Het was een zonnige dag gisteren, de 7e oktober. Samen fietsten we langs de Trekvaart en via de nieuwe Solitudobrug kwamen we bij de Amstel. Voorafgaand aan een verjaardagslunch gingen we eerst even langs de begraafplaats. Het graf van Harm moest weer worden geschoond, na een uitbundige bloemengroet op 14 september. Het was rustig op Zorgvlied, de herfst heeft ook daar zijn intrede gedaan. Het wordt weer lichter tussen de graven, de bleke zon krijgt meer ruimte. Her en der zijn paden bezaaid met kastanjeresten en een enkele kastanje. Met lege vazen in de fietstas staken we de Amstel weer over.
Ondertussen werd in Amsterdam stilgestaan bij de afschuwelijke moordpartijen, een jaar geleden, in Israël. Hoogwaardigheidsbekleders kwamen bijeen in de synagoge aan het Jacob Obrechtplein en op de Dam wapperde de vlag met Davidster. Maar ook de Palestijnse vlag werd uitgestoken bij een tegendemonstratie. Op tv kwam ’s avonds de ene na de andere duider voorbij, maar vrede is en blijft nog ver te zoeken. Het schoot mij wel verschillende keren door het hoofd, die zevende oktober is sinds vorig jaar onlosmakelijk verbonden met de oorlog tussen Israel en Hamas, zoals de vierde van deze maand in ons geheugen gegrift staat vanwege de Bijlmerramp. Mijn verjaardag is opeens een beladen datum geworden.
Een oplossing voor de problemen in Israël heb ik niet. We kunnen alleen maar concluderen dat het afschuwelijk is. De verschrikkelijke moordpartij op 7 oktober vorig jaar, maar ook de vergeldingsacties met tienduizenden slachtoffers in de Gazastrook en nu ook in het zuiden van Libanon, het lost niets op. Afgelopen zondagmorgen moest ik een preek lezen. Een paar weken geleden had ik hem al uitgezocht, hoofdstuk 17 uit de bundel van Samuel Wells ‘Wees niet bang‘. Ik vermoed dat hij de preek over Matteüs 18 (vers 15 – 20) in de VS hield, toen hij daar nog hoogleraar was. ‘Kunnen we even praten?’ was de titel van zijn verhaal. Als preeklezer mag je soms best de vrijheid nemen om zinnen te actualiseren. Een voorbeeld over een Afro-Amerikaanse voorvechter voor mensenrechten die bevriend raakte met een leider van de Ku Klux Klan, heb ik met de stilzwijgende instemming van Wells veranderd in een vriendschap tussen een Israëlische vader en een Palestijnse vader die beiden een kind hebben verloren in de jarenlange strijd. Het kan dus, wanneer mensen echt met elkaar in gesprek komen, ‘kunnen we even praten?’, wanneer men alle moed bij elkaar schraapt, dan kan er vergeving en verzoening ontstaan. In het decembernummer van De Nieuwe Koers bepleit dezelfde Samuel Wells voor ‘gezonde woede’, waar het gaat om het conflict tussen Israël en de Palestijnen. “Gezonde woede is dus bijna een voorwaarde voor echte vrede. Razernij – níét vrede – is gebaseerd op fantasie, het gaat uit van een verhaal waarin ik jou uitroei, en alles is opgelost. Dat is een sprookje, een sprookje dat brandstof is voor nieuwe razernij, voor een volgende explosie. Daarentegen kan woede ons aanzetten tot actie, zoals een staakt-het-vuren, het gematigde en evenwichtige getuigenis van de bredere gemeenschap, het zorgvuldig identificeren en ter verantwoording roepen van aangedaan onrecht, het geduldig aanhoren van wrok en angsten, het vinden van een weg naar wederzijdse veiligheid, waardigheid, begrip, respect en hoop.” (‘Vrede met scherpe randen” DNK 14 dec 2023) Het ‘kunnen we even praten?’ krachtig uiteengezet in een boeiende column.
Een paar weken terug waren we een lang weekend in een dorpje midden in de ‘Deutsche Weinstraße’. Het was een prachtige zondagmiddag en voordat we gingen eten bij vrienden, maakten we een fietstocht door de uitgestrekte wijngaarden. Net buiten Essingen fietsen we opeens langs een uitgestrekte begraafplaats. De poort vertelde een duidelijk verhaal: “Juischer Friedhof Essingen / bestehend seit 1618 / Mögen die hier bestatteten für alle zeiten ungestört ruhen”. Een indrukwekkende plek, met eeuwenoude grafstenen. Her en der waren de teksten niet meer te lezen, maar het deed gelijk denken aan de grote Joodse begraafplaats in Diemen en die in Muiderberg. Tegenover het oudste gedeelte was er een nog wat nieuwer gedeelte met een groot informatiebord. In Essingen is geen Joodse gemeenschap meer. Op het bord stonden de namen van mensen die er in de jaren voor WOII er nog woonden maar stuk voor stuk werden weggevoerd of vluchtten naar het buitenland. De laatsten overleefden het, een enkeling overleefde Auschwitz en vertrok naar de VS. De grote begraafplaats was voor 30 kleine Joodse gemeenschappen; 1660 graven. Sinds 1869 is er een nieuw gedeelte waar nog 265 graven zijn. De laatste begrafenis was in 1939. Een hele gemeenschap is dus verdwenen, uitgeroeid. De beschermbrieven die de Joden kregen in 1548 van Frederik II, keurvorst van de Palts, bleken in Nazi-tijd niets meer waard. Niet alleen Duitsland laadde met het vermoorden van 6 miljoen Joden een niet te bevatten schuld op zich. Ook andere Europese landen en daar hoort ons land zeker toe, deden weinig tot niets of werkten zelfs mee met een misdadig antisemitisch regiem en zijn dus medeschuldig.
De geschiedenis leert ons lessen voor vandaag. Voor Israël is de geschiedenis van de genocide geen vrijbrief om er maar op los te slaan en zonder mededogen te bombarderen. De geschiedenis leert ook dat het antisemitisme steeds weer de kop opsteekt, met verschrikkelijke gevolgen. In buurlanden van Israël, maar nu ook weer in Nederland. En de geschiedenis leert dat ook de kerk zich lang niet altijd distantieerde van antisemitische sentimenten.
Er is dus nog veel werk te verzetten, waarvan akte.
We waren samen met broer en schoonzus op vakantie in Noord-Frankrijk, niet zo ver van de mooie stad Amiens. Onze gezamenlijke voorstudie gaf aan dat we daar in ieder geval de kathedraal van de hoofdstad van de voormalige regio Picardië, moesten bezoeken. We reden naar Ailly-sur-Somme, laadden de fietsen af en volgden een prachtig fietspad langs de Somme, naar het centrum van Amiens. De kathedraal was immens, zowel van buiten als van binnen. Natuurlijk is zo’n prachtige kerk een magneet voor toeristen, maar dan nog was het een weldaad om in een bank de rust van het gebouw te ervaren. In de 13e eeuw is er een ongelooflijk bijzonder godshuis gebouwd. Sindsdien is er bijgebouwd en ook de kerk op allerlei manieren verfraaid. Door de eeuwen heen zijn er kerkgangers, priesters en ook bisschoppen begraven, werden her en der beelden geplaatst, ramen verfraaid en heiligen vereerd met een eigen hoekje. De belangrijkste relikwie is ‘het hoofd van Johannes de Doper’, buitgemaakt tijdens de 4e Kruistocht.
Al rondkijkend en genietend kwam ik een reclamebord tegen voor een mis. Ernaast was een elektronisch apparaat gemonteerd waarbij je contactloos een bedrag kunt doneren aan de kerkelijke gemeente van de “Onze-Lieve-Vrouwe”. De bedragen variëren van 2 tot 25 euro. Voor een kaars, een gift en dus ook voor een mis. Ik weet niet precies hoe dat werkt, maar ik ga er van uit dat tijdens een speciale viering namen van gulle gevers, overledenen en zieken worden genoemd. In de kerk van Rome schijnt dat nog steeds een algemeen gebruik te zijn. Ik vind het humor dat de kerk meegaat met zijn tijd en dat je dit soort zaken gewoon even elektronisch kunt regelen. Ons werd op school geleerd dat aflaathandel een verderfelijke misstand was in de Rooms-Katholieke kerk ten tijde van de Reformatie. Dit doet een gereformeerde jongen daar toch al snel aan denken. Aan de andere kant is het ook gewoon een verdienmodel. De winkel aan de voorkant van de kerk, die nog niet open was toen wij de kathedraal bezochten, verkoopt een veelheid van producten (zie de website van de Notre-Dame). Van abdijbier uit een klooster in Normandië, olijfolie, kerststallen, rozenkransen tot heiligenbeelden. De kerk moet onderhouden en ook in Noord-Frankrijk loopt het aantal kerkgangers al vele jaren terug. In bijna alle dorpen waar we doorheen fietsten zaten de kerken stevig op slot en ze zien er ongebruikt uit.
Toch misschien een idee voor onze eigen kerk. Ook bij ons moet de kerk onderhouden en moet er gewikt en gewogen worden bij het maken van de begroting. Om de gevers te lokken met een wervende spreuk als “Het opdragen van een mis betekent dat je daarmee liefde voor de kerk toont”, gaat misschien wat te ver. Maar een plek van rust en contemplatie in stand houden… niets mis mee. Wie weet wat dat bij “Open Ochtenden” en reguliere diensten oplevert.
Intrigerend was de grafsteen van de eerste bisschop van Amiens. Een prachtige bronzen gisant van Évrard de Fouilloy. Aan zijn voeten twee fabeldieren die het kwaad vertegenwoordigen (zie Psalm 91: 13). [citaat van Wikipedia]. Alhoewel er in de NBV gesproken wordt van leeuw, adder, roofdier en slang, vinden we in de Statenvertaling toch echt een draak. In de Herziene SV is die echter wel weer verdwenen. De bisschop heeft deze draken (het kwade en boze) dan toch maar vertrapt, onder de voet gehouden. Het zette mij wel aan het denken, hoe wist men in de 13e eeuw hoe draken er uit zagen? En waarom lijken ze sprekend op een tyrannosaurus? Had men toen al weet van dino’s?
Op de laatste dag van onze week in het departement Somme (bekend van de slag in WO I) zijn we nog een keer in Amiens geweest. Na een uitstekend diner liepen we terug naar de auto en kwamen we weer langs de kathedraal. Het was tegen 10 uur ’s avonds en er zaten al honderden mensen te wachten op de lichtshow. Er was nog plek en in afwachting van het spektakel hebben we ons kleedje gespreid. Zoiets indrukwekkends hadden we nog nooit meegemaakt. Op YouTube zijn filmpjes te vinden, maar die zijn een slap aftreksel van als je het zelf ondergaat. In het tweede gedeelte van de show werden in de portalen alle figuren individueel aangelicht, werkelijk fantastisch! Helaas is dat op onze OPK niet te realiseren.
Het was 1980 en Coos en ik hadden trouwplannen. De woningnood was ook toen al hoog en woonruimte was dus moeilijk te vinden. Gelukkig konden we via via uiteindelijk in de Transvaalbuurt, na het betalen van duizenden guldens aan sleutelgeld, op drie hoog onze eerste knusse huisje betrekken. Er moest flink wat geklust, maar met twee rechterhanden kwamen we een heel eind. Net voor de kroning van Beatrix kon ik al verhuizen naar Amsterdam-Oost. Langzamerhand leerden we de buurt kennen, op de hoek zat een slager en op het Afrikanerplein was nog een bakker. Aan de andere kant van het Krugerplein begon de Pretoriusstraat. Omdat ik als puber alle boeken van L. Penning had verslonden, kwamen de namen van de straten me allemaal zeer bekend voor.
De mooiste winkel aan de Pretoriusstraat was ‘Fa. Liefhebber’. Lang heb ik gedacht dat de beide broers die deze ijzerwarenwarenhandel bestierden ook de naam droegen van de winkel, maar, nee dus. Eerst dacht ik nog dat de oudste van de twee een grap maakte, toen hij beweerde Jansen te heten, maar het was echt zo. De winkel deed mij altijd denken aan de zaak van mijn vader. Alhoewel dat een houthandel was, werden er natuurlijk ook spijkers en schroeven verkocht en bouten, schroefjes, deurhengen en ga zo maar door. Het assortiment van Fa. Liefhebber was echter onuitputtelijk. Verfartikelen, gereedschap, lampen, bezems, …. eindeloos.
Eigenlijk klopte je nooit tevergeefs aan. En mochten ze het gevraagde artikel niet hebben, dan was er altijd wel een advies waar je elders terecht kon. Ik heb niet bijgehouden hoe vaak ik deze bijzondere winkel heb bezocht. Soms ging het om 10 schroefjes, of een doosje pluggen, een boortje, zaagjes voor de decoupeerzaag of een stuk gereedschap. In mijn bank-app kan ik terug tot 2017 en elk jaar kom ik wel bedragen tegen die zijn uitgegeven bij Fa. Liefhebber. Ook voor school heb ik er regelmatig iets aangeschaft en ook voor de Oosterparkkerk kon ik er terecht. Twee kapotte klaptafels (gemaakt door wijlen broeder Kleine Deters) kon ik laatst weer repareren door even te buurten bij Liefhebber.
In maart deed het Parool uitgebreid bericht dat Fa. Liefhebber er mee gaat stoppen. Per 1 juli zou het afgelopen zijn. Geen uitverkoop natuurlijk, want zo is meneer Jansen niet. Zaterdagmiddag 29 juni was er zelfs een borrel, mevrouw Jansen deelde bier en limonade uit en er waren bakjes met zoute pinda’s. Meneer Jansen en zijn knecht Joop deden ondertussen nog gewoon zaken. De ouderwetse kassa moest blijven rinkelen. En…. niet getreurd, de komende weken gaan we aan het eind van de week nog gewoon open, zei meneer Jansen. Ze kunnen niet zonder blijkbaar. Maar toch zal het eerstdaags wel afgelopen zijn en daarmee verdwijnt de zoveelste prachtige winkel. Gelukkig is er een filiaal in Abcoude, maar dat is net te ver fietsen voor een paar schroeven of een haakje. Maar geen verhalen meer over de Mercedes van meneer Jansen, zijn chalet in Zwitserland en een luisterend oor naar problemen van zijn clientèle.
Is het nostalgie? Misschien wel een beetje, maar tegelijkertijd is het ook verlies. Wat komt er terug als meneer Jansen alles heeft overgebracht naar Abcoude? Weer een eettentje? Weer de zoveelste koffieshop? Een jaar geleden stopte bij ons in Diemen firma Maasdam met de verkoop van ijzerwaren, niet zo uitgebreid als Liefhebber, maar je kon ook ringetjes of plugjes laten uittellen. Er is alleen nog een Gamma, maar dat haalt het niet bij een echte zelfstandige middenstander. Aan het eind van de Pretoriusstraat staat sinds begin juni ook slagerij Poldervaart leeg. Jasper die rond 2010 de slagerij overnam van familie Lubbe en op een gegeven moment boven Fa. Liefhebber woonde, was genoodzaakt om zijn winkel te sluiten. De snijmachine staat nog als stille getuige achter het raam. Weer een echte middenstander die verdween uit het straatbeeld.
Bij Fa. Liefhebber staat nog een paar mooie in Engeland gemaakte schoenen in de aanbieding, helaas is het mijn maat niet. Gaat dat zien, nu het nog kan.
Of ik een tijdslot had…? Nou nee, na een controlebezoekje bij het OLVG dacht ik zo binnen te kunnen lopen bij het nieuwe ‘Nationaal Holocaust museum‘ aan de Plantage Middenlaan. Gelukkig was de museummedewerker vriendelijk genoeg om mij door te laten en was het betreffende tijdslot waarschijnlijk toch niet helemaal vol. Terzijde; wel irritant dat je bijna geen museum meer binnenkomt, zonder eerst een reservering te maken. Het Nationaal Holocaust museum is inmiddels een paar maanden open en werd afgelopen maandag druk bezocht. Met een audiotour, die duidelijke en degelijke informatie geeft, maakte ik vanaf de bovenste verdieping een indrukwekkende tocht door de Holocaust. Aan de hand van foto’s en vaak persoonlijke voorwerpen, krijg je een indringend beeld van een gitzwarte bladzijde uit onze vaderlandse geschiedenis. De vernietiging van ruim 100.000 Joden in de Tweede Wereldoorlog blijft een bijna niet te bevatten gebeurtenis. Dit museum heeft dan ook veel te lang op zich laten wachten.
Wel was er een kleine tentoonstellingsruimte in de ruimtes boven de hal van de Hollandsche Schouwburg, schuin tegenover de voormalige kweekschool. Het meest opvallende was daar de grote stadsplattegrond van Amsterdam, met daarop precies aangegeven waar Joden woonden. Een kaart gemaakt door Amsterdamse ambtenaren op bevel van de Duitse overheersers, een voorbeeld van stilzwijgend meewerken met de nazi’s. Een kaart die al een jaar na de inval van de nazi’s klaar was voor gebruik.
Maar nu het Holocaust museum een eigen plek heeft is ook de Hollandsche Schouwburg gerenoveerd en nog meer een plek van herdenking geworden. Beide plaatsen zijn een confrontatie met ons verleden en tegelijkertijd ook een waarschuwing voor vandaag.
In het Holocaust museum staat ook een bureau dat uit het gebouw van de Joodse Raad komt. Wie de boeiende dramaserie van de EO heeft gezien, begrijpt dat er in het museum ruim aandacht is voor deze instelling. Ook de cartotheek van de Joodse Raad staat in een glazen vitrine uitgestald, alles keurig geordend op alfabetische volgorde. Boven het bureau van de Joodse Raad worden op kleine schermen verschillende opvattingen over het werk van de Joodse Raad getoond. De uitspraak van Jacob (Jacques) Presser viel mij op: “Gij zijt werktuigen geweest van onze doodsvijanden. Gij hebt aan onze wegvoering meegewerkt. De bevelen van onze beulen uitvoerend hebt gij uzelf kunnen redden.” (1965) Presser is de schrijver van het eerste uitgebreide overzichtswerk over de Holocaust, ‘Ondergang’ (1965). In ‘Ondergang’ heeft historicus Presser beschreven hoe de nazi’s stap voor stap de vernietiging van het Joodse volksdeel organiseerden en uitvoerden. In de oorlog had Presser (geboren in 1899) ondergedoken gezeten. Zijn vrouw was opgepakt en werd weggevoerd, via Westerbork, naar Sobibor. Daar is ze gelijk na aankomst vergast, maar dat kreeg Presser pas na de oorlog te horen. Tijdens zijn onderduik heeft Presser een soort roman in dagboekaantekeningen geschreven; ‘Homo Submersus’ (de ondergedoken mens). Het is dus fictief en de schrijver noemt zich als duikeling’ Kobus. Maar Kobus was ook de onderduiknaam van Presser. De verzonnen onderduiker is echter veel jonger dan de schrijver. Maar het geeft een prachtig inzicht wat een onderduiker voelde, meemaakt, welke angsten hij uitstond en ook hoe afhankelijk de onderduiker opeens was van zijn gastheer en gastvrouw. Tegelijkertijd geeft het ook inzicht in wat er in Amsterdam gebeurde, wat hij te horen kreeg over wegvoeringen en ook wat de Joodse Raad deed. Pas in 2010 verscheen Homo Submersus in druk. Na de oorlog was er geen uitgevrij te vinden voor het manuscript en Presser heeft het in een la gelegd. Had er misschien ook geen belangstelling meer voor, toen zijn vrouw niet meer terug zou komen. Vorig jaar verscheen een herdruk. Een boeiend document; aangrijpend en tegelijkertijd ook met veel humor geschreven. Soms wat langdradig, maar dat doet zeker niet af aan de leesbaarheid.
Het bezoek aan het Holocaust museum en het lezen van Homo Submersus zet aan tot herdenken. Twee minuten stilstaan is wat dat betreft eigenlijk veel te weinig. Misschien moeten we het verdubbelen deze keer, of er gewoon tien minuten van maken. Ga maar nadenken over oorlog, verlies van mensenlevens, verraad, wegkijken, alle trauma’s die zijn opgelopen….. Ach tien minuten stil zijn is niet genoeg.
Er liep een klas kinderen naar de gymzaal. Eén van de meisjes stootte een klasgenootje aan; “Kijk dit is de kamer van de dokter….” Vanuit mijn kantoor hoorde ik het aan. Ik wist als directeur van de school zeker wel wie dr. M.B. van ’t Veer was, moest het ook steeds vaker uitleggen aan ouders die hun kind aanmelden op de gereformeerde basisschool in Amsterdam-West. Begin zestiger jaren was de school gestart en in navolging van veel andere gereformeerde scholen kreeg het de naam van een theoloog die een belangrijke rol had gespeeld in de geschiedenis van de gereformeerde kerken (vrijgemaakt). Dr. M. B. van ’t Veer was dan wel niet officieel een ‘vrijgemaakte’ theoloog, maar officieus werd hij ingelijfd. Op 17 augustus 1944 stierf, 40 jaar oud, de Amsterdamse predikant, voordat hij daadwerkelijk kon kiezen (of gedwongen werd tot) voor ‘vrijmaking’. Omdat de naam van de school zoveel vragen opriep en nogal onpraktisch was werd in 2006 besloten om de naam van de school te veranderen in ‘Veerkracht’.
Vorig najaar verscheen er een biografie over theoloog en predikant Mars van ’t Veer. De ondertitel is mooi gevonden, “Vernieuwend gereformeerd prediker en evenwichtig pastor in een bezeten tijd”. Dr. Harm Veldman, oud-geschiedenisleraar heeft al veel meer over kerkgeschiedenis onderwerpen geschreven en nu dus een biografie over dr. M.B. van ’t Veer.
Mars is geboren in 1904 in Rotterdam, maar zijn ouders verhuisden al snel naar het Zuid-Bevelandse Kapelle, onder de rook van Goes, waar ze ook opgegroeid waren. Al jong vertrok Mars naar het Kamper gymnasium om daarna naar de Theologische Hogeschool te kunnen. In 1931 startte de jonge dominee in het Brabantse Zevenbergen, om in 1936 te vetrekken naar de gereformeerde kerk van Groningen. En in maart 1941 kwam dominee van ’t Veer naar de Funenkerk[1] in Amsterdam. Ruim een jaar later, juli 1942, promoveerde van ’t Veer aan de Vrije Universiteit.
Zijn dissertatie stond jarenlang in de boekenkast van de dr. M.B. van ’t Veerschool[2]. Voorin stond een opdracht van mevrouw van ’t Veer, zij schonk het boekwerk aan de school bij de opening in 1963. Ernaast stond het kloeke ‘Mijn God is Jaweh’[3]. Deze bijbelstudie is een mooi voorbeeld van wat in die tijd ‘heilshistorisch preken’ werd genoemd. De Kamper hoogleraar K. Schilder was de ‘uitvinder’ van deze methode. Veldman gebruikt de volgende definitie voor ‘heilshistorisch preken’ (pg 89); “De Bijbel is het heilig geschrift van God dat geschreven is door mensen die God inschakelde om de heilsweg met Zijn volk in het licht te stellen. Hierdoor is de Bijbel een eenheid. En niet een collectie van losse tekstgedeelten die afzonderlijk literair-kritisch moeten worden behandeld.” In mijn boekenkast heb ik “Van Den Dienst Des Woords” staan (uitgave in 1944). Een bundel doorwrochte artikelen over ‘de prediking naar gereformeerde belijdenis’. Van dr. M.B. van ’t Veer staat er een uitgebreide studie in onder de titel: “Christologische prediking over de historische stof van het oude testament.” Van ’t Veer gebruikt hierin naast de term ‘heilshistorisch’ ook de term ‘christologisch’ en ook het begrip ‘verbondsgeschiedenis’ krijgt een centrale plaats. De ‘nieuwe’ manier van preken is een reactie op psychologisering in preken en een exemplarische aanpak van bijbelverhalen. Ik herlas de laatste preek die van ’t Veer hield op 13 augustus 1944. De preek is na de dood van ’t Veer uitgegeven[4] en gaat over Elia bij de berg Horeb. Een prachtig voorbeeld van de ‘nieuwe’ benadering. Na een fikse hertaling zou de preek nog best gehouden kunnen worden vanaf een gereformeerde preekstoel.
Een flink gedeelte van de biografie gaat over die heilshistorische prediking en ook de dissertatie van van ’t Veer. Die dissertatie draagt als titel “Cathechese en catechetische stof bij Calvijn” en van ’t Veer promoveerde er in 1942 op. Daarnaast krijgt ook de rol van van ’t Veer in de aanloop naar de scheuring in de Gereformeerde Kerken (de Vrijmaking) uitgebreid aandacht. Alleen al omdat ik jarenlang op de dr. M.B. van ’t Veerschool heb gewerkt heb ik Veldmans boek met interesse gelezen. En voor hen die meer willen weten over de aanloop naar de gebeurtenissen in 1944 is het misschien ook wel een interessante aanvulling. De invloed van van ’t Veer via zijn publicaties is er zeker geweest. Zijn dissertatie werd gebruikt bij colleges op de ‘vrijgemaakte’ hogeschool in Kampen en de uitgebreide studie over de profeet Elia werd in 1980, veertig jaar na de eerste druk, vertaald in het Engels voor het gereformeerde nageslacht in de VS en Canada.
Toch vind ik deze biografie wel een beetje een gemiste kans. Naast alle boeiende kerkgeschiedenis krijg ik in geen beeld van wie dr. Van ’t Veer nu eigenlijk was. Ik ken zijn foto[5], die hing in de hal van de school en is daar na de naamsverandering ook nog lang blijven hangen. Een indringende blik van een ouder uitziende man dan hij in werkelijkheid was op dat moment.
Toch krijg ik niet echt een beeld van deze dominee. Was er nergens een verslag of een In Memoriam te vinden met iets persoonlijks? Hoe was hij als voorzitter in een kerkenraadsvergadering? Was hij bevriend met sommige collega’s? Hoe was hij als voorzitter van de Bond van Gereformeerde Mannenverenigingen? Hoe reageerden kerkgangers op zijn preken, was het een geliefd preker? Toen van ’t Veer in Amsterdam kwam, hadden de Gereformeerde Kerken in de hoofdstad ongeveer 25.000 leden en 17 predikanten. Soms zaten kerken bomvol wanneer een bepaalde dominee voorging, hoe zat dat bij van ’t Veer? Waar lagen de zwaartepunten in zijn prediking? Veldman vertelt dat dominee van ’t Veer nauwkeurig bijhield waar hij over preekte. Je zou dus vrij gemakkelijk een bestandje kunnen produceren met een overzicht. De drie kinderen, de jongste werd bijna een half jaar later geboren na het plotselinge overlijden van zijn vader, zullen ongetwijfeld verhalen van hun moeder hebben meegekregen, jammer genoeg ontbreekt deze insteek. Veldman meldt wel dat hij de jongste zoon heeft gesproken.
Bovenstaande alinea zette mij aan het speuren. Ik herinnerde mij de bijna tachtigjarige mevrouw Pesman, die vorig najaar op een woensdagmorgen met haar kleinzoon binnenliep in de Oosterparkkerk. Opgegroeid in de Watergraafsmeer kon ze zich het grote huis van familie van ’t Veer aan de Tweede Oosterparkstraat nog goed herinneren. Met de meisjesvereniging gingen ze één per jaar op bezoek bij mevrouw van ’t Veer. De herinnering aan dat gesprek zette mij op het goede spoor en ik haalde daarom het boek met de verzamelde dagboekaantekeningen van Daan van Driel[6] uit de boekenkast. Het boek bevat ook een CD met alle aantekeningen van broeder van Driel. Al gauw vond ik zijn korte opmerkingen met betrekking tot dr. M.B. van ’t Veer. Omdat ze een mooie inkijk geven in de gebeurtenissen midden in de Tweede Wereldoorlog en vertellen over van ’t Veer, neem ik een aantal fragmenten over.
Juni 1942, van Driel woont de promotie van dominee van ’t Veer bij: “Ik was bij de promotie van Dr. M.B. van ’t Veer tot doctor in de theologie. Zijn proefschrift ging over Calvijn. Het was een bekroning van arbeid, zelfs met cum laude. Het meemaken van deze bevordering tot hogere rang was de eerste keer in mijn leven. In de Militia Christi zag ik een van de officieren bevorderd worden. Ik zag de uniformen van de professoren in hun deftig wit en zwart, de strakke distinctie van het tafereel met de verdediger van zijn proefschrift achter de katheder en aan weerszijden de onbeweeglijk staande paranimfen. Het was een aanblik van bijna militaire discipline, maar vreedzaam. Hier werden geestelijk de degens gekruist. De kracht en het geweld was hier die van het zwaard des Geestes, Gods Woord. Het verstand verdedigde en viel aan. Het was prachtig hierin mee te leven. Hier gebeurde wat belangrijks.”
Ook in 1942, waarschijnlijk augustus[7] “Deze week werden veel Joden weggevoerd. Wat je ziet en hoort zo vlak om ons heen verschrikt je. Het vaart als een donkere schim, als een vertwijfelde vraag door je heen. Hoe kan dat? Uit de kerkenraad naar huis fietsend, had ik een oponthoud. Plotseling stond ik ingesloten tussen geüniformeerde politiemannen, Hollandse en Duitse. Alleen op vertoon van mijn legitimatiebewijs lieten ze me door. Aan de kant van de weg stonden de wagens waarin mensen opgeborgen werden. Ze werden maar zo in de stille avond uit hun huizen gehaald. Ik zag hen gelaten in een trieste rij het trottoir vullen. Met machteloze stomheid zich voegend naar commando’s van sterkeren en machtigeren dan zij werden ze weg gevoerd. Het was een trieste levensstoet van uitgestoten stermensen. Wat haakt zoiets in je gedachten. Hoe schrikwekkend dichtbij zie je dan gebeuren wat ik in m’n bangste dromen voor onmogelijk hield. Hoe scheuren deze dingen als rauwe kreten door mijn ziel. En meer wolken stapelen zich op.
Nu weer in de gevangenneming van onze dr. M.B. van ’t Veer. Hoe stijgen de gebeden in onze kerken op tot God. Hoe smeekt onze neergebogen ziel om uitkomst. “Here, denk aan Uw ontferming over deze wereld. Er zijn zeeën van leed.”
Een aantal weken later
“Een andere slag in het gezicht van de kerk was het ontrukken aan zijn taak van een van onze meest begaafde predikanten; dr. Van ’t Veer werd gevangen gezet. Maar als door een wonder sprak hij na vier weken gevangenschap voor onze mannenvereniging over Het Geloof. Dit waren niet maar zo wat theologische spitsvondigheden. We hoorden het levende leven uit de mond van de man die pas uit de cel ontkomen was.”
1944 “In april 1944 is de schorsing voor drie maanden van prof. dr. K. Schilder als emeritus predikant en hoogleraar in Kampen een feit. Wat is dit een spannende tijd in ons kerkelijk leven. Dr. M.B. van ’t Veer staat als bezwaarde broeder tegen de besluiten der Generale Synode naast prof. Schilder. Toen hij met Goede Vrijdag en eerste Paasdag hier in de stad preekte – zij het buiten onze wijk – kon ik niet nalaten hem te gaan horen.”
“Aangrijpend was de laatstgehouden preek van ds. Van ’t Veer. Die sprak van de breuk die nu in onze kerken een feit geworden is door de laatste beslissingen der Synode: “Een deel van de gereformeerde predikanten looft en dankt God voor de vastberadenheid van de Synode en andere voorgangers spreken van de zondige beslissingen van diezelfde synode.” De kerk, het veiligste van ons leven, ’s Heren huis op aarde, staat te wankelen.”
“Toen ik vanavond thuis kwam uit Krommenie waar ik aan de tweede pose van het portret van de oude heer De Jong schilderde, hoorde ik van Krien[8] het ontstellende nieuws dat ds. Van ’t Veer vandaag plotseling overleden is. Hij moet maar weinige uren ziek geweest zijn. Die prediker was mij zo lief geworden. Ik hoorde pas nog zijn prediking in de Funenkerk. Deze dominee was waarschijnlijk openlijk met zijn aanklacht voor de dag gekomen tegen het gepleegde onrecht in onze kerken. Vanavond misschien had de kerkenraad de ban over hem uitgesproken. “In plaats van afgezet van zijn ambt, nu plotseling overgezet in de hemel.” Misschien was het lichaam door al de doorgestane emoties van de laatste tijd tot in de vezelen vermoeid. Die man was ons een leidsman. Een tedere en oprechte en eerlijk overtuigde leidsman. Een en al actie, een en al leven.”
Ik heb prof. Schilder gehoord in het Concertgebouw[9] tijdens een vergadering ter voorlichting van het gereformeerde volk over de kerkelijke strijd. In spoedvergadering wekten de predikanten unaniem alle ambtsdragers op om niet naar deze vergadering te gaan: Doe niet mee aan deze onkerkelijke en verkeerde actie! Ik moet wat doen. Een brief aan de kerkenraad schrijven. Positie kiezen. Als ik me in mijn oordelen en spreken stel tegenover de Synode, dus aan de zijde der bezwaarden, moet ik me tegenover mijn kerkenraad verantwoorden. In onze plaatselijke kerk is het, in tegenstelling tot andere plaatsen als bijvoorbeeld Rotterdam, nog niet tot een openlijke breuk gekomen. Was dominee Van ’t Veer blijven leven, dan was dat waarschijnlijk wel al het geval geweest. Na zijn sterven is nog een harde slag gevallen. De gemeente van Amsterdam moest weer in de rouw om het overlijden van haar oudste predikant, ds. Ferwerda. Ook dit was een plotseling sterven, nog plotselinger en ontstellender. Als de berichten daarover juist zijn (het is pas gisteren gebeurd), trof hem (wreed van zijn bed gelicht) een uur daarna de kogel.” (meer info op site Geref.kerken.info / 12.9.1944)
Van Driel laat mooi zien wat de preken van dr. M.B. van ’t Veer met hem deden. Ze raakten zijn hart en hij bewonderde de manier waarop van ’t Veer zich opstelde in de kerkelijke perikelen. Van Driel was een jonge kunst en reclameschilder, woonde in de Rivierenbuurt , vader van drie kleinen kinderen en in 1944, 35 jaar oud. Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij een klik had met de 40 jarige van ’t Veer.
Daarnaast komt de vraag op hoe kan het dat midden in de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog een kerkscheuring plaats vond. Het dagboek van Daan van Driel geeft daarin trouwens een mooie inkijk. Naast alle verschrikkelijke uitvloeisels van de Duitse bezetting geeft van Driel zijn geworstel met de kerkelijke situatie weer. Op enkele plaatsen verwijst Veldman naar gebeurtenissen in de ‘gewone wereld’. Toch krijg je het idee dat er zich twee parallelle werelden afspeelden. De Duitse bezetting en de ideeën daarachter, waar van ’t Veer zich meerdere malen kritisch over had uitgelaten[10], ook al voor mei 1940, en een ander deel van het leven dat zich vulde met kerkelijke zaken, een synode, artikelen in kerkelijke bladen en vele vergaderingen her en der in het land. Een overzicht of tijdlijn waarin naast elkaar de belangrijke gebeurtenissen van de bezettingstijd en de kerkelijke gebeurtenissen staan, zou kunnen helpen om meer grip te krijgen op deze bizarre geschiedenis. Waarom trokken predikanten die het eens waren met dr. K. Schilder zich niet en masse terug van alle onenigheden en besloten daar na de oorlog op terug te komen? De ‘godsvrede’ in Amersfoort is daarvan een voorbeeld, toch ging men elders gewoon door met strijden op het kerkelijk erf.
Dominee D. Sikkel preekte op zondag 20 augustus 1944 in de Funenkerk en stond in zijn preek uitgebreid stil bij de plotselinge dood van zijn collega Van ’t Veer. “Dit getuigenis geven wij van hem: ‘hij heeft zichzelf niet gezocht’ “.[11] Dominee van ’t Veer stond dus bekend als een zachtmoedig man, iemand die verbinding zocht. Echter op de dag dat dominee van ’t Veer overleed, wilde de Amsterdamse kerkenraad vergaderen over de schorsing van de ‘rebelse’ ds. Van ’t Veer[12]. (pg 161) Veldman geeft helaas geen noot of een uitgebreid verslag van hoe dit in zijn werk was gegaan. De notulen van de betreffende kerkenraad zullen zich ongetwijfeld toch ergens bevinden. Het hoe en waarom komen we dus jammer genoeg niet te weten, alleen dat de vergadering werd afgelast. Het zou ons vandaag meer inzicht geven waarom het zo op de spits werd gedreven. Ter illustratie; van ’t Veer overleed 17 augustus en een paar weken later is het Dolle Dinsdag (5 september). En eind september vindt de Slag om Arnhem plaats.
Wanneer een biograaf zich verdiept in het leven van iemand die belangrijk geweest in het kerkelijke leven van zijn tijd, zijn er allerlei vragen die bovenkomen en je achteraf nieuwsgierig maken. Ik vroeg mij bijvoorbeeld af waarom gaat een jongen van 15, 16 jaar vanuit het Zeeuwse naar het gymnasium in Kampen? In Middelburg was een Stedelijk gymnasium, was deze niet christelijk genoeg of had Rien of Mars van ’t Veer al heel jong een roeping om dominee te worden?
Veldman schrijft uitgebreid over ‘heilshistorische prediking’, jammer vind ik het, dat een hedendaagse kijk op deze manier van preken ontbreekt. Toen we in 1980 in Amsterdam kwamen wonen hoorden we bijna wekelijks de vertolker van deze methode op de preekstel. Ds. C.J. Breen was wat dat betreft een Woordkunstenaar die in één preek de hele Bijbel kon doorwandelen van Genesis tot en met Openbaringen en dat dan altijd in het licht van Christus verlossingswerk plaatste. Maar hoe zit het met de nazaten van Schilder en van ’t Veer? Zijn we in onze tijd weer vervallen in een exemplarische prediking? Wat zeggen onze hedendaagse theologen hierover? Een commentaar hierop had in dit werk over van ’t Veer niet misstaan. Op pg 168 – 179 publiceert Veldman een aantal korte overdenkingen uit de Reformatie (1946/47). K. Schilder zorgde er voor dat deze korte beschouwingen van de overleden broeder van ’t Veer een breed publiek kregen. Wat zou een hertaling van deze stuikjes mooi zijn geweest. Het taalkleed is zo veroudert dat je zo’n stukje drie, vier keer moet lezen om de essentie tot je te laten doordringen.
Toen onze dominee bezig was het voorbereiden van een preek, bleek in één van boeken, uit de bibliotheek van zijn opa, een briefje te zitten van dr. M.B. van ’t Veer. Het was een bedankbrief aan de overgrootvader van onze dominee aan Teun Kooy in Zwijndrecht (geen gemeentelid dus in Amsterdam, zoals Veldman suggereert). Opeens krijgen we een mooi inkijkje in de persoon Mars van ’t Veer. Hij schrijft als vriend en bedankt uitvoerig voor een gasstel en zijdelings rept hij ook nog over de kerkelijke perikelen. Een paar dagen later is hij doodziek en sterft. Als de wat onleesbare 15/8 klopt, heeft Teun Kooy deze brief hoogstwaarschijnlijk gekregen toen van ’t Veer al gestorven was. De post was vast niet zo snel in die dagen. (HV pg 160)[13]
[1] In 1975 gesloopt (ontwerp van architect Tjeerd Kuipers), stond tegenover de molen van Brouwerij ‘t IJ
[2] Helaas door collega’s met weinig historisch besef in de oud-papierbak gedaan
[3] Over het optreden van de profeet Elia (uitgegeven in 1939)
[4] ‘Elia tredend voor de vierschaar Gods’, Student Faber (JF) zorgde dat deze uitgave er kwam met behulp van zijn aantekeningen en de preekschets van dominee van ’t Veer.
[5] De foto van dr. M.B. van ’t Veer op het schutblad, staat ook op de cover, maar dan in spiegelbeeld. Helaas ontbreekt de reden hiervan. Van ’t Veer kijkt ons als het ware vanuit de spiegel aan.
[6] ‘De tekenaar’ Dagboek Daan van Driel 1925-1992 (2013)
[7] In ‘De Tekenaar’ staan bij de verschillende aantekeningen geen data. HV vermeldt dat van ’t Veer na vier weken werd vrijgelaten, op 5 september 1942. In oktober is van ’t Veer ondergedoken. Bij van Driel lezen we dan ook een hele periode niets over hem. De bezetting en gezinsperikelen voeren dan de boventoon, maar ook verschillende keren de kerkstrijd.
[10] Hoofdstuk 4 bij HV, artikelen in het kerkblad over Jodenhaat
[11] Citaat: “Toegerust met bijzondere gaven tot den dienst des Woords, gesierd met een zachtmoedig karakter, waardoor hij saambinding zocht, was hij ons een vriend en broeder, een geliefde herder en leeraar.”
[13] Amsterdam 15/8/1944
Beste Teun,
Laat ik je eerst mogen bedanken voor de toezending van het gasstel. ’t Is een mooi ding – en Dien is er blij mee. Er moet wel iets veranderd worden, omdat de aansluiting juist aan den anderen kant zit, maar dat redden we wel. Pas Vrijdag is het aangekomen, dus het heeft er een week over gedaan. Maar het is er! – Dat is hoofdzaak. Ik weet niet of je nog een ander ook er mee gelukkig kunt maken, maar mijn broer zou heel graag zulk een hulp accepteren. Als het niet kan, dan natuurlijk niet, hoor, maar het zou kunnen zijn dat je later zei: had ik het maar geweten! Je zult misschien wel genoeg klantjes kunnen vinden! Mijn schuld gireer ik wel even.
We zitten kerkelijk nu midden in de ellende. Je kunt ook zeggen: in de reformatie! Kampen nam gisteren een goed besluit. De consequentie is zeker, dat de synode of het verband zal verbreken of de meerderheid zal afzetten. Bergschenhoek gaat ook apart. In den Haag-Voorburg zal men wel spoedig tot institueren overgaan. Dan zullen ook wij allen moeten spreken, zonder onnodig te wachten. Ik zag je Vrijdag niet in Den Haag?Laat ik je hartelijk mogen groeten. Veel wijsheid en beslistheid. En veel geloof.
Groeten ook van Dien en aan Adrie.
Je Mars
Ooit plubliceerde de Hoogeveensche Courant “groot nieuws”. Bij het slopen van oude pandjes aan het Haagje was, in een verborgen ruimte, een ‘van Gogh’ gevonden. Kenners bogen zich over deze unieke vondst en eerstdaags zou het schilderijtje worden tentoongesteld in het cultureel centrum ‘de Tamboer’. Een forse oploop op 1 april was daarop het gevolg. U snapt het al, het was een zeer geslaagde grap.[1]
Van Gogh had ooit in 1883 een tijdje in Hoogeveen gewoond. Aan de Pesserstraat staat een oud pand dat in 1883 een logement was van Albert Hartsuiker en geleerden hebben uitgezocht dat Vincent van Gogh daar ongeveer een maand gelogeerd heeft. Van Gogh maakte tochten rond Hoogeveen en schreef daarover aan zijn broer Theo. Achteraf gezien lijkt het allemaal heel bijzonder, maar dat is echt achteraf. In 1883 was Vincent een jongeman van 30 die leefde op kosten van zijn broer en zoekend was naar een weg in de schilderkunst. Hij was geïmponeerd door het landschap en probeerde dat te vatten in tekeningen, aquarellen en later ook in olieverfschilderijtjes. Hij was geen bekend persoon en in 1883 heeft niemand bedacht dat deze rondzwervende jongeman, ooit wereldberoemd zou zijn en dat er van over de hele wereld bezoekers naar het ‘van Gogh museum’ komen in Amsterdam.
Een week geleden ging ik met mijn beide dochters naar het Drents Museum in Assen, waar een grote tentoonstelling is gerealiseerd over de reis van Vincent van Gogh in 1883 naar Drenthe. Het was fantastisch om met beide dochters op stap te zijn, gezellig en ook educatief. De tentoonstelling is uiterst zorgvuldig ingericht en boeiend. Je krijgt een mooi inzicht in het leven van de jonge Vincent en dat zijn reis door Zuid-Drenthe blijkbaar van flinke invloed is geweest op zijn latere werk. Je kunt de vraag stellen of het niet teveel opgeklopt is, maar ondertussen is het wel mooi dat het grote publiek op deze manier kennis maakt met een kunstenaar in de dop. Vooral de werken van andere kunstenaars die rond die periode werkten in Drenthe (vooral op zandgronden), maken indruk. Overdrijving zit naar mijn idee wel een beetje in de randverschijnselen. Aan de rand van het rustieke plantsoen voor het museum staat met grote letters Vincent, als was het de handtekening van de schilder in kleuren uit zijn Franse periode. En wie even gaat googelen ontdekt dat er in Hoogeveen inmiddels een portret van vijf verdiepingen is geschilderd op een flat aan de Hoofdstraat. Van Gogh is vercommercialiseerd.
Toch was er ook nog iets raars. De bijschriften van de verschillende tentoongestelde werken waren niet aangebracht op een gemiddelde ooghoogte, maar een flink stuk daaronder. Je moet echt door je knieën, of heel erg voorover buigen. Op de vrijdag dat wij er waren was de gemiddelde leeftijd al gauw rond de zestig, bepaald onhandig dus die lage bijschriften. De lettergrootte was ook aan de kleine kant trouwens. Een suppoost vertelde ons dat we niet de eerste ‘klagers’ waren. Het antwoord op onze vraag was heel eenvoudig; zo kunnen rolstoelgebruikers alles goed lezen… Wij vonden dit maar een gekke oplossing, dat kan anders, met een fatsoenlijk gedrukt boekje wat ook in een rolstoel goed te lezen is.
Gelukkig is er in het prachtige museumgebouw een mooi restaurant, met heerlijke koffie. Deze ruimte is jaloersmakend voor veel andere musea denk ik.
Van Lelystad naar huis rijdend en nog nagenietend van het verrassende verjaardagscadeau, speelde het verhaal over van Gogh en het Asser museum nog door mijn hoofd. De ergernis over de lage bijschriften deden mij opeens denken aan het bezoek aan het prachtige museum aan de Amstel, H’ART tegenwoordig. Een goede vriendin wilde graag met haar zoon naar de tentoonstelling over Julius Caesar in de Hermitage. Die laatste naam ligt mij ook beter, waarom die mallotige verandering? Maar ook deze tentoonstelling was uitstekend verzorgd. De bijschriften hier en daar te vaag en soms naar mijn idee niet afgestemd op de gemiddelde bezoeker. Totdat we opeens ontdekten dat jaartallen een rare toevoeging hadden. Waar je bij Julius Caesar dacht aan de tijd voor Christus, stond hier v.g.j. en BCE. Enig speurwerk leverde op dat v.g.j. staat voor: voor gangbare jaartelling, Before (the) Common Era. Waarom is Christus opeens verdwenen in deze aanduidingen? Bang voor mensen die niets met ‘het kind in een kribbe’ hebben? Of is het een soort gelijkheidsstreven? Waarom toch die vreemde aanpassingen; bijschriften alleen voor rolstoelers, en 44 voor Christus inwisselen voor v.g.j.?
[1] Ik heb geprobeerd om dit verhaal zoals het in mijn geheugen zit, te verifiëren op Delpher. Helaas lukte dat niet. Mocht iemand meer informatie hebben over deze 1 aprilgrap, ik houd me aanbevolen.
Vorige week, een mooie zonnige woensdag. Broer Henk en ik hebben afgesproken bij de P + R van Amersfoort. Samen op weg naar het theaterstuk over Boer Koekoek. We hebben ruim de tijd genomen om eerst nog wat te eten in Hoogeveen. Na een rondje Hoofdstraat moeten we wel eerlijk onder ogen zien dat Hoogeveen weinig uitstraling meer heeft. Het saaie winkelaanbod draagt daar nog eens extra aan bij. Waar voorheen boekhandel Pet domicilie had, zit nu een eetcafé. De boekhandel zit in wat vroeger de kantoorbenodigdhedenafdeling was. Het plein voor de Hoofdstraatkerk is nog het aardigst, waterstralen zorgen voor de broodnodige verkoeling. Echte speciaalzaken uit onze jeugd zijn allemaal verdwenen. De Boerenopstand in 1963zit bij ons beide nog in het geheugen. Onvergetelijk was de parade van de bereden politie langs ons huis. Ze waren op weg naar de boerderij van Klaas Hartman, zijn boerderij zou bij opbod worden verkocht. Een drama, in het voor die tijd onbekende dorp Hollandscheveld. Die 6e maart was er nog sneeuw voorhanden en de politie werd dan ook flink bekogeld. De Boerenopstand was een feit en de Boerenpartij van Hendrik Koekoek (geboren in Hollandscheveld) kreeg daardoor zoveel wind in de rug dat ze datzelfde jaar in de Tweede Kamer kwamen. Nu 60 jaar later en een nieuwe boerenopstand nog vers in het geheugen ligt, is er een geweldig theaterstuk over gemaakt. Theatermaker Tom de Ket (van onder andere Het Pauperparadijs) heeft 1963 verbonden met de problemen van onze tijd in de landbouw. Stikstofdepositie, regeldruk en BBB, het komt allemaal voorbij. Maar ook het historisch geheugen wordt flink opgefrist, in boekhandel Pet staat ‘De Boerenopstand’van Bertus ten Caat dan ook op nummer 1 van de plaatselijke top tien. In onze familieapp verschenen er echter grote vraagtekens toen ik een foto plaatste; wie is boer Koekoek?
In een gigantische loods heeft men een tribune gebouwd voor 1000 bezoekers. Omdat de loods nog niet helemaal was afgebouwd kijk je zo naar buiten, het weiland strekt zich uit. We konden net niet onze broer voor ons geboortehuis zien staan, maar het scheelde niet veel. Ook het weiland werd gebruikt als speelvloer, knap gevonden. Langzaam ging de zon onder en kleurde de hemel prachtig. Het was na middernacht dat we weer thuis waren en onderweg betreurden we de desinteresse van onze broers en zus.
Afgelopen zaterdag was er een mooie aanvulling op de problemen die werden benoemd in het theaterstuk. In ARGOS van de VPRO werd uitgebreid Johan Vollenbroek geïnterviewd. Vollenbroek is voorzitter van de MOB, de club die regelmatig rechtszaken aanspant tegen de overheid. Hij legde uitgebreid uit waar het in de landbouw verkeerd is gegaan. Voor de geïnteresseerden, zeker terug luisteren. Onze va had na zijn lagere schooltijd met goed gevolg de Landbouwschool gevolgd. Toen hij de ruilverkaveling, schaalvergroting en overbemesting zag, wist hij het wel. “Dat kan nooit goed zijn!”
Vanmorgen fietste ik nog even langs de kerk, misschien was de timmerman wel bezig. Moest toch even bij Hartog aan de Wibautstraat een heerlijk rozijnenbrood halen. De twee dienstdoende broeders van het ‘ochtendgebed’ waren blij dat er toch nog ‘een bezoeker’ kwam. Daardoor kwam het gesprekje gelijk op het doel van het Ochtengebed en de Open Ochtend. Het zit hem niet in tientallen bezoekers toch….? Om negen uur was er met twee gasten gebeden voor de stad, de wereld en ook voor de kerk en allerlei andere dingen die hun harten bezighielden. Dat was toch al genoeg? Een leuk gesprek ontspon zich en even later lag opeens de vraag op tafel wat er nou zo gereformeerd was aan onze kerk. Voor één van de twee broeders, niet als gereformeerde opgegroeid, was onze OPK niet zo gereformeerd. Jullie zijn er ingegroeid, jullie kennen alles, maar gereformeerd is toch; duidelijke regels, streng, niet tv-kijken op zondag… Uiteindelijk kwamen we er op uit dat onze OPK-gemeente gewoon christelijk wil zijn, met de woorden van Jezus als richtsnoer voor het leven van alledag. Gereformeerd zijn kan zo maar verkeerde associaties oproepen bedacht ik mij. En voor een flink aantal leden van onze OPK die helemaal niet in een gereformeerd gezin en een gereformeerde kerk zijn opgegroeid is het een lastige term. Ze zijn gewoon lid van een kerk waar gepreekt wordt uit de Bijbel en de mensen naar elkaar omkijken. Een kerk waar met Pasen zes belijdeniscatechisanten belijdenis van hun geloof aflegden en vervolgens één van hen werd gedoopt, waarna haar dochtertje van vier ook haar hoofd boven het doopvont hield.
Morgen is het zover. De laatste vergaderdag van de synode. De ‘LVGS Zoetermeer’ neemt de laatste besluiten, sluit officieel en viert samen het Heilig Avondmaal. Een periode van veel vergaderen en inlezen komt ook voor mij tot een eind. Twee kerken hebben elkaar gevonden, na jaren van gescheiden optrekken. De scheuring in de Gereformeerde Kerken (onderhoudende artikel 31 KO) eind jaren zestig van de vorige eeuw is geheeld. Dat kostte tijd, tranen, vergeving en ook luisteren naar elkaars verhalen. Samen gaan GKv en NGK dus verder. Er is zelfs door specialisten een nieuw logo bedacht, de kerkorde is tot op de komma nauwkeurig besproken, en artikel voor artikel vastgesteld. Zelfs een van te voren haast onoverbrugbaar probleem met betrekking tot de ‘pensioenen’ van de predikanten is opgelost. Ik probeerde uit te rekenen hoeveel manuren deze synode heeft gekost. Op 1 oktober van het vorig jaar kwamen we voor het eerst bijeen. Ruim 5000 manuren kwam uit een snelle berekening; aantal afgevaardigden X aantal vergaderuren. Pfff, dacht ik, wat hadden we daar binnen onze plaatselijke kerken allemaal mee kunnen doen. En, het waren alleen maar de vergaderuren in Elspeet. Niet de autoritten die het gekost heeft en alle voorbereidingsuren van de afgevaardigden en alle commissies. Misschien is een totaal van 10.000 manuren voor LVGS Zoetermeer nog niet zo’n gekke inschatting.
Moeten we de vraag stellen of het alle inspanningen en uren vergaderen waard is geweest? En dat er broeders en zusters zijn die straks afhaken omdat er naar hun idee te veel ruimte in afspraken en regels ontstaat, is het ons dat allemaal waard? Of moet de vreugde over de hereniging gewoon de boventoon voeren? Misschien is het maar beter om die vragen even naar de achtergrond te laten verdwijnen, misschien moeten we daar later nog maar eens over nadenken. Jarenlange verwijdering heeft te lang geduurd en veel hedendaagse kerkgangers van GKv en NGK hebben zelfs geen idee waar het in de jaren zestig over ging. Een belangrijker vraag is, naar mijn idee, wat het gaat opleveren? Wordt het een Gereformeerde Kerk 2.0? Is 1 + 1 straks meer dan 2? En is de smoel van de NeGV straks echt het “Hoopvol onderweg in Gods wereld”?
Morgen zijn we in ieder geval hoopvol gestemd. Mooie woorden zullen gesproken worden bij het sluiten van deze bijzondere vergadering annex synode. Deze mijlpaal zal niet gauw vergeten worden en wanneer op 12 mei de eenwording wordt gevierd zal vast nog wel eens in de achteruitkijkspiegel worden gekeken, maar naar ik hoop vooral vooruit.
Levert het samengaan van twee aparte kerkverbanden straks een vitale kerk op? Waar ondanks veel gedoe, elke zondag het evangelie van de opgestane Christus wordt gevierd met het breken van brood en het schenken van wijn? Zal het een kerk zijn waar jonge kinderen, oudere jeugd en ook ouders en grootouders zich thuis voelen? Waar mensen met allerlei achtergronden samen luisteren en aan tafel zitten, of ze nu rood, bruin, geel of blank zijn? Of van welke LHTB afkorting ook, maar zich veilig weten bij Heiland Christus?
Ach laat het een kerk zijn waar diehard gelovigen, maar ook twijfelaars en zoekers zich thuis voelen. Een kerk, een gemeenschap die zich openstelt voor de samenleving, en ook doordeweeks zijn deuren open zet. Een kerk die contact zoekt met andere kerken in haar dorp of stad. Vriendschappen zoekt met hen die ook Christus willen volgen. Een kerk die een uitnodigende liturgie heeft, tot eer van God en mensen, waar muziek tot doel heeft om samen God te loven en te prijzen.
Afgelopen week ben ik weer twee dagen naar de synode geweest. Vrijdag en zaterdag was het weer zover. Van tevoren waren we bedolven met allerlei stukken in Dropbox zodat we ons konden inlezen. In de wandelgangen hoorde ik van iemand die tot midden in de nacht achter zijn laptop had gezeten. Maar dan ben je toch te laat begonnen, was de algemene conclusie. Voorstudie is vereist, want anders kun je beter thuisblijven heb ik wel ontdekt. Je moet gewoon weten welke onderwerpen op het agenda aan de orde komen en daar ook de inhoud van kennen. Natuurlijk kun je je voorbereiding zo breed en uitgebreid doen als het je zelf goed dunkt. Er zijn afgevaardigden die bij elk onderdeel diep de geschiedenis induiken. Ze hebben er plezier in om uit te zoeken hoe de Synode van Emden (1571) of de Synode van Dordrecht (1618-19) bepaalde problematiek behandelde en formuleerde in regelingen. Andere afgevaardigden hebben een voorliefde voor Acta’s van de Gereformeerde Kerken na de Vrijmaking en kunnen daar hele stukken uit citeren. Zelf houd ik erg van geschiedenis, maar oude acta’s induiken gaat me toch net een stap te ver. Maar in onderlinge discussies is het wel heel handig om goed op de hoogte te zijn van wat ter tafel ligt. Ik wil niet beweren dat alles even interessant is, maar onderschrijf wel dat het belangrijk is dat zaken in de kerk goed geregeld worden.
De praktijk leert trouwens dat een Kerkorde en de daarbij behorende regelingen alleen op tafel komen wanneer er verschillen van mening zijn of in het ergste geval wanneer een geschil uitmondt in onenigheid of ruzie. Op zo’n moment moet je kunnen terugvallen op een goede regeling en instanties die advies kunnen uitbrengen en eventueel kunnen rechtspreken. Dominee Jan Mudde uit Enschede vergeleek het met de KNVB. Deze voetbalorganisaties heeft heel veel regels en regelingen, maar ook afdelingen en een landelijk bestuur. De plaatselijke kerk zal het allemaal van afstand een beetje een gedoe vinden, net zoals een pupillenteam zich ook niet druk maakt om alle organisatie van de KNVB. Een mooie vergelijking, die gelijk ons werk op de synode relativeert.
Vorige week konden we op vrijdag de hele Kerkorde voor de Nederlandse Gereformeerde Kerken vaststellen. Het laatste heikele puntje over wie er niet en wel bij de kerkenraad horen, was opnieuw geformuleerd en werd zonder veel gedoe aangenomen. Daarna kwamen allerlei regelingen (voor elk organisatorisch onderwerp is er wel een regeling bedacht) aan de orde. Dat gaat van een regeling over emeritering van een predikant tot een regeling waarin staat wat je ouders moet vragen bij het dopen van hun kind. Over dat laatste onderwerp werd natuurlijk weer flink gediscussieerd, dominees willen graag laten weten dat ze theologisch onderlegd zijn.
Toch is naar mijn idee hoe kerkleden tegen hun eigen kerk aankijken en er mee omgaan belangrijker . Wat voor plaats neemt de kerk in hun leven in en hoe voelen ze zich daarmee verbonden? Het is zinvol om in de plaatselijke gemeentes een plek te geven aan het kerkverband, maar vervolgens iedere keer weer te beseffen dat we kerk zijn in een tijd die nauwelijks nog iets heeft met God en zeker niet met ‘gereformeerd’ zijn. Veel christenen kiezen of zijn lid van een kerk omdat ze zich daar goed bij voelen. In veel gereformeerde kerken zitten mensen die geen idee hebben wat de historische achtergrond van het woord gereformeerd is. Kerk zijn is voor velen denk ik; samen met andere gelovigen, christenen, Jezus volgen. Samen zingen en samen op zondag de maaltijd van de Heer gebruiken en daarnaast goed zijn voor je medemens. Dat zal voor velen de kern zijn.
Het ND prentje in de krant van vandaag, zet aan tot nadenken. De kerk is beslist niet 2D, zeker wel 3D en waarschijnlijk ook wel 4D.
Voor wie meer wil weten kan op de website van de synode lekker grasduinen. https://lv-gs2022.nl/ Op vergaderdagen is er zelfs een livestream.
Vandaag de dag maken we ons druk over de gasprijs. Ook wij wachten met het aanzetten van de verwarming, totdat het niet meer anders kan. Toch staan veel mensen er niet elke dag bij stil dat die hoge prijzen het gevolg zijn van de annexatiedrang van de Russische president. Tegen genoeg waarschuwingen in hebben we gas en oliecontracten gesloten met Rusland. Eigenlijk zouden we net als Derk Sauer, Poetin wel een mooie bos bloemen willen geven met een fout goedje erop, zodat hij na een minuut of tien het loodje zou leggen. Maar de ‘energiecrises’ (eigenlijk is die er niet, want we hebben nog genoeg), is niet het enige probleem in ons land. Je hoeft maar een keer de A1 te nemen en de omgekeerde vlaggen grijnzen je tegemoet. Even voorbij Barneveld is zelfs een heel weiland ingepakt in het blauw, wit en rood. Daarnaast is er elke week wel weer een opstootje in Den Haag dat contraproductief werkt op het vertrouwen in de politiek. En dan hebben we het nog niet eens over een minister-president die jaren heeft weggekeken van de Groningse aardbevingsproblematiek en bij tijden wel een erg selectief geheugen heeft. Toch leven we in een vrij en democratisch land waar zelfs ‘wappies’ in het parlement hun stem mogen laten horen.
Op de leestafel van de biep vond ik een aantal weken geleden een boekje van Ahmedjan Kasim. Ik had alweer een tijdje geleden een interview met hem gezien op TV. Het boek van deze jonge Oeigoer is een hartverscheurende oproep om niet weg te kijken van wat de Oeigoeren, een volk in Oost-China van minstens 12 miljoen mensen, wordt aangedaan door de Chinese regering. Onderdrukking, marteling, deportatie, ontmenselijking, eigenlijk kun je je het niet voorstellen. Ahmedjan Kasim was vijftien toen hij in Nederland aankwam, het land waar zijn moeder naar toe was gevlucht. Regelmatig, zo vertelt hij, worden ze bedreigd door de Chinese geheime dienst net als hun familie in Xinjiang. De vader van Ahmedjan Kasim zit waarschijnlijk vast in een werkkamp en de schaarse beelden uit dat soort kampen, spreken voor zich. Het tv-programma Zembla zond afgelopen week een uitgebreide reportage uit over wat er met de Oeigoeren gebeurt. President Xi Jinping heeft een beleid uitgestippeld om deze bevolkingsgroep langzaam te laten verdwijnen, door deportatie, assimilatie, sterilisatie en concentratiekampen. En wie er ook maar iets van durft te zeggen, roept de toorn van de Grote Leider over zich af.
Ondanks alle problemen die er zijn in ons land, zouden we ons ook moeten afvragen hoe we ons moeten verhouden met China, een land dat systematisch een heel volk onderdrukt. De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties stemde twee weken geleden tegen het bespreken van de situatie van de Oeigoeren. Toch had vijf weken geleden de VN geconcludeerd dat China zich in Xinjiang schuldig heeft gemaakt aan “ernstige mensenrechtenschendingen”. (zie artikel op de NOS site). Het woord genocide werkte als een rode vlag op een stier (hoezo beeldspraak). Zouden we nog meer haarlokken moeten afknippen om onze steun te betuigen? Of moeten we zoveel mogelijk Chinese artikelen uit ons winkelmandje verbannen? Het lezen van Ahmedjan Kasims stemt tot bezinning. Wat doen we zelf? Wat doet onze politieke partij voor de Oeigoeren? Wat doet onze regering om het lot van deze verdrukte minderheid? Ondertussen vraagt dezelfde regering zich af of ze een afvaardiging naar de WK in Quatar moeten sturen. Tja, olie en gaslevering zou eens in gevaar kunnen komen… De koopman gaat het waarschijnlijk weer verliezen van de dominee. Waarvan akte!