat!
Daarmee zijn we de laatste fase van het renovatieproject ingegaan. Niet opk-ers die de kerkzaal in ogenschouw nemen, zijn elke keer weer verbaasd over de rust en de schoonheid die het inmiddels uitstraalt. Nu de ruimte naast de kerkzaal nog.

Ooit begonnen de verbouwplannen eigenlijk steeds bij de keuken. Tenminste dat wat voor keuken doorging. Het was een laag aanrechtblad, ongeveer een halve meter diep en beslist niet op de huidige voorgeschreven werkhoogte van 92 centimeter. Wel was het een stukje vakmanschap, terrazzo ter plekke gegoten en gepolijst. Wanneer je moest afwassen was dat een aanslag op je rug. Je kon ook maar met tweeën het smalle keukentje trouwens. Soms werd dan ook een  teil water in de kerkenraadskamer gezet om de afwas te doen. Ondanks het feit dat het zorgde voor een mooi gemeenschapsgevoel, zijn we blij dat er straks een professionele vaatwasser kan worden geïnstalleerd. Ook is het gebruik van plastic bekertjes dan niet meer toegestaan. En de prachtige ruimte die door de aanbouw ontstaat is straks een geweldige plek om na de dienst koffie te drinken, te vergaderen en op open ochtenden te functioneren als buurtcafé.

‘Lichtstraat’, de term zet aan tot filosoferen. Al googelend kwam ik een mooie wervende tekst tegen: “De trend in 2022 – lichtstraten!” Als kerk doen we het dus goed. Je kunt ook bedenken dat je op deze manier mooi zicht op boven, op de hemel houdt. Wanneer je straks er recht onder gaat staan, zie je dat ook boven Amsterdam de wolken voorbij drijven, de hemel soms donker is vanwege zware bewolking en soms zul je de regenboog zien!

Documentaires, waarom?

De IDFA vlaggen zijn weer binnengehaald en de masten weer keurig opgeborgen. Maar in mijn hoofd zinderen verschillende documentaires nog steeds na. Van verschillende kanten werd mij gevraagd wat de meest bijzondere of meest indrukwekkende van de veertien documentaire was, die ik had gezien. Eigenlijk is daar geen antwoord op te geven, ze waren boeiend! De laatste documentaire die ik op de IDFA zag was: ‘Babi Yar – Context’. Een indrukwekkend relaas, met als aanloop de inval van Duitse troepen in Polen en de Sovjetunie in 1941. Met alleen maar oorspronkelijke beelden worden de verschrikkingen van de oorlog getekend. Het geluid (achteraf toegevoegd) droeg daar ongetwijfeld aan bij, ontploffende granaten, geweervuur, vallende bommen en het donderende lawaai en geraas wanneer weer een boerderij of gebouw werd opgevreten door vuur. Eenmaal in Kiev (Oekraïne) staan er mensen langs de straat om hun zogenaamde bevrijders te verwelkomen. Lenin en Stalin worden van de gevels geplukt en het portret van Hitler komt er voor in de plaats. Niet veel later worden Joden opgeroepen om zich te verzamelen. Uiteindelijk worden door een politiecommando in opdracht van Himmler 33.771 Joden vermoord in een ravijn buiten de stad(september 1941). Twee jaar later heroveren de Russen Oekraïne, worden de Duitsers verdreven en Lenin en Stalin weer opgetuigd. De Russen willen niet erkennen dat in het ravijn Babi Yar de slachtoffers alleen maar om hun Jood-zijn werden vermoord. In de documentaire is te zien hoe acht daders worden opgehangen, maar ook hoe het ravijn ‘Babi Yar’ uiteindelijk een park wordt met flats en wegen en min of meer wordt uitgewist. Men stopt het verleden liefst zo veel mogelijk weg. Een document dat echter een onuitwisbare indruk achterlaat.
Uit de bibliotheek had ik een paar weken daarvoor een boek meegenomen onder de titel ‘Doodgewone mannen – De rol van een Duits politiebataljon in de Endlösung in Polen’. Christopher R. Browning  schreef een belangrijk boek, ‘dat de kijk op de Holocaust blijvend heeft veranderd. Het geeft antwoord op de vraag hoe ‘gewone mannen’ in staat kunnen blijken een massamoord te plegen’ (citaat van de uitgever). Ook in dat boek wordt ‘Babi Yar’ genoemd in een lange rij van moordpartijen door Duitse soldaten gepleegd. Door de documentaire kreeg ik er beelden bij, van gewone mensen, soms luid lachend, die nietsontziend mensen vernederen, verkrachten, vermoorden en al plunderend het ene na het andere landschap verwoesten.

Het boek ‘De gestolen tijd’ was eigenlijk de aanleiding voor deze blog. Zoals meer lezers, lees ik vaak een boek of vijf tegelijkertijd. Soms heb ik een boek op mijn nachtkastje liggen en lees dan een hoofdstuk voor het slapen. Zonder een paar bladzijden te lezen, kom ik trouwens maar slecht in slaap. Dit bijzondere boek lag dus weken achtereen naast mijn bed. Mijn geliefde zus was trouwens de aangeefster van dit boek, ze zette er wel haar naam in; het moet nu dus terug.
Philo Bregstein heeft met dit boek een geschreven documentaire afgeleverd. Hij is trouwens ook filmmaker en romanschrijver, vandaar dat het een een prachtig leesbaar verhaal is geworden over de Joodse wortels van zijn vader. Bregstein neemt ons in het eerste deel mee naar Litouwen, waar hij zijn ‘neef’ Grisja Bregstein ontmoet. Grisja woont al lang niet meer in Panemune (buitenwijk van Kaunas), want hij is met zijn ouders in 1940 naar Siberië verbannen. Ondertussen gaat het verhaal over de verschrikkingen die de Joden in Litouwen hebben geleden. Weinigen hebben de holocaust overleefd. In het Litouwse gedeelte raakt het verhaal van Bregstein aan de geschiedenis die Jan Brokken beschreef in ‘De rechtvaardigen’ over consul Jan Zwartendijk (Philipsdirecteur in Kaunas). Zwartendijk komen we in het boek van Bregstein niet tegen, maar wel de Japanse consul Suginara.
Al gravend in zijn familiegeschiedenis komt Bregstein ook op het spoor van de Amerikaanse tak van zijn familie, de Breakstone’s. Verschillende keren reist hij daarom naar de VS en ook naar Zuid-Amerika om verschillende nazaten van zijn overgrootouders op te zoeken. Door hun verhalen leert hij meer over zijn grootvader Bregstein en uiteindelijk ook over zijn eigen vader. En hiermee raken we ook aan de diepere waarde van veel documentaires. Het leert de kijker veel over verschijnselen in de wereld, over historische gebeurtenissen, maar ook over familiegeschiedenissen die anders verborgen zouden blijven. Afgelopen week waren er in de late avond op NPO2 twee documentaires die dat ook prachtig lieten zien. Dinsdag werd ‘Misha and the Wolves’ uitgezonden (ging ook over de Tweede Wereldoorlog) en woensdag werd een autobiografische documentaire uitgezonden van Heddy Honigman over haar leven. Vooral in de laatste docu was goed te zien hoe een documentairemaker te werk gaat. Ook een docu is geen wetenschappelijk verslag van harde feiten, maar bijna altijd een persoonlijke interpretatie van het verleden. Dat maakt het ook zo boeiend, omdat je je eigen verhaal er aan kunt spiegelen, maar ook omdat het diepere inzichten en drijfveren van mensen ontrafeld. Documentaires gaan over echte gebeurtenissen, het zijn geen speelfilms. Ook die laatste kunnen boeiend zijn, maar op een of andere manier vind ik documentaires interessanter.