Categorie: geschiedenis

de officier, lezen in vakantietijd

George Picquart
George Picquart, de officier

Op school zocht ik een stevige Heutinkdoos. Een doos waar twee behoorlijke stapels boeken in passen. Hij kan dan precies tussen de voorstoelen en de achterbank en er blijft genoeg ruimte over voor de rest van de bagage. Ik vind het heerlijk om meer boeken mee te nemen dan dat ik zou kunnen lezen. Je kunt dan lekker kiezen. Ik was al bezig met de laatste van Philip Kerr, een dramatische detective over massamoorden op Poolse officieren door de Russische geheime dienst. Een op feiten gebaseerd verhaal, dat op een boeiende wijze het verschrikkelijke van de Tweede Wereldoorlog laat zien.
Over ‘de officier’ van Robert Harris had ik verschillende positieve recensies gelezen. Dus bij de bibliotheek besteld en gelukkig was het net voor de vakantie binnen. Ook die ging dus mee in de Heutinkdoos. Harris heeft met dit boek een geweldige historische roman geschreven. Eind 19e, begin 20e eeuw was Frankrijk in de ban van de Dreyfusaffaire. Het zijn van die verhalen waar je wel eens van gehoord hebt, maar net te weinig van af weet. Ik wist dat de schrijver Zola er iets mee te maken had en dat Dreyfus een Joodse officier was, beschuldigd van spionage voor het Duitse leger. Het antisemitisme vierde in Frankrijk toen hoogtij. Ook nu is er trouwens nog steeds van alles mis op dat gebied. Zo hebben we in Carpentras (in de Vaucluse) voor de plaatselijke synagoge gestaan (helaas waren de openingstijden nogal beperkt). In de jaren negentig van de vorige eeuw werd de Joodse gemeenschap van deze provincieplaats opgeschrikt door een afschuwelijk geval van grafschennis en vernielingen op hun begraafplaats.
Alfred Dreyfus werd verbannen naar Duivelseiland, waarvan men hoopte dat hij er nooit meer zou terug komen. In de historische roman van de Engelse schrijver Robert Harris speelt Georges Picquart de hoofdrol, hij schrijft het verhaal. Spannend vanaf de eerste pagina en stap voor stap leer je beseffen wat het betekent dat machthebbers hun eenmaal ingenomen posities niet meer durven opgeven. Wanneer dat laatste mensenlevens kost is dat geen enkel probleem. Harris schets hier wat vandaag de dag nog steeds gebeurt. Blinde vlekken, bewijsmateriaal een beetje naar je hand zetten en ook Jodenhaat; het is nog steeds niet verdwenen. Daarom is de officier een boek wat je ook doet denken aan justitiële blunders in ons eigen land. Een echte aanrader dus.
de officier 1In de vakantie vind ik het leuk om her en der een boekhandel binnen te wandelen. Ook in Frankrijk heeft trouwens de kaalslag toegeslagen, maar gelukkig vind je her en der nog prachtige boekwinkels. En al ben ik er niet op uit om in het Frans boeken te gaan lezen, het is heerlijk om de geur op te snuiven. Mooi is dat gemiddeld de boeken er ook anders uitzien. Leuk is om even te kijken wat ze hebben aan Nederlandse literatuur, vertaald in het Frans. Zo zag ik van Anna Enquist een boek getiteld: Les endormeurs. Grappig om te zien dat er dan opeens een andere zwaan voorop staat. Natuurlijk ging ik zoeken naar ‘de officier’ in het Frans. Via de Engelse uitgave, met een toch intrigerender titel (een officier en een spion) kwam ik terecht bij D. Een prachtige omslag met een extra aanbeveling van The Times. Volgens de boekverkoopster in Orange: “c’est formidable!” Ik mocht best een foto maken; boekenliefhebbers moet je hoog houden natuurlijk.

nooit meer auschwitz

wertheimpark 2Aangezien de bloedbankbus niet meer in Diemen komt, ga ik tegenwoordig weer doneren aan de Valkenburgerstraat in Amsterdam, schuin tegenover bureau IJtunnel. Jaren geleden zaten ze daar vlakbij aan de Rapenburgerstraat, een straat waar je nog mezoeza’s kunt zien. Op de fiets er heen kom je dan langs Artis en het Wertheimpark. Dat parkje is een van de kneuterigste parkjes in Amsterdam, al staan er bij de ingang op twee forse pilaren geweldige leeuwen. Totdat het een wereldbekend monument kreeg, was het een heerlijk buurtparkje. Je kunt er heerlijk aan het water van de Nieuwe Herengracht zitten. Met een bovenbouwgroep heb ik enkele keren het monument van Jan Wolkers in het parkje opgezocht. Een filosofeermonument, de prachtig blinkende spiegels die vooral in het voor en najaar de wolken gebroken weerspiegelen. De spiegels hebben wel een flinke opknapbeurt nodig trouwens. Gelukkig staat de glasplaat er mooi bij. Boven de titel: NOOIT MEER AUSCHWITZ, ligt een nooit meer auschwitzkeurige rij gedenksteentjes, zoals we die ook kennen van Joodse begraafplaatsen. Fietsend langs het park, zag ik dat het hek ontsierd wordt door een fiks aantal spandoeken. De buurt protesteert! Want al een maand lang is het parkje in opspraak, bijna wereldnieuws. Achter de rug van veel belanghebbenden om, heeft de gemeenteraad besloten om het park te vereren met nog een monument. Op zich vind ik het een mooi idee om ergens in het centrum van Amsterdam een monument met alle namen van de holocaustslachtoffers te plaatsen. Wanneer je er wat langer over nadenkt is het ook raar dat zo’n monument er nog niet is. Maar dat zal ook weer met de tijd te maken hebben. De Tweede Wereldoorlog en alle verschrikkingen die daar bij horen zijn nog lang niet weg uit het collectieve geheugen. In de overblijfselen van de Hollandsche Schouwburg, op loopafstand van het Wertheimpark, is een muur met alle familienamen van hen die verdwenen in de vernietigingskampen. Toch blijft dat afstandelijk, je herkent er geen personen in. Toen Guus Luijters de 18.000 namen noteerde van verdwenen kinderen maakte dat veel los; huilende bezoekers op de tentoonstelling in het Stadsarchief. Los daarvan staat, of zo’n namenmuur in het Wertheimpark moet komen. Op het eerste gezicht een mooie rustige plek in de stad. Midden in een buurt waar Joodse mensen woonden. Bezoekers kunnen in alle rust hun verdwenen familieleden herdenken. De buurt wil haar rustige parkje echter niet kwijt en mevrouw Wolkers is boos omdat de gebroken spiegels van haar man in het niet vallen bij een lange muur met 102.000 namen.
wertheimpark 1Gelukkig zijn er best alternatieven. In het Parool las ik dat bij de synagoge aan de Jacob Obrechtstraat in Zuid plaats is voor een namenwand. Micha Moses, de voorzitter van de synagoge doet een uitstekende voorzet. In dezelfde krant schrijft Rob Cohen een paar dagen eerder al, dat hij het Auschwitzcomité een mooi idee aan de hand deed om het monument op het Jonas Daniël Meijerplein te situeren. Hij wilde het zelfs combineren met allerlei educatieve elementen. Helaas kreeg hij geen gehoor.
Daarnaast zijn er nog veel andere locaties te bedenken. Naast het Wertheimpark ligt een tennisbaan die best ingewisseld kan worden voor een namenwand. Elders kan de tennisbaan vast een plek vinden. Ook valt een gedeelte van Artis op te offeren. Deze compleet uit de tijd zijnde dierentuin kan verkleind worden tot een park(je) met alleen die dieren die verantwoord in een stad kunnen worden gehouden. De rest van het terrein kan dan gebruikt worden voor tennissen en allerlei zaken die nu niet kunnen in dit gedeelte van de stad. Ook een oplossing om de muren van de Stopera te gebruiken als namenwand. Bij deze oplossing is de lijst met namen nog veel zichtbaarder in het dagelijkse stadsbeeld. Tegelijkertijd toon je daarmee ook iets van je collectieve schuld als stad! En daar maar hopen dat de verschrikkelijke lakens uit de Plantagebuurt zo snel mogelijk de was in kunnen.

schoonheid van vergangkelijkheid

Een mooie fietstocht langs het IJ en het Noordzeekanaal. En wanneer je er bijna bent, even wachten op de pont. Voor de hongerigen is er gelukkig een ouderwets pontcafeetje. Tot eind 1983 had je hier een prachtig uitzicht op de Hembrug. De grootste draaibrug voor het spoor, zei men. Maar de vooruitgang ging door, de brug verdween en een tunnel zie je niet wanneer je met de pont overgaat. Aan de overkant rechts en je komt bij het terrein waar de prachtige leegstaande gebouwen van de voormalige munitie en wapenfabriek staan. Afgelopen weekend was er mooie verzameling schilderijen en beelden te zien. Maar de oude leegstaande gebouwen; prachtig!

loods Hem terrein Zaandam loods Hem terrein Zaandam 1 loods Hem terrein Zaandam 2

De boerenoorlog

de kolonist van ZW AfrikaHet was namiddag, en het was warm. Er lag een broeiende, drukkende hitte op het Vrijstaatse veld. Ze reden met hun drieën over de eenzame, brede landweg. De twee Blanken reden voorop, en de Kleurling volgde op een eerbiedige afstand.
Het was een Hottentot en geen Kaffer. Men kon bij de eerste oogopslag zien, dat het geen Kaffer was; hij miste diens dikke lippen, terwijl hij kleiner en tengerder van lichaamsbouw was. [de eerste zinnen van  ‘De overwinnaar van  Nooitgedacht’]

Gij blijde dagen, waar zijt gij gebleven? Gij zonnige tijd, toen het huisgezin in vrede zat onder zijn vijgeboom, en de kinderen als olijfplanten groeiden rondom de dis – gij blijde dagen, waar zijt gij gebleven? [de eerste zinnen van ‘De kolonist van  Zuid-West Afrika’]

penningEen aantal boeken van Louwrens Penning (1854-1927) heb ik herlezen toen we in 1980 in de Transvaalbuurt (amsterdam-Oost) terechtkwamen, op drie hoog in de Hofmeyrstraat. Die Hofmeyr kwam ik nergens tegen in de boeken van L. Penning. Wel de namen van Christiaan de Wet, president Brand, Paul Kruger en Ben Viljoen. Later heb ik uit de nalatenschap van mijn ouders de Penning boeken meegenomen en ook mijn schoonvader had nog wat exemplaren. In calvinistische kring waren de boeken over de Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902) zeer geliefd. En Penning kon boeiend schrijven zoals uit de beide citaten hierboven wel blijkt. Penning is zelf in die tijd nooit in Zuid-Afrika geweest maar moet zich zeer goed hebben ingelezen. Wel had hij er twee broers wonen die hem ongetwijfeld veel geschreven zullen hebben. Pas in de eerste helft van de twintiger jaren van de vorige eeuw kon hij het land van de blanke kolonisten bezoeken. De Boeren die rond 1900 de oorlog werden ingetrokken door de Engelsen genoten in Nederland grote sympathie. Paul Kruger, de president Transvaal, was bevriend met onze koningin Wilhelmina. Naast de (jeugd)romans die Penning over de kolonisatie en de oorlog in Zuid-Afrika schreef, kwam hij in 1902 ook met een compleet historisch overzicht over de oorlog in drie kloeke delen. (Met de prachtige ondertitel in gouden kapitelen: VREEST GOD EN HOUDT UW KRUIT DROOG. [een uitspraak van Paul Kruger] en online te lezen op een Amerikaanse website: https://archive.org/details/deoorloginzuida01penngoog)  Helaas mis deel I en II, maar wat heb ik als klein jongetje vaak  in deel III de plaatjes zitten te kijken. Stoere mannen met baarden en grote hoeden, en prachtige vergezichten met ongrijpbare namen als ‘Moselekatsenek’ en ‘Duivelskneukels’. Bij een plaat met het onderschrift ‘Boeren aan ‘t “gezelsen”’ kon je natuurlijk compleet wegdromen.
Toen men begin jaren ‘80 in Amsterdam-Oost een groot aantal straatnamen wilde vervangen vond ik dat toen grote onzin. Op een gegeven moment waren zelfs de bestaande straatnamen beplakt met ‘nieuwe namen’. Uiteindelijk zijn Albert Lutuli en Steve Biko vernoemd en hebben nu een plek op de naambordjes in de Transvaalbuurt. Niet onterecht natuurlijk want zij hebben veel bijgedragen aan de emancipatie van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Door het lezen van ‘Het Verbond’ van de Amerikaanse schrijver James A. Michiner kreeg ik trouwens wel een heel ander beeld van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. De boeken van Penning zijn nog behoorlijk koloniaal beinvloed en hier en daar zelfs racistisch. Toch geeft het zeker een goed inzicht in de Boerenboorlog en je krijgt een duidelijk inzicht hoe daar vanuit de ‘broedernatie’ Nederland tegen aan werd gekeken. Trouwens, begin jaren zeventig leerde ik op het Gereformeerd Lyceum in Groningen dat ‘apartheid’ ronduit bijbels was.

de boerenoorlogVorig jaar kwam er voor een breed publiek eindelijk weer eens een boek over de Boerenoorlog in Zuid-Afrika op de markt. Martin Bossenbroek heeft werkelijk een zeer goed leesbaar boek geschreven over een in het algemeen toch vergeten geschiedenis. Aan de hand van drie hoofdpersonen schets hij het complete verhaal van de oorlog waarin voor het eerst concentratiekampen werden geïntroduceerd. Zo kom je er geleidelijk aan achter waarom Winston Churchill door veel Nederlanders niet sympathiek werd gevonden. Bossenbroek heeft ook Penning gelezen, maar nu vanuit het perspectief van 2013. Hij trekt lijnen, ook naar vandaag en laat ook het vaak onverholen racisme van zowel Boeren als Engelsen niet onbesproken. Ik heb het boek met grote interesse en geboeid gelezen. De hoofdpersonen komen echt tot leven, zonder dat het geromantiseerd wordt. De schrijver kiest geen partij, maar zet je wel degelijk aan het denken over vragen; wat als de Engelsen geen oorlog waren begonnen, als ze niet er niet op uit waren geweest om een nieuw wereldrijk te stichten? Wat als de Boeren beter naar de woorden van Paulus hadden geluisterd, waar die het heeft over de verhouding van heer en slaaf? Het nodigt ook uit om de boeken van Penning nog eens door te bladeren en hier en daar te herlezen. Wanneer ik het boek van Bossenbroek aanbeveel weet bijna niemand wie L. Penning was. Wie weet geeft ‘De Boerenoorlog’ nog eens aanleiding voor een biografie over deze schrijver en zijn invloed op het denken van Nederlandse protestanten over ‘apartheid’. Ik heb tenminste nog niet kunnen vinden dat er zo’n boek bestaat.

Onze_Jan_grafsteenDoor het lezen van ‘De Boerenoorlog’ heb ik ook maar eens opgezocht wie die Hofmeyr nu wel was. Jan Hendrik Hofmeyr leefde van 1845 tot 1909 (en niet 1912 zoals het ‘De naam van onze straat’ [een Amsterdams boek dat alle straatnamen verklaart]vermeld) en hij was de oprichter van de Afrikanerbond. Deze vereniging kwam op voor het Nederlands in Zuid-Afrika. Ook was hij een belangrijk parlementslid in de Kaapprovincie.

Tot slot van de aanbeveling van het boek van Bossenbroek nog een tip! Op dit moment in de ramsj: ‘De meelstreep’, ook van Martin Bossenbroek. Lees daarbij de recensie in het Historisch Nieuwsblad; zeer de moeite waard en dat voor nog geen tien euro!

slavernij / 12 years a slave

12-Years-a-Slave-posterDe eerste keer dat ik een bioscoopzaal van binnen zag, was in 1976 in Amersfoort, samen met mijn zus. Van huis uit was de bioscoop verboden gebied. Eén van de argumenten was: ‘stel je voor dat Jezus terugkomt, en jij zit in de bioscoop…’ . Ik kan me nog herinneren, dat ik het best opwindend vond,  ook al was ik inmiddels 19. Trouwens, we gingen naar de film die Fons Rademakers gemaakt had naar aanleiding van de Max Havelaar van Multatuli. In die dagen een spraakmakende film over koloniale misstanden in de tweede helft van de 19e eeuw in Indonesië (voormalig Nederlands-Indië). Bijna 40 jaar later ben ik wel wat filmervaringen rijker, alhoewel ik geen fervent bioscoopbezoeker ben. Meestal is het een aansprekende recensie die maakt een kaartje te kopen. Toen ik terugreed langs Amstel, na het bekijken van “12 years a sleve” spookte hoofdrolspeler Peter Faber van de Max Havelaar film door mijn hoofd. Daarmee kwam opeens ook die bioscoop in Amersfoort weer in gedachten. Een vreemde gedachtenkronkel misschien…

De met Oscars bekroonde film die ik met mijn zoon bezocht bracht me dus haast als vanzelf terug bij het koloniale verleden van Nederland. Maar dat laatste eerst maar even terzijde. “12 years a slave” is een film die je compleet door elkaar schudt en beslist niet onbewogen kan laten. Ik kan me nog herinneren dat destijds in Amersfoort mensen zo geraakt waren dat hun gesnik duidelijk hoorbaar was. Inmiddels zijn we wel wat gewend in films, maar ook nu werd het in Pathe de Munt heel erg stil. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek dat in Amerika in 1853 verscheen. Nu de film overal in Nederlandse bioscopen vertoond wordt is er voor het eerst een Nederlandse vertaling verschenen. Een schokkend relaas, zo mag je het best noemen. Schokkend omdat het laat zien hoe indertijd het systeem van slavernij diep geworteld was in een samenleving die beweerde ‘vrijheid’ hoog in het vaandel te hebben. Steve McQueen heeft het verhaal dicht op de huid gefilmd. Je wordt bijna vermalen tussen de schoepen van de raderboot op de Mississippi en je voelt de pijn van de ijzeren kettingen en de zweepslagen onder je eigen huid kruipen. Tegelijkertijd zet het je aan het denken over goed en kwaad en alles wat daar tussen zit. Hoe zou ik zelf gehandeld hebben met een geweer op het hoofd gericht en een zweep in de handen geduwd? Solomon Northup heeft, eenmaal terug in vrijheid, niet kunnen zwijgen. Daarmee ook zijn eigen handelen tegen het licht gehouden en de toenmalige samenleving aan het denken gezet. Gaat dat zien!

de zwarte met het witte hartOp ons leesclubje hebben we het afgelopen jaar, min of meer toch toevallig, het thema slavernij in verschillende boeken voorbij zien komen. Dat was met “Een keukenmeidenroman” van Katryn Stockett een goed begin, maar het speelde nog ver weg in Amerika.  Eind vorig jaar bespraken we “De zwarte met het witte hart” van Arthur Japin. Toen kwam het al dichterbij. Twee jonge zwarte prinsen meegenomen naar Holland als een soort onderpand. Japin schets het leven van Akwasi en Kwame  in Delft op meesterlijke wijze. Volwassen geworden gaan de twee neven elk hun eigen weg. De een wordt uiteindelijk mijnbouwkundig ingenieur in Nederlands-Indië en de ander gaat terug naar Ghana. Een donkere pagina uit de vaderlandse geschiedenis wordt door Japin mooi ingekleurd. Onze voorouders bedoelden het misschien  o zo goed, maar wat gingen ze voorbij aan de kern van het evangelie terwijl ze ’s zondags toch keurig ter kerke gingen. Afgelopen januari bespraken we de inmiddels ook verfilmde roman van Cynthia Mc hoe duur was de suikerLeod over de slavernij in onze voormalige kolonie Suriname. Hoewel als hoogstaande literatuur misschien wat minder geslaagd, is deze roman wel een inkijk in het slavernij verleden van de Hollandse kooplieden in de 19e eeuw. Liefde, overspel en ook moord; het komt allemaal voorbij. En opnieuw krijg je een plaatsvervangend schuldgevoel wanneer je bedenkt dat in die tijd een gedeelte van onze economie alleen kon bestaan dankzij de slavenhandel. Het zou de blanke Nederlander sieren wanneer hij in de omgang met Surinamers en Antillianen daar ook rekening mee hield. Onze schuld houdt niet op bij het zelfstandig worden van die landen met achterlating van een stapel miljoenen.

 

Edmund de Waal in het Rijksmuseum

In het najaar van 2013 maakte een klein berichtje in de krant er melding van. Edmund de Waal had een werk aan het Rijksmuseum geschonken. De Engelse schrijver van “De haas met de amberkleurige ogen” is in het dagelijks leven keramist en maakt hele bijzondere kunstwerken. Wanneer je die alleen maar kent van plaatjes op een website, heb je eigenlijk geen idee hoe ze er in het echt uitziet. Daarom is het geweldig dat de kunstenaar een schenking, om niet, aan het Rijksmuseum heeft gedaan.

de waal 1In het vernieuwde Rijksmuseum is het even zoeken naar de Aziatische afdeling en voor je het weet loop je de ‘de Waal’ voorbij. Gelukkig is dat helemaal niet erg want op deze afdeling zijn prachtige voorwerpen te zien. Het indrukwekkendst zijn twee Japanse tempelwachters; reuzen. Bij die twee beelden bekruipt mij wel de vraag waarom die twee overweldigende beelden niet gewoon in Japan een tempel staan te bewaken. Bij het verlaten van de afdeling Azië zie je opeens het werk van de Waal hangen. Op een hele vreemde plek (tegenover het kunstwerk) is een beschrijving van het kunstwerk te vinden. De Waal maakt van klei allemaal hele kleine vaasjes en bordjes. Door de hoeveelheid worden het verzamelingen, die de kunstenaar vervolgens ordent in prachtig vormgegeven vitrines. Soms gaat het om honderden vaasjes. In zijn kunstwerk ‘An idea (for the journey)’ in het Rijksmuseum bevatten twee vitrines een rij vaasjes, min of meer verstopt achter speciaal glas. Hoe verder je weg staat, des te helder de vaasjes worden. Dichtbij worden ze opeens heel vaag. Zo werkt ons geheugen vaak ook, wil de Waal ons duidelijk maken. Neem maar eens afstand van gebeurtenissen, het wordt misschien wat eendimensionaler, maar je ziet wel het grotere geheel scherper.

de waal 4Een prachtig werk om bij weg te dromen en het achterliggende idee goed tot je door te laten dringen. Iedere keer wanneer je weer dichter bij het kunstwerk komt wil je je ogen scherpstellen, maar het lukt niet om de vaasjes scherp te krijgen. Hoe dichterbij hoe waziger, maar toch kun je de verschillende vaasjes in de vitrine beter zien. Gaat het zo ook niet heel vaak met gebeurtenissen in ons leven? Wat is je perceptie en hoe scherp staat het op je netvlies? Kijk je na verloop van tijd terug dan ontdek je opeens de grote lijnen, je ontdekt beter wat de context is. Met het boek van Edmund de Waal is eigenlijk hetzelfde aan de hand. Door zijn geërfde verzameling netsukes te bestuderen en hun herkomst te achterhalen krijgt het een prachtig en scherper beeld van zijn familiegeschiedenis. Daarmee verandert ook zijn perceptie en het zicht op zijn leven vandaag.

de haas met de amberklaurige ogen japansRegelmatig komt zijn boek nog ter sprake, en ik  beveel het aan. Het boek vertelt niet alleen het verhaal van de familie Ephrussi, maar ook de grote omwentelingen in Europa komen ongemerkt scherp in beeld. Inmiddels is ‘de haas met de amberkleurige ogen’  in vele talen verkrijgbaar. In het Japans is de omslag van het boek werkelijk schitterend. Dat komt naar mijn idee door prachtige Japanse karakters die mooi aansluiten bij haas-netsuke. Het Engelse amber is trouwens in het Nederlands; barnsteen en barnsteen is geelbruin (de kleur van barnsteen) en niet grijs zoals het Nederlandse amber. Een ‘betere’ titel zou dan “de haas met de ogen van barnsteen” zijn.

de kaukasus en jelle brandt corstius

Jelle Brandt CorstiusTerwijl op Nederland 1 boer Johan in Denemarken huilend zijn eerste liefde in de armen neemt is op Nederland 2 een indrukwekkende reisdocumentaire te zien. Boer Johan trok dan wel 5 keer zoveel kijkers, maar reisjournalist Jelle steekt dieper af. Na een bezoek aan het Olympische Sotsji trekt hij met een oud busje de bergen van Kaukasus in. Wat volgt is een adembenemende reportage over natuur, homo’s, feesten en uitgeroeide volken en vluchtelingen uit Syrië. Na een geweldige serie over Rusland en India, nu dus de Kaukasus. En het kan niet anders dan dat je dat aan het denken zet. Bijvoorbeeld dat voor de bouw van de olympische sportarena’s heel veel begraafplaatsen zijn platgewalst. Dat in de 19e eeuw de Russen complete stammen in de Kaukasus hebben uitgeroeid, zoals andere Europese landen dat deden in Afrika en Noord-Amerika. Er is niets nieuws onder de zon bedenk je dan, maar het stemt tot nadenken. Zeker wanneer sporters over enkele weken alles op alles zetten een gouden medaille in de wacht te slepen. Jelle Brandt Corstius verdient een medaille voor zijn programma. Alleen al voor zijn dronk op de positieve invloed van de stam. In Nederland leven we langs elkaar heen vertelde hij de stamoudste, maar jullie kunnen altijd op elkaar terugvallen, jullie hebben je stam! Ook de komende weken op Nederland 2 en voor BZV idolaten ook op uitzending gemist.

Aquasi Boachi, de zwarte met het witte hart

aquasi boachiOp de website van Le Baroque pralines in Kuurne (aan de E17 richting Lille) is een keur aan chocola te vinden. Daarnaast verkopen ze ook allerlei producten die met chocola en banket te maken hebben. Bijzonder is dat men een borstbeeld verkoopt van Aquasi Boachi. Het is een ijzeren beeld, kreeg ik bij navraag te horen en is voor € 179 te koop. Verdere navraag leverde niet veel meer op en ik werd doorverwezen naar een Nederlandse firma; Zandbergen Decoraties in Noordwijkerhout. Marianne van deze Baroque International wil of kan me ook niet wijzer maken dan de korte mededeling dat zulke decoraties uit het Verre Oosten komen en nagemaakt worden van foto’s uit antiekbladen. Graag zou ik dat blad dan wel eens willen zien, ergens moet er dan toch een origineel zijn. Maar Marianne weet niet meer te vertellen, wel krijg ik de vriendelijke groeten, best regards, cordialement en ook nog Herzliche Grüßen. Al met al een raadselachtig verhaal. Hoe komt de buste van een Afrikaanse prins in een Belgische pralinewinkel terecht…

Aquasi_Boachi_with_his_children
Aquasi Boachi in 1900 met twee van zijn kinderen

Gelukkig blinkt het bijschrift op de site Le Baroque in Kuurne uit in beknoptheid en goed weergeven van de historische feiten. Op de leesclub hebben we het boeiende boek van Arthur Japin over Kwasi gelezen. De schrijver neemt in “De zwarte met het witte hart” hier en daar wel een loopje met de historische feiten. Nadat hij zich uitgebreid had ingelezen in Kwasi  en Kwame schreef hij een roman en veroorloofde zich de daarbij behorende vrijheden. Dat maakt het niet minder boeiend, eerder het tegenovergestelde. Het leven van Kwasi en Kwame wordt op een prachtige manier beschreven. In 1997 verscheen de roman van Japin, inmiddels zijn we vele drukken verder in 2013. Het meeslepende verhaal over de twee Ashanti prinsen (uit het huidige Ghana) brengt op een geweldige en ook ontroerende wijze de verschrikkelijke geschiedenis van de Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel heel dichtbij. Achteraf schamen heeft niet veel zin, maar je krijgt wel een plaatsvervangende schaamte over je bij het lezen. De discussie over Zwarte Piet komt wel degelijk in een ander daglicht te staan. Zeker wanneer je beseft dat de mythevorming rond Sinterklaas en Zwarte Piet ontstond in de tijd dat Kwasi en Kwame in Delft studeerden. Vervolgens laat de roman van Japin goed zien wat het betekent wanneer je als mens opeens in een volstrekt andere cultuur terecht komt. De psychologie hierover zie je terug in de levens van Kwasi en Kwame. Kwame gaat aan alle ellende ten onder en pleegt uiteindelijk zelfmoord in fort Elmina (rond 1850), terwijl Kwasi als mijnbouwingenieur naar Indië gaat. Na een veelbewogen leven sterft hij daar in 1904. Japin heeft een boeiende roman geschreven die ook 17 jaar na verschijnen en na 27 drukken nog steeds boeit en aanzet tot schaamte en nadenken over een zeer zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis!

50 jaar GBS in Amsterdam – er werd ook gepest

Een zus van haar legde bij toeval het contact. In een schoolgang kwamen we elkaar tegen en na een korte handdruk en een brief, zaten we een paar weken later aan tafel. Er moest wat uitgepraat worden, over haar zus die ooit zo gepest was en steeds met de gevolgen daarvan rondliep. Ook ik had daar een rol in gespeeld volgens de zus.
Een maand later heb ik haar opgezocht. Met haar man woont ze in een mooi ruime flat in een jaren zeventig wijk. Naarmate het gesprek op gang kwam, ging het verleden leven. Hoe meer namen passeerden, des te meer beelden we er bij kregen. Het gepest op school, als een slavin behandeld worden, nog een keertje een paar woorden sissen op de trap, al die dingen die de ander zo gewoon vindt. Het dreigen wanneer ze iets zou zeggen, de vernederingen in de bus. Zo stapelde de ene pesterij zich op de andere en ging ze zich stap voor stap ongelukkiger en afgedankt voelen.
Oh ja, natuurlijk denk je als leerkracht dat je er heel veel aan gedaan hebt. Je hebt gewogen en gewikt, terechtgewezen, aangesproken en zelfs donderpreken gehouden. Maar net die ene keer, dat ze haar nood kwam klagen, heb ik toen op de juiste manier gereageerd? Kwamen de woorden verkeerd over? Bedoelde ik het niet, maar zei ik het wel? Afgewezen voelde ze zich, opnieuw een mokerslag.
Bij ons beiden kwam het verdriet naar boven en gelukkig konden we praten over schuld en vergeving.
Haar schoolloopbaan is heftig geweest. Het laatste jaar heeft ze afgemaakt op een school voor leerlingen met psychische problemen. Een heftig jaar, maar er werd geluisterd en gewerkt aan herstel. Op catechisatie werd het wel bespreekbaar, maar de daders wilden er niets van weten.
Gelukkig is ze er nog, sterker misschien wel dan ze ooit is geweest. Ooit dacht ze er een eind aan te maken, maar nu na vele hulpverleningstrajecten weet ze dat er echt mag zijn, voor haar man, maar zeker voor haar hemelse Vader. Dat we konden afsluiten met gebed, maakte het wel heel bijzonder.

Pesten, het kwam en komt voor, ook op een gereformeerde school. En zeker, met vallen en opstaan is er veel aan gedaan en wordt er ook veel tegen opgetreden. Helaas gaat er ook nog veel niet goed. Om achteraf met een slachtoffer in gesprek te gaan is confronterend. Het geeft echter ook weer ruimte naar de toekomst. Daarom een oproep aan hen die diep in hun hart weten dat ze fout zaten, dat ze meeliepen of meededen. Ontkennen heeft uiteindelijk geen enkele zin. Mocht je ooit in de gelegenheid zijn jouw slachtoffer in de ogen te kijken; doe het! Ontloop het niet, voor jezelf niet, maar ook voor je slachtoffer niet. En zeker voor de laatste kan het helend werken.
Jezus zei in zijn bergrede: ‘Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.’ Dit wordt waarheid wanneer gepesten en pesters elkaar weten te vinden.

50 jaar gbs in Amsterdam – een zwarte bladzijde

Voor de school zit het er op. Een feestweek en een goed georganiseerde reünie. Veel oud-collega’s die weer eens bij hebben kunnen praten en oud-leerlingen die elkaar ontmoetten. In dankbaarheid terug kijken. Ook was er mooie glossy te koop met flink wat historische bijdragen. Ik hoop dat het volgende artikel over 1970 nog wat gevolg krijgt.

Toen de dr. M.B. van ’t Veerschool in 1963 van start ging waren er veel Amsterdamse vrijgemaakten die hun kinderen niet stuurden. Een aantal deed dat omdat ze de afstand naar Sloterdijk onoverkomelijk vonden. Er waren echter ook een groot aantal ouders die niet veel moesten hebben van het ‘doorgaande reformatie’ gebeuren. Dat het bestuur in 1963 voorbij ging aan hun bezwaren is op zich te begrijpen. Men kon eindelijk na 12 jaar starten met een eigen school. Velen hebben dat ervaren als de zegen van God op noest verrichtte arbeid. Uit het notulenboek (zie ook het artikel ‘het begon aan de Lutmastraat’), blijkt echter overduidelijk dat het met de start van de eigen school de strijd niet ophield. Ondanks de opstelling van het bestuur in mei 1963, die deed of er in Amsterdam geen kerkelijke problemen waren, was dat in werkelijkheid echt wel zo. Op de synode van Amersfoort (1967) tekenden de problemen in de vrijgemaakte kerk zich fors af. In de notulen van 7 september 1967 kunnen we lezen dat voorzitter van Milligen de ‘kerkelijke scheiding’ memoreert. “Hij spreekt de hoop uit, dat ondanks kerkelijke moeilijkheden, het bestuur rustig verder zal mogen gaan, omdat de school voorop moet staan.” In 1969 en 1970 bleven de problemen niet meer buiten de deur van de schoolvereniging. In de notulen is het op de voet te volgen. Ds. G. Jansen van Amsterdam-West, lid van het bestuur, was ook afgevaardigd naar de Synode van Hoogeveen. Het probleem was echter dat er uit Noord-Holland twee soorten afgevaardigden waren, binnenverbanders en buitenverbanders. Dit werd in Hoogeveen een probleem natuurlijk. Op 8 mei heeft ds. Jansen met zijn medeafgevaardigden Hoogeveen verlaten. Ze ‘trokken’ het niet meer, is te lezen in de Acta (=officiële noutlen) van de synode. Alles wees er op dat hun de deur zou worden gewezen. Uit overlevering is bekend dat ds. Jansen de situatie verschrikkelijk vond en huilend door de gangen van de voormalige synagoge liep. (De synode van Hoogeveen werd gehouden in kerkgebouw van de GKV ter plaatse, een voormalige synagoge.) Een dag later als er weer een bestuursvergadering is, is ds. Jansen niet aanwezig. Maar op 11 juni is hij er weer bij. Voorzitter is dan nog Van Milligen, maar twee vergaderingen later heeft broeder D. Dreschler uit Zwanenburg de hamer overgenomen.

Broeder en zuster van Milligen op de openingsavond van de school, 4 september 1963. Mevr. van Milligen rookt er flink op los en op tafel staat een doos AGIO sigaren.

Van Milligen was niet meer herkozen op de jaarvergadering. Een buitenverbander werd varvangen door een binnenverbander. Veel is er vergaderd in die daarop volgende maanden. Ook het hoofd der school Van der Hoek hoorde bij de buitenverbanders. De laatsten vonden het geen probleem om in het schoolbestuur samen te werken. Het grootste deel van de schoolvereniging en het bestuur koos er echter voor om de grenzen duidelijk te trekken. In het kort kwam dat er op neer dat de schoolvereniging in de statuten had staan de GKV (binnenverband) de kerk van de school was. Buitenverbanders hadden zich hieraan ontrokken en waren dus eigenlijk niet meer gereformeerd volgens de statuten. In de loop van het seizoen 1969-1970 kozen daarom een aantal broeders er dan ook voor te vertrekken.

uit de notulen van 27 april 1970

Het hoofd van de school, Van der Hoek, vertrok naar Steenwijk. Ds. Jansen en bestuurslid Dijkema schreven samen een afscheidsbrief. Een drietal broeders komt nog een keer ter vergadering maar het tij is niet meer te keren. De protesterende broeders werd nog wel duidelijk meegegeven dat als ze hun kinderen van school halen, dit niet conform de doopbelofte is.  De kerkstrijd trok dus ook scheuren door de school. Veel verdriet, ongetwijfeld aan beide kanten, is daardoor ontstaan. Terugblikkend vraag je je af of dit werkelijk zo had gemoeten. Toen tien jaar later er forse scheuren in het gebouw kwamen, doordat er naast Molenwerf 5 een kantoorgebouw van 7 verdiepingen werd gebouwd, bracht men grote trekstangen aan. Leerlingen uit de NGK, de CGK maar ook uit de Gereformeerde Gemeenten bezochten toen inmiddels de school. Nog weer tien jaar later was de diversiteit net zo breed als de ‘gereformeerde gezindte’. En rond het jaar 2000 kwamen de leerlingen uit de gehele breedte van christelijke kerken in Amsterdam.

In 2013 zijn leerkrachten uit de CGK en de NGK (de voormalig buiten-verbanders) meer dan welkom om les te geven. Binnen de schoolvereniging GPOWN, waarin de schoolvereniging van Amsterdam is opgegaan, wordt inmiddels gediscussieerd over verdere openstelling met betrekking tot het personeelsbeleid. Wat er in 1969 en 1970 zich heeft afgespeeld is geschiedenis. Maar tot op de dag van vandaag zijn er nog mensen die het verdriet voelen. Zeker nu alle veranderingen zo snel en met veel minder discussie werden geaccepteerd. Zij die in 1970 werden buitengesloten, zijn nu van harte welkom en deelnemer. En het zei gezegd: tot zegen van de scholen en het onderwijs.  De crisis van de vrijgemaakte kerken in de jaren 60 werd door een bepaalde groep de school binnengetrokken. Terecht? Door hen die binnen het bestuur bleven werd het als terecht ervaren en ook de wil van de Heer der Kerk. Terwijl zij die vertrokken ook zeiden dat ze Gods wil deden en voluit de belijdenisgeschriften bleven onderschrijven. Ik zal de dag nooit vergeten dat een doodzieke broeder Dijkema nog een keer op bezoek kwam om de school te bekijken die hij mee had helpen oprichten. Het verdriet over eind jaren 60 was voelbaar en te zien aan zijn tranen. Terugkijkend is het een donkere periode waarin naar mijn idee beslist niet altijd wijs en zorgvuldig is gehandeld. Gelukkig is er in 2013 in veel plaatsen tussen de GKV en de NGK erkenning en herkenning. Vaak gaat dat gepaard met schuldbelijdenis over de jaren 1969 en 1970 over wat daarin fout is gegaan. Wie weet is dat ook bij de herdenking van 50 jaar gereformeerd onderwijs in Amsterdam een mooi gebaar; schuldbelijdenis over wat ten aanzien van onder meer broeders als Van der Hoek, Dijkema en ds, Jansen verkeerd is gedaan. Waarvan akte!