Categorie: geschiedenis

gereformeerd onderwijs

img_2289Ruim een week geleden promoveerde Tamme Spoelstra (VIAA/GH) tot doctor in de geesteswetenschappen. De afgelopen jaren bestudeerde Tamme de ontstaansgeschiedenis van het ‘vrijgemaakte’ gereformeerde onderwijs. Uit eigen ervaring weet ik dat het vaak lastig aan te duiden was, waar dat nu precies voor stond, zeker aan buitenstaanders. Gereformeerd was toch ook nog weer een ruimer begrip dan gereformeerd-vrijgemaakt. Zelf verwees ik vaak naar de politiek en noemde het GPV als een representant van dezelfde zuil. Maar vandaag de dag weet ook bijna niemand meer wat het GPV was en is de naam van aanvoerder Jongeling ook al aan het vervagen. Daarom is het goed dat er nu een wetenschappelijke en historische studie is verschenen over deze bijzondere zuil. In zijn verhaal maakte Tamme duidelijk dat het vrijgemaakt-gereformeerde onderwijs, in zijn zuiverste vorm, maar ongeveer vijftien jaar bestaan heeft. Pas vanaf ongeveer 1970, er had zich eind jaren 60 weer een kerkscheuring voorgedaan, tot aan 1985. Helaas stopt daar Tammes studie ook. Het zou interessant en boeiend zijn om ook het vervolg in beeld te krijgen. De periode 1985 tot 2010 is nu juist een periode waarin er heel veel is gebeurd en er ook heel veel is veranderd. Waar het gereformeerde onderwijs jarenlang een gesloten bolwerk was, zijn het nu scholen waar iedere serieuze christen zijn kinderen heen mag sturen, ze zijn vaak meer dan welkom. Terwijl in 1985 de gereformeerde school in Amsterdam door het LVGS (Landelijk Verband van Gereformeerde School Schoolverenigingen) op de vingers werd getikt omdat er wel 20% van de leerlingen uit niet-vrijgemaakte kerken kwamen, was het in 2010 zo, dat er niet eens meer 20% van de leerlingen uit vrijgemaakte kerken te vinden waren op dezelfde school. En inmiddels kunnen ook niet-vrijgemaakte leerkrachten gewoon voor de klas op een gereformeerde school. Binnen verschillende schoolteams weet men vaak al niet eens meer naar welke kerk men zondags gaat (ik spreek uit eigen ervaring), terwijl het nog geen tien jaar geleden is dat leerkrachten werden ontslagen als ze lid werden van een niet-vrijgemaakte kerk.
Er is dus veel veranderd, zeker waar het gaat om de strakke belijning van het vrijgemaakt-gereformeerd onderwijs. Jarenlang werd door bestuurders de grens streng bewaakt, maar toen de besturen meer en meer scholen onder zich kregen, ging de wissel, naar het leek, zachtjes om. Waar nog niet zo lang geleden de school echt van de ouders was (via een vereniging met een plaatselijk bestuur), is vandaag het bestuur op zo’n grote afstand, dat ouders vaak niet eens beseffen dat er ergens nog een bestuur is. Voor veel ouders is de teamleider van de school ‘het bestuur’.  Dat laatste maakt ook dat het afhangt van deze plaatselijke bestuurder hoe de identiteit van de school wordt ingevuld. En.. misschien een beetje kort door de bocht, waar in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw nog bestuursleden kwamen meekijken en luisteren in de klas, zeker bij de bijbelvertelling, wil de bestuurder nu weten of er wel effectief wordt gerekend en de resultaten van de eerstvolgende taaltoets wel ruim voldoende gescoord worden en is er te weinig ruimte in zijn of haar agenda om ook nog mee te luisteren naar een bijbelverhaal.
Mij viel op dat in het Nederlands Dagblad interview (12 december j.l.) met Tamme een duidelijke stellingname te lezen was. Hij draaide er, met alle liefde voor het gereformeerd onderwijs, niet om heen. Toch volgden er daarna geen stapels ingezonden brieven. Over een stellingname van de CU m.b.t. het Oekraïne referendum buitelden de forse meningen over elkaar heen. Maar over het interview met Tamme las ik tot op heden maar één ingezonden. Van een echtpaar uit IJmuiden, die hun kinderen naar de dr. M.B. van ’t Veerschool in Amsterdam stuurden. Een begrijpelijke reactie trouwens, want vooral rond en in Amsterdam was de keuze voor de school bij Sloterdijk veel meer ingegeven door een keus voor voluit christelijk onderwijs. Op de protestants-christelijke scholen was het christelijke karakter in snel tempo verdwenen. Vandaar dat veel ouders, toen er een alternatief was, daar voor kozen. Dat had denk ik vaak niet zo veel met een vrijgemaakte verbondsopvatting te maken. In een vervolgstudie zou ook voor deze ontwikkeling oog moeten zijn. Naar ik begreep van de promovendus dat er nog een congres komt naar aanleiding van het verschijnen van de handelseditie van zijn proefschrift. Hopelijk wordt dan ook de discussie breder en vooral ook op schoolniveau tussen ouders en leerkrachten en hun bestuurders gevoerd. Wat is de toekomst van christelijk onderwijs in een steeds verder geseculeerde samenleving? En bij die discussie is ook het gesprek met christelijke kerken nodig, hun plaats en ook de plaats van christelijk onderwijs ligt in het verlengde van elkaar.

PS:  Ik pleit niet voor afschaffing van gereformeerd of bijbelgetrouw of welke serieuze vorm van christelijk onderwijs. Er is echter nog veel te winnen, samen ook met het reformatorisch onderwijs. Op het gebied van bijbelonderwijs (nog lang niet alle gereformeerde scholen maken gebruik van alle mogelijkheden die de methode Levend Water biedt!), maar ook op gebied van geschiedenisonderwijs, muziekonderwijs en alle andere creatieve vakken.

met respect

beatrice de graafAl jaren ben ik een fervent kijker van De Wereld Draait Door. Simpelweg omdat het uitstekend in elkaar is gezet, goed wordt gepresenteerd, maar ook een mooi inkijkje geeft hoe seculier Nederland in elkaar steekt. Een soort thermometer wat mij betreft. Zo langzamerhand mogen ze wel eens weer wat kleine vernieuwingen gaan toepassen, maar geen idee of men luistert naar kijker Roel. Regelmatig zitten er gasten aan tafel die ook echt iets te zeggen hebben. Mijn favoriet is wat dat betreft hoogleraar Beatrice de Graaf. Zij bekleedt de leerstoel “History of International Relations & Global Governance” binnen het strategisch thema “Instituties”, aan de Universiteit van Utrecht. Bij DWDD treedt ze zo nu en dan op als terrorisme expert. Afgelopen vrijdag zat ze na maanden afwezigheid weer aan tafel. Wat volgde was een boeiend betoog over de ontwikkelingen rond de aanslagen gepleegd door IS.

Beatrice schroomde niet om een een nog eens het fragment te laten zien waarin bondskanselier Angela Merkel haar landgenoten er op wees dat je gewoon naar de kerk als christen, zodat je toegerust het gesprek met moslims kunt aangaan en tegelijkertijd ook een wapen is tegen angst. Lees de Bijbel maar, zei Merkel.  Mooi, vond ik, hoe Beatrice dat ook vertaalde naar de Nederlandse situatie. Ook hier gaan nog steeds mensen op zondag naar de kerk; en er is niets mis om je daar bij aan te sluiten. Eerst had ze al een ander fragment met daarin de koning van Marokko, die zijn volgelingen (maar impliciet alle moslims) om vredelievend te zijn en zich niet in te laten met IS. Respect dus voor het duidelijke statement van mevrouw Beatrice de Graaf, eerlijk uitkomen voor je eigen overtuiging en daar niet om heen draaien. Naast haar vakmanschap met betrekking tot terrorisme stak ze ook de christelijke kijker een hart onder de riem.  Daarmee ook aan de tafel van DWDD respect afdwingend. Waarvan akte. Het fragment is terug te zien, wanneer je de volgende link gebruikt: Beatrice de Graaf in DWDD.

Een woord een woord

een woord een woordEen + en een , het stoorde me. Mijn krant schrijft een recensie over een boek dat ik met plezier en bewondering heb gelezen. Wat mij betreft hadden er 5 plussen onder gestaan en geen enkele min. Extra reden om uit te leggen waarom ik zo aansla op het artikel van Herman Veenhof in het ND.
Het laatste boek van schrijver/journalist Frank Westerman heeft de prachtige titel ‘Een woord een woord’. In de proloog van dit boek zet Westerman gelijk neer wat de lijn is van zijn verhaal; de geschiedenis van de treinkapingen in de jaren 70 van de vorige eeuw. Door de treinkapingen vestigden jonge Zuid-Molukkers opnieuw de aandacht op een gevoelige misstand in de omgang van de Nederlandse politiek met deze bevolkingsgroep. Westerman heeft het allemaal als jongetje, opgroeiend in Assen, van dichtbij meegemaakt. Een handenarbeid leraar die uiteindelijk treinkaper werd en gepantserde voertuigen bij hem in de straat.
Diezelfde jaren 70 was ik al wat ouder. In december 1975 (de 1e kaping, bij Wijster) zat ik in mijn eerste jaar van de Pedagogische Academie. In mei/juni 1977 (de 2e kaping, bij de Punt en de gijzeling in Bovensmilde van een lagere school) zat ik aan het eind van het tweede jaar. We maakten het van dichtbij, maar tegelijkertijd ook weer van veraf mee. Ik las er over, we gingen bidden voor de PA studente die in de trein zat. Ook ik was de mening toegedaan dat Nederland een forse schuld had ten opzichte van de Ambonezen. Dat laatste was de benaming die we in die dagen veel gebruikten. Ook in Hoogeveen hadden we een Ambonezenwijk. En de voormalige synagoge aan de Schutstraat werd ook verhuurd aan een Molukse kerk. Na de eerste treinkapingen hebben we als GPJC (de jongerenafdeling van het GPV) zelfs contacten gelegd en een keer een uitgebreide informatieavond belegd in een zaaltje achter de kerk. Achteraf bezien werd dat meer een publicitaire strijd tussen de aanhang van de RMS van ir. Manusama en de aanhangers van “generaal” Tamaela (deze laatste had zich ook opgeworpen als RMS president). Nog jarenlang kreeg ik maandelijks het blad van de stichting Door De Eeuwen Trouw door de brievenbus. Mijn mening in die tijd zal trouwens ook flink gevormd zijn door het Gereformeerd Gezinsblad. Deze krant vertolkte meestal de mening van het Gereformeerd Politiek Verbond, de enige partij die in de Tweede Kamer op kwam voor het streven van een vrije republiek voor de Zuid-Molukkers.

de trein die bij De Punt was gekaapt
de trein die bij De Punt was gekaapt

Westerman zet het in zijn laatste boek goed uiteen. En tegelijkertijd probeert hij de motieven van de jonge Zuid-Molukkers te doorgronden. Jonge mensen die met de Bijbel (Het Woord) in de hand tot deze acties kwamen. Woorden, ook bijbelse woorden, deden er toe in hun handelen. Vervolgens zet de schrijver het verhaal over een vrije Molukse republiek in een groter kader. Hoe moet je deze acties tegemoet treden?  Probeer je ‘terroristen’ met woorden te overreden? Niet voor niets geeft Westerman zo veel aandacht aan de betrokken onderhandelaars bij de kapingen. Beide waren psychiater en wisten vanuit hun vakgebied dat woorden er wel degelijk toe doen. En bij de eerste kaping was het ook min of meer opgelost met woorden. Vanuit die positie is het ook niet zo gek dat Westerman een cursus onderhandelen gaat volgen in Ossendrecht. Daarmee ook tegelijk toegevend hoe lastig en moeilijk het is om mensen die zo vast zitten in hun eigen verhaal en mening, te laten merken dat je werkelijk hun woorden hoort en dat er ook nog een weerwoord is te geven. Regelmatig heb ik bij dit boek even extra moeten ademhalen. De woorden spatten soms van de pagina’s af en zetten aan tot reflectie, ook op je eigen woorden en handelen. Het is niet voor niets dat Westerman ook andere terreuracties in dit boek aan de orde stelt. Daarbij laat hij zien wat de effecten zijn als de overheid niet meer bereid is om woorden te gebruiken en levens te redden, maar alleen de wapens laat spreken.
Enkele weken geleden stak een verwarde man een leegstaand pand in de fik. Het gebeurde in Amsterdam en Het Parool berichtte er later uitgebreid over. De verwarde man klom op de steigers rond het gebouw, al schreeuwend. De politie kwam te laat omdat het volgens de protocollen moest werken en goed bewapend ter plekke moest zijn. Tussen de regels door las je het onbegrip van de verslaggever en de ooggetuige. Was met de juiste woorden een sprong naar beneden te voorkomen geweest? Dat is ook de intrigerende vraag die Westerman opwerpt. Daarnaast vraagt hij ook aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van het geweld. Niet voor niets heet dit boek ‘Een woord een woord’. Het hele gezegde is; een man een man, een woord een woord. Dat hele gezegde toepassen is prachtig natuurlijk. Maar het geeft tegelijkertijd de worsteling weer, moet je tegenover terroristen je woord houden? Ook in Westermans boek komt deze vraag aan de orde. En de rol van de overheid is in dit verband niet te onderschatten. De Molukkers voelden zich verraden door de overheid en hadden daar ook alle reden toe.
Het vorige boek van Westerman ‘De slag om Srebrenica’ daagde ook al uit om na te denken over de rol van de overheid. Westerman legde ook daar de vinger op de zere plek en grote woorden van ministers en kolonels kwamen opnieuw niet ongeschonden uit de strijd. Met dit boek is er opnieuw een bijzonder boek toegevoegd aan het oeuvre van Westerman. Een woord, een woord; een waardige opvolger van ‘Stikvallei’ (waarin verhalen en woorden ook centraal stonden) en het definitieve boek over Srebrenica. In het ND vond Herman Veenhof dat Westerman geen recept had tegen religieus terrorisme. Deze uitspraak is mij te negatief. Westerman legt wel degelijk uit dat je religieus terrorisme moet bestrijden door de religie van de ander heel goed te bestuderen, dit in navolging van een Franse wetenschapper. Toon aan tegenover de terrorist die zich geïnspireerd voelt door de Koran, dat hij het werkelijk bij het verkeerde eind heeft. Serieuze christenen kunnen toch ook uitleggen dat de kruisvaarders met hun “God wil het” bij het verkeerde eind hadden en dat Luther met zijn ‘Jodenhaat’ de Bijbel verkeerd interpreteerde?

+ mooi geschreven verhalen, waarbij de persoonlijke geschiedenis verweven wordt met de ‘echte wereld’
+ de schrijver durft eerlijk te benoemen dat een bijzondere bevolkingsgroep onrecht is aangedaan
+ het laat goed uitkomen dat de ene onderhandelaar, de andere niet is (Havinga versus Mulder)
+ de niets ontzeggende en keiharde politiek van Poetin wordt aan de kaak gesteld
+ er staan geen foto’s in dit boek, het woord moet het doen
+ ik denk dat Westerman veel voelt voor theedrinken (Beatrice de Graaf, Job Cohen), maar ook beseft dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt
+ ‘in het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal’, een uitspraak van Groen van Prinsterer (in mijn PA tijd geleerd van geschiedenisdocent Arjo Vanderjagt), Westerman maakt deze uitspraak waar in zijn boek

Bij de literatuurverwijzingen staat een boek genoemd van Janneke Wiegers, ‘Dit is een kaping’. (Geen Wiggers dus!) Wanneer je haar naam googelt, zijn een paar bijzonder interviews terug te zien. Ze vertelt daarin over haar ervaringen in de trein bij De Punt. Janneke zat bij ons op de PA aan de Hereweg en was de boven genoemde PA studente.  Haar vader werkte bij de provincie Drenthe en kreeg later ook nog te maken met een terreuractie in het provinciehuis, maar kon op tijd ontsnappen.  (13 maart 1978)

21 maart, ‘Bach-Liebhaberschaft beginnt am Kopf’

Baseball-bachWat doe je wanneer je verschrikkelijk veel last hebt van ‘hooikoorts’? Elk jaar deze tijd steekt het weer de kop op. Proesten, hoofdpijn en en het ene pakje tissues na de andere. Een pilletje alleen helpt niet, dus ook maar weer neusspray erbij. Gelukkig is daar radio 4 nog. Door de vele aandacht voor Johann Sebastian Bach en de Mattheus Passion verdwijnt het vele gesnotter een beetje naar de achtergrond. In het middagprogramma op radio 4 wordt elke dag een vraag gesteld, je kunt deze week een prachtige uitvoering van de Johannes Passion winnen. “Welke bijnaam had Leipzig in 1723, toen Bach daar kwam werken?” Meestal is het antwoord zo gevonden. Maar Wikipedia geeft geen uitsluitsel. Er zijn best bijnamen van Leipzig te vinden trouwens. Leipzig is een echte ‘muziekhoofdstad’ vanwege de geschiedenis met onder andere Telemann, Bach, Mendelsohn en Wagner. Ook werd het de hoofdstad van de ‘Wende’, maar daar had Bach nog geen idee van, alhoewel hij er in strijd met het stadsbestuur wel eens op gehoopt heeft misschien. Nergens kom ik iets tegen wat op een speciale bijnaam duidt in de eerste helft van de 18e eeuw. Zeker er werden toen al veel boeken gedrukt, maar geen bijzondere naam daarvoor. Ook op de site van het Bach-museum, (bach – wir über uns) geen bijnamen. Wel ontdek ik, dat het vandaag de geboortedag van de grote Johann Sebastian Bach is.  Er staat ook dat er om 15.00 u. een speciaal Geburtstagskonzert werd gehouden, dat hebben we dan gemist. Maar nog steeds heb ik niet het antwoord gevonden. Ik blader door de dikke biografie, die John Eliot Gardiner heeft geschreven. Een prachtig boek, maar niets over Leipzig. Ook het informatieve boek van Peter Washington met drie CD’s geeft niet het antwoord prijs. Wie weet krijg ik straks nog opeens wat inspiratie. Misschien moet ik op de site van het Bach-museum gewoon de baseballpet kopen. En wie weet helpt het ook een beetje tegen hooikoorts. De verkoopleus is geweldig voor de prachtig donkerrode cap met daarop het Bach-stempel: ‘Bach-Liebhaberschaft beginnt am Kopf’. Wanneer je hem wilt bestellen staat de volgende tekst er bij: ‘Baseball-Cap mit gesticktem Bach-Siegel und Schriftzug »Bach-Museum«. Das Siegel, wie es Johann Sebastian Bach in Briefen und Dokumenten in der Zeit nach 1720 verwendete, zeigt die drei Buchstaben J, S und B – einmal richtig herum und einmal gespiegelt, so dass sie sich zu einem Ornament zusammenfügen. Die Größe des Baseball-Caps ist verstellbar.’  21 maart, gefeliciteerd met Bachs verjaardag,  en geniet wanneer u één van de vele uitvoeringen van een Passion gaat beluisteren. Wie weet zet het opnieuw aan tot het nadenken over het lijden van onze Heer en Heiland.

PS1:   Nog een keer zoeken, nu in het Duis (bijnaam = Spitzname)
“Leipzig erwarb den Spitznamen „Kleines Paris“, als die fortschrittsbewusste Messestadt im Jahr 1701 mit einer   Straßenbeleuchtung     ausgestattet wurde und sich fortan mit der mondänen Seine-Metropole vergleichen konnte.”
PS2:   Ik had eerder gelezen dat pas de dichter Goethe deze benaming gebruikte. En Goethe leefde van 1749 tot 1832. We horen het morgen wel.
PS3:   Als voorbeeld voor al die straatlantaarns had trouwens Amsterdam gediend!
PS 4:  Het antwoord was juist, maar helaas geen prijs. We proberen het opnieuw!

DWDD University

IMG_1226Beatrice de Graaf begon haar collega met een citaat uit Dostojevski’s ‘Boze geesten’. Het dikke boek bleef vervolgens op tafel liggen en aan het eind van het college pakte de hoogleraar geschiedenis het nog eens theatraal als een Bijbel ter hand. Ik kende alleen de titel van dit boek; die is intrigerend. Kort geleden heb ik geprobeerd om de ‘De speler’ te lezen, maar ik vond het niet om door te komen. Ik denk daarom dat ik ‘Boze geesten’ niet zo snel ter hand zal nemen De Graaf gebruikte het boek van Dostojevski om iets te vertellen over het ontstaan en de motieven van terrorisme. Al gauw kwamen Bakoenin en vele navolgers in snel tempo voorbij. In een inleidend praatje van Matthijs van Nieuwkerk bleek dat deze aflevering van de DWDD University eigenlijk aangevraagd was door de kijkers. Veel reacties op de DWDD-redactie om Beatrice de Graaf een keer uit te nodigen. Terecht, want na de laatste aanslagen in Parijs hield de hoogleraar geschiedenis, met als specialisatie terrorisme, een uitstekende en nuchtere analyse op TV.
In haar college onderscheidde ze vier golven van terrorisme vanaf Dostojevski. Aangezien dit college werd opgenomen op donderdag 10 maart (50 jaar geleden werd het huwelijk tussen Beatrix en Claus gesloten), is de uitzending op zaterdag 12 maart om 20.30 u. op NPO1. Rijk voorzien van oude beelden wordt het vast een geweldige uitzending. Geen triest en bangmakend verhaal trouwens. De Graaf geeft een eerlijk beeld van alle verschrikkelijke gevolgen van terroristische daden, maar ook aanwijzingen om terrorisme te bestrijden. Ook al heet het terrorisme op dit moment IS, er is hoop! En dat het uiteindelijk wel goed komt, moeten we niet alleen bij de overheid neerleggen, maar ook bij de burgers. Burgers moeten gewoon in gesprek gaan met mensen van andere culturen en religies. Ga maar theedrinken! Zoek de ander op en ga elkaar leren kennen. Ook aan de huidige golf zal een eind komen, wanneer kan ook Beatrice de Graaf niet aangeven. Een gegeven is ook dat er in de toekomst ook wel weer nieuwe terroristen zullen opstaan. De mens is nu eenmaal in zonde ontvangen en geboren. Als belijdend christen weet ook Beatrice de Graaf dat als geen ander.
Gaat dat dus zien, deze zeer informatieve aflevering van de DWDD University!
de kozakkentuin Na afloop van de opnames in ‘Podium Mozaïek’ kregen de bezoekers allemaal een boekje.  De VARA/BNN medewerkers deelden die uit. Op de omslag allemaal foto’s van krantenartikelen met terroristische aanslagen. Mijn eerste gedachte was dat het college van de Graaf al in druk was verschenen. Helaas… het bleek een simpel aantekenboekje ter grootte van een Moleskine agenda. Maar ja… dat omslag, wat moet je daarmee? Plannen voor aanslagen in noteren, voor je eigen geheimschrift? Of is het gewoon een gadget? Ik noteerde de naam van Dostojevski’s boek en een vraag voor de hoogleraar. Waarom geen aandacht voor de rookbom van 50 jaar geleden? Of viel die niet onder een terroristische aanslag?
Over die schrijver van ‘Boze geesten’ verscheen eind vorig jaar een boeiend boek van Jan Brokken. In ‘De kozakkentuin’ vertelt Brokken de bijzondere vriendschap tussen Alexander von Wrangel en Fjodor Michajlovitsj Dostojevski. Een boeiend verhaal over de verbanning van Dostojevski naar het verre Siberië. Het laat mooi uitkomen wat de motieven waren van schrijver Dostojevski en tekent ook prachtig de sfeer van het Rusland onder de laatste tsaren.

God in de oorlog

gee duimbreed k.schilderHet zaaltje van de PThU aan de Boelelaan zat afgelopen dinsdag afgeladen vol. Eigenlijk was ik te laat met aanmelden, maar Wim Berkelaar zegde toe stoelen bij te plaatsen. Het HDC van de VU hield een symposium over het eerder dit jaar verschenen God in de oorlog. De rol van de kerk in Europa, 1939-1945 van Jan Bank. In het dagblad TROUW was er nogal wat ophef over geweest en het onderwerp blijft tot op vandaag natuurlijk actueel. Een vijftal sprekers reflecteerde op de lijvige pil van professor Bank. Ik vond vooral de bijdrage van dagvoorzitter George Harinck boeiend omdat hij het Nederlandse verhaal nog een keer extra belichtte, in het bijzonder de situatie binnen de Gereformeerde Kerken. Nieuw was voor mij het gegeven dat kerken in die tijd, zeker voor Wereldoorlog II, eigenlijk geen openbare uitspraken deden. De rol van de kerken in Nederland was beperkt wat dat betreft. Abraham Kuyper (soevereiniteit in eigen kring) had de kerk omringd met een grote groep organisaties en daarmee was het zicht op de rest van samenleving min of meer verdwenen. Kerken waren dan ook verlegen met de hele situatie toen de oorlog uitbrak. Er waren theologen en dominees die reageerden via brochures en ook in zondagse preken. K. Schilder schreef in 1936 al een felle aanklacht tegen het nationaalsocialisme (Geen Duimbreed), in de oorlog werd hij zelfs een tijd gevangen gezet. In hervormde kring was het dr.J.Koopmans (predikant van de Noorderkerk in Amsterdam) die in het begin van de bezetting een fel betoog schreef tegen de bezetter, ook in brochurevorm. [De Belgische schrijver Geert van Istendaal eerde Koopmans met een geweldig essay in de bundel ‘Mijn Nederland’.] Maar dit waren individuele kerkleden die van zich lieten horen, niet een heel kerkgenootschap. Er waren genoeg anderen die vonden dat de bezettingsmacht de overheid was die gediend moest worden.
Helaas is over de rol van de kerken nog veel te weinig onderzoek gedaan volgens Harinck. Er is veel verzet van gereformeerden geweest. Er waren gereformeerden die in knokploegen zaten, er waren gereformeerden die onderduikers verborgen hielden. Er zijn veel gereformeerden gesneuveld en vermoord in de concentratiekampen, onder hen ook predikanten. Verhalen te over. Na de oorlog leek het soms wel of alle gereformeerden in het verzet hadden gezeten. Maar niets is minder waar. Ik dacht het ook, na het lezen van ‘Snuf de Hond’ en ‘Reis door de nacht’ en zeker ook door de verhalen in het ouderlijke huis. Mijn ouders trouwden in 1942, kregen de eerste twee van de negen kinderen in de oorlog, terwijl ze inwoonden bij opa en opoe. Voor zover ik weet zijn er zeker twee onderduikers geweest. Oom Gijs, de onderduiker, kwam na de oorlog nog wel eens op bezoek. Mijn idee was dat vrijwel iedereen uit de kerk wel iets gedaan had. Helaas was de werkelijkheid anders.
Vooral dat laatste wordt wel heel erg duidelijk uit het boek van professor Bank. Het waren minderheden die zich daadwerkelijk verzetten en dat ook durfden vol te houden met gevaar voor eigen leven. Logisch dat na zoveel jaren, met meer afstand kijkend naar de jaren 40-45, het soms ook wel een ontluisterend beeld geeft. Dat doet echter niets af aan alle inzet en gedrevenheid van al die mensen die wel iets deden. Het is maar te hopen dat er nog eens een bredere studie over de kerken in Nederland ten tijde van WOII wordt gedaan. Al met al een leerzaam congres met aan het eind een pittige discussie. Dr. Jan Ridderbos die een boek schreef over gereformeerde dominees in de oorlog schreef was het wel heel erg oneens met professor Bank. Dat smaakt naar meer discussie en onderzoek.
son of saulWat zouden we er van kunnen leren voor vandaag? Hoe moeten kerken reageren op oorlog? Het lijkt wel een beetje dat veel kerken (als instituut) daar nog niet eens veel verder mee gekomen zijn. Ook daarom zou onderzoek naar het verleden, nuttig kunnen zijn voor het heden. Ondertussen moeten kerkmensen het verleden echt onder ogen durven zien. Een goed voorbeeld is naar mijn idee het aanbod in de bioscoop. Een kaskraker op dit moment is de laatste James Bondfilm. Niks mis mee, aardige verstrooiing maar agent 007 beweegt zich wel heel erg buiten de bestaande werkelijkheid. Christelijke James Bondfans zouden ook ‘Son of Saul’ moeten bezoeken. Een film die in veel dagbladen vijf sterren kreeg van de critici. De Hongaaarse film gaat over een lid van een sonderkommando in een concentratiekamp. Deze kommando’s bestonden vaak uit Joodse mannen en ze moesten het vuile werk voor de kampbewakers in de uitroeiingskampen in WOII opknappen. Vaak overleefden ze het niet en hadden ze ook geen enkel uitzicht op de vrijheid. In de film komt alle barbaarsheid van de kampen naar voren. Een aangrijpende verbeelding van de concentratiekamphel. Op het bovengenoemde congres zat ik ’s middags bij toeval naast David Barnouw. Hij heeft heel lang gewerkt bij het NIOD (oorlogsdocumentatie centrum) en was natuurlijk geïnteresseerd in de discussie over boek van Bank. We kwamen aan de praat, onder andere over ‘Son of Saul’. Barnouw vond de film erg overgewaardeerd, maar daarin verschilden we toch van mening. Barnouw is volgens zijn website een professioneel kijker naar films en documentaires over de oorlog. Een gemiddelde bezoeker kijkt anders denk ik. Ik zit wat dat betreft meer te wachten op een kritische beschouwing van Willem Jan Otten. De laatste ziet er ongetwijfeld een indrukwekkende ‘rite de passage’ in. Een film die je aan het denken zet, over hoe je zelf zou reageren in zo’n uitzonderlijke situatie. Een film die nederig maakt.

In het klimaat van het absolute

in het klimaat van het absolute‘Een handleiding voor kerkscheuringen’ . Het zou een ondertitel kunnen zijn van het proefschrift van Ab van Langevelde. Met zijn biografie over professor Veenhof verkreeg van Langevelde vorige maand in Kampen een doctorstitel in de theologie. Een goed geschreven levensverhaal, dat blijft boeien tot het eind. Opgegroeid in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, kan ik er maar een beetje over meepraten. Eerder heb ik wel eens geschreven over de Synode van Hoogeveen (1969-70), mijn vader zat toen in de huisvestingscommissie. Die synode, ik was 13, heb ik dus als beginnend puber meegemaakt. In Hoogeveen was er vrijgemaakt kerkelijk zeker sprake van een zijn ‘in het klimaat van het absolute’ (de ondertitel van de dissertatie). Wij hadden in Hoogeveen als predikant dominee Joh. Francke en die wist waar hij het over had. Rond de kwestie van dominee van der Ziel in Groningen, in het biografie over Veenhof komt het uitgebreid aan de orde, liet ook dominee Francke zich niet onbetuigd. Tijdens het grote gebed in een kerkdienst werd deze kwestie uitgebreid bij de Heere gebracht. Daarin klonk natuurlijk een oproep tot bekering door, dominee van der Ziel zat immers fout! Ik zal nooit vergeten dat tijdens zo’n lang gebed een hele familie uit ergernis de bank uit stommelde. Vanuit mij ooghoeken zag ik een klasgenootje meegetrokken worden door zijn vader. Het kan niet anders dan dat deze familie later ‘buitenverband’ werd.
Ik merk dat ik gelijk afdwaal naar het persoonlijke, mijn eigen verhaal. Bij het lezen van deze biografie had ik dat regelmatig. Namen van predikanten waar je gelijk een beeld bij hebt, gebeurtenissen waar je eerder over hebt gelezen. Verschillende keren ook ben ik mijn boekenkast ingedoken en heb ze erbij gepakt. De acta van de eerste vrijgemaakte synode in 1945, verschillende boeken van K. Schilder, maar ook Veenhof bleek in mijn boekenkast te staan. Wanneer je nog eens bladert door “Predik het Woord’, roept dat herinneringen op aan avonden discussiëren op de mannenvereniging, onder het genot van een goede sigaar. Voor de goede verstaander is het nog steeds een leesbaar en boeiend boek, ook kun je het op marktplaats voor €4,- kopen.

predik het woordDe biografie over professor Veenhof is ook een kerkgeschiedenisboek. Dat maakt het dus dubbel boeiend. Het geeft een mooie indruk van het drukke leven van een jonge predikant voor de Tweede Wereldoorlog, midden in het kerkelijk leven. Bevriend met K. Schilder weert Veenhof zich geducht in de steeds heftiger wordende kerkstrijd, die ook in de oorlog gewoon doorgaat. Verzaken is er op dat gebied niet bij. Mooi tekent de schrijver Veenhof, deze wil eigenlijk niets liever dan een wapenstilstand in de kerk, probeert daarom Schilder ook af te remmen. Wachten tot de verschrikkelijke bezetting door de Duitsers achter de rug is. Veenhof zal zich dan ook pas na de oorlog bij de artikel 31-ers voegen. Van Langevelde laat vervolgens goed uitkomen dat na WOII het klimaat in de vrijgemaakte kerk steeds absoluter wordt. Er is alleen maar goed of fout, één ware kerk en alle andere kerken zijn daarmee vals. Op de HAVO leerde ik het zo van de schoonzoon van K. Schilder. Zelfs de Christelijk Gereformeerden waren valse kerk volgens zijn zeggen. Uiteindelijk liep dit hele absolute denken uit op een nieuwe scheuring in de tweede helft van de jaren zestig.

Tijdens het lezen besefte ik dat mijn ouders en vele ouders van generatiegenoten in die sfeer van goed en kwaad, waar en vals zijn opgegroeid. Natuurlijk waren er heel veel broeders en zusters in de kerk die wel wat ‘rekkelijker’ waren, maar de heersende stroming was duidelijk. Mijn ouders lazen naast het Gereformeerd Gezinsblad ook de Reformatie, beter was er niet. Het leert dus ook veel over hoe we in onze opvoeding zijn beïnvloed en daar uiteindelijk ook weer op reageren. Daarmee heeft van Langevelde een prachtige spiegel gemaakt. Een spiegel die je het verleden op een rustige manier voorhoudt. Fouten over en weer, er wordt niet over gezwegen. Menselijke zwakheden zijn er in het verhaal te over. Maar het laat ook heel eerlijk de drijfveren zien van onze ouders en grootouders. En steeds weer met een beroep op Gods Woord en daarmee op Zijn Waarheid. Het kan haast niet anders dan dat je dit levensverhaal leert relativeren. Waarom je zo druk maken over al die verschillen en strijdpunten, die wanneer je jaren later terugkijkt, gewoon het ruziemaken niet waard zijn. Bergen blijken opeens kiezelstenen te zijn.

ds. Joh. Francke
ds. Joh. Francke 1908-1990 foto uit ‘Er staat geschreven… Er is geschied’ met als onderschrift: ‘Mag wat kan?’

Een forse aanbeveling dus om te gaan lezen. Lees het verhaal over Veenhof en daarmee het verhaal van een vorige generatie, maar wel een generatie waar wij uit geboren zijn. Misschien kunnen we er wat van leren. Helaas zijn er nog steeds duizenden gereformeerden die zich als maar vastbijten in stelligheden en mijns inziens vergeten dat onze Heiland Jezus omkeek naar hoeren en tollenaars en de Farizeeën veroordeelde vanwege hun wetticisme. En pas op, voor je weet zit je in je eigen denkraam en denk je het beter te weten dan die ‘strenge’ broeders en zusters. De dominee van mijn jeugd was een diehard zei men weleens. Tegelijkertijd was hij een diepgelovig man die naar eer en geweten streed voor Gods eer. Dat laatste vergeten we dan vaak snel. Ondanks al het absolute waren het gelovige mensen die geestelijk met elkaar op de vuist gingen. Achteraf had dat anders gekund en gemoeten. Een mooie opdracht om het absolute achter ons te laten en eenheid te zoeken met zo veel broeders en zusters die ook willen leven van genade.

eenvoudig christelijk (2)

een kleine wereldVan mijn oudste dochter kreeg ik ‘Een kleine wereld’ van Marga Kool te lezen. Ooit kocht ik van Marga Kool een bundel gedichten in het Drents, met daarin prachtige zinnen als:

“God, geef de zunne
An de luu
Die leeft in vreeze
Veur menaar
Veur oen aangezicht”
(de laatste strofe van: God zien folklore)

In Kools roman ‘Een kleine wereld’ brengt ze min of meer autobiografisch haar jeugd tot leven. Wanneer jezelf bent opgegroeid op het Drentse platteland is het een mooie kroniek, die ook je eigen verleden tot leven brengt. Raak typeert Kool de mensen, hun gewoontes en de eenvoudigheid, maar ook de schoonheid van het boerenbestaan en het dorpsleven van 50, 60 jaar geleden. De eendracht en burenhulp doet weldadig aan, maar tegelijkertijd is er ook de benepenheid en roddel. Openheid van mensen, het omgaan met elkaar in een veranderende cultuur, Margo Kool heeft het mooi neergezet. Hier en daar wordt het soms wel te gladjes en te gezocht. Het boek is een roman, maar wel heel dicht denk ik bij het leven van de schrijfster zelf. Wat mij betreft had ze er ook met haar prachtige schrijfstijl een non-fictie verhaal van kunnen maken. De dichtegels van hierboven zeggen ook wel iets over de mensen in het boek. Tegelijkertijd zijn deze regels nog steeds actueel; ze passen ook op de angst voor alles wat vreemd is en van buiten onze kleine wereld binnenkomt. Gelukkig schrijft Marga Kool met eerbied en ook respect over het geloof van de vader en de moeder in dit verhaal. Deze mensen zijn echt; eenvoudig christelijk.

dagboek van een beulDat laatste kwam ik ook tegen in het boeiende verhaal over meester Frantz Schmidt. Meester Frantz was jarenlang beul in de Duitse stad Neurenberg aan het begin van de 17e eeuw. Zijn graf is te vinden op dezelfde begraafplaats als waar de beroemde componist Johann Pachelbel begraven ligt. Omdat meester Frantz een zeer nauwkeurig dagboek/verslag bij hield over zijn werk is er over deze beul veel meer bekend dan over zijn beroepsgenoten. Waarschijnlijk was het beroep beul min of meer aan het uitsterven, dat maakt het verhaal over hem extra boeiend. Een paar jaar geleden las ik een boeiende recensie in het ND over het boek van Joel Harrington. Nu zag ik voor nog geen 10 euro in de ramsj. Een koopje dus! Het is een heel boeiend verhaal, waarin je de beul echt leert kenen. Bijzonder is dat Frantz en zijn familie Luthers zijn en door alles te merken dat hij een vroom soort rechtvaardigheid bezit. Ook al was hij kind van zijn tijd, het was beslist geen wrede gewetenloze middeleeuwer. Frantz was kerkganger, kende Jezus en hield daar rekening mee in zijn werk. Wel bijzonder dat het verhaal over Frantz uit Neurenberg komt. Neurenberg was

het graf van meester Frantz op het Rochusfriedhof in Neurenberg
het graf van meester Frantz
op het Rochusfriedhof in Neurenberg

in de vorige eeuw het toneel van de nationaalsocialistische ‘partijdagen’ van de nazipartij, maar na WOII ook van de processen tegen de Nazikopstukken. De toen 10 veroordeelden werden door ophanging ter dood gebracht. Opnieuw moest een beul zijn werk doen. De vonnissen werden voltrokken door sergeant John C. Woods (deze beul voltrok 347 vonnissen in 15 jaar). Meester Frantz kwam tot 394 doodvonnissen in 50 jaar en heeft daarnaast nog vele lijfstraffen uitgevoerd. Woods elektrocuteerde zichzelf tijdens een reparatie van een hoogspanningskabel. Meester Frantz stierf 80 jaar oud als een eerzaam burger, die beul was geweest, maar ook genezer.  Wanneer je zijn ‘levensverhaal’ leest houdt dat ons ook een spiegel voor. Het zet je aan het denken over het nut van lange gevangenisstraffen, de (on)rechtvaardigheid van de doodstraf en dat in relatie tot het christelijk geloof. Daarnaast worden er in onze tijd nog steeds mensen onthoofd. Een leerzaam boek voor een kleine prijs, dat ook aanzette tot verder snuffelen op internet.

Wat te doen met Sinterklaas?

Het Haagje werd gedempt, net als alle andere kanalen in Hoogeveen. Sint moest nu te voet of met paard en wagen komen.
Het Haagje werd gedempt, net als alle andere kanalen in Hoogeveen. Sint moest nu te voet of met paard en wagen komen.

Een grote taai-taaipop en een doosje met Lego waren de cadeaus die ik als klein jongentje kreeg op 5 december. Daarbij moet ik wel heel diep graven in mijn geheugen, want eigenlijk vierden wij niet echt Sinterklaas thuis. Sinterklaas was Rooms en dus niet voor gereformeerden bestemd. Toen ik een keer bij vriendje Wiebe op een zaterdagmiddag aan het spelen was heb ik vanuit de verte de boot van Sinterklaas in het Haagje zien liggen, de goedheiligman was Hoogeveen binnengevaren. Heel spannend, maar ik durfde er ’s avonds niet over te vertellen, want Sinterklaas hoorde niet. Van mijn tijd op de lagere school kan ik mij niet iets van een Sinterklaasviering herinneren. Maar het zou kunnen dat ik het heb verdrongen. Ik ben dus niet echt opgegroeid met een positief Sinterklaas beeld.

Toen mijn kinderen op de basisschool zaten, vierden we uitgebreid pakjesavond met goede vrienden en hun twee dochtertjes. Gedichten, een zak met cadeautjes, lootjes trekken en een paar flinke bonzen op de voordeur door Eddo. Geweldige avonden waar we als gezin met veel plezier op terugkijken. Van jongs af aan hebben we onze kinderen duidelijk gemaakt dat Sinterklaas een verklede man is. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw werd Sinterklaas onder gereformeerden een geaccepteerd feest en ook wij liepen een beetje met de meute mee. Op de van ’t Veerschool in Amsterdam, werd het jaarlijks een terugkerende discussie. Ik daagde de collega’s uit met mijn ‘verklede man’ standpunt en de juffen lieten zich meezuigen in het als maar uitdijende spektakel van het Sinterklaasjournaal. De keren dat ik Sinterklaas welkom moest heten, ik geef het achteraf eerlijk toe, deed ik dat met een lichte gêne. Toch was het Sinterklaasfeest in een groep 5, 6, 7 of 8 geweldig! Een grote berg prachtig in elkaar geknutselde surprises met de meest fraaie gedichten. Elkaar een beetje op de hak nemen, hobby’s uitvergroten; het kon niet op.

De jaren van onbezorgd vieren van het Sinterklaasfeest zijn echter voorbij. Het fenomeen zwarte Piet is door actiegroepen verbonden met het slavernijverleden van ons vaderland. Veel discussies rond het 5 decemberfeest zijn vaak buiten alle proporties. Toen de eerste actiegroepen zich verzetten tegen Zwarte Piet, moest ik er om glimlachen. Ach wat, het is een volksfeest en het heeft een lange traditie waar toch niets verkeerd mee is? En alle discussies in de krant en op tv, je wordt er niet vrolijk van. Maar wie zich wat verdiept in het koloniale verleden van ons land, kan er niet meer omheen dat de tegenstanders van Zwarte Piet meer dan een punt hebben. Lees bijvoorbeeld de boeiende roman van Arthur Japin over Aquasi Boachi (“De zwarte met het witte hart”). Stevo Akkerman schreef een boeiende roman over een tentoonstelling met 28 Surinamers op het Museumplein (“De inboorling”). Zomaar twee boeken die subtiel aan de oppervlakte brengen dat ons geschiedenisboek heel wat zwarte bladzijden heeft. En er zijn nog veel meer boeken, fictie en non-fictie, te noemen die een beeld geven van ons koloniale verleden. Discriminatie, uitbuiting en slavernij; veel Nederlanders hebben er helaas geen idee van, wat dit voor impact heeft gehad op onze niet-blanke landgenoten en tot op de dag van vandaag heeft. Hoe goed bedoeld ook de bekeringsdrang van VOC en WIC zijn geweest, we zullen vandaag de dag in het reine moeten komen met de uitwassen daarvan. De laatste weken zijn er in Zuid-Afrika veel protesten van zwarte studenten in de universiteitsstad Stellenbosch. Hun protest gaat onder andere over het gebruik van het Afrikaans. Ten diepste hebben zij dezelfde motieven en argumenten als de tegenstanders van Zwarte Piet in Nederland. Het zijn maar een paar voorbeelden om aan te geven dat niet-blanken zich beledigd en gediscrimineerd voelen door een volksfeest met een witte bisschop op een schimmel en een kudde mallotige zwart geschminkte jongelui er omheen dansend.

Het gereformeerde onderwijs waar ik werkzaam ben, en zich al een aantal jaren profileert met het etiket ‘bijbelgetrouw’, heeft zich tot op heden niet geroerd in de discussie over Zwarte Piet. Het lijkt wel of de discussie volledig langs ons heen gaat. Sinterklaas met zijn zwarte knecht zijn nog steeds van harte welkom op gereformeerde scholen. Maar nu zelfs een VN-commissie Nederland min of meer op de vingers heeft getikt, kunnen de gereformeerde scholen zich niet meer verschuilen achter de ‘traditie’. Immers die traditie is voor onze scholen in veel gevallen niet meer dan een traditie van een jaar of veertig oud en alleen daarom al, beslist niet heilig. Wat mij betreft nemen onze scholen een keer het voortouw. En dan niet flauw gaan doen met een regenboogpiet of wat voor kleur schmink je verder nog kunt vinden. Schaf het hele opgeklopte gedoe rond Sinterklaas gewoon af. Geen ‘verklede man’ meer zijn ‘zwarte knecht’ op het podium hijsen en de jongste kinderen van de school de stuipen op het lijf jagen. Geen grappen meer met een domme zwarte Piet die zich heeft verslapen of opeens boven op het dak van de school staat. Want wat je ook doet met knecht Piet, het zal ons steeds blijven herinneren aan de discussies over zijn zwart zijn, welke kleur we hem ook geven. Verlos de scholen en de gezinnen van veel gedoe en gediscussieer en verzin een nieuw decemberfeest! Dat feest mag best met presentjes en met surprises en humoristische gedichten. Mijn creativiteit schiet hierin te kort, maar er is zoveel creativiteit binnen de scholen dat er vast wel weer iets moois zal ontstaan.

Dus wat mij betreft; afscheid van zwarte Piet en Sinterklaas mag met het mee. Beiden zijn immers zo met elkaar verweven dat al zou je van beiden de kleur veranderen, de zaak nog niet verandert. Het lijkt mij voor de gereformeerde scholen een mooi statement; de zogenaamde Sinterklaastraditie bijzetten in het geschiedenisboek. Want ook al is die traditie niet ontstaan in het koloniale tijdperk, de traditie is wel gekleurd door het koloniale verleden. Scholen en gezinnen worden uitgedaagd tot een nieuw decemberfeest waarbij humor, plezier, gelijkheid en creativiteit voorop mag staan.

Dag heur… in memoriam ds. C.J. Breen 1924-2014

ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013
ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013

Het jaar 1969, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt stonden in brand. De voormalige synagoge in Hoogeveen waar we zondags kerkten was doordeweeks  maandenlang het strijdtoneel van de geachte afgevaardigden. De strijd over afvaardiging A en B uit Noord-Holland laaide hoog op. Ds. C.J. Breen uit Katwijk zal zich over deze kwestie zeker niet onbetuigd hebben gelaten. Maar als beginnende puber hield ik me daar niet mee bezig. Wel heb ik met verbazing zo nu en dan gekeken naar die vreemde dominee uit West-Nederland die bij ons logeerde. Onze moeder maakte speciaal ontbijt voor hem en ongetwijfeld gebruikte hij dan zijn witte zakdoek als servet. Voor ons Hollandsevelders die thuis altijd Drents met elkaar spraken was de logerende dominee met zijn deftige spraak een bijzondere verschijning.
Bijna tien jaar later begon ik als schoolmeester op de dr. M.B. van ’t Veerschool in Amsterdam . Nooit zal ik mijn eerste verjaardag als leerkracht vergeten. Even na de kleine pauze kwam de afgevaardigde van het bestuur op bezoek in de klas en de leerlingen van klas 4 luisterden ademloos mee naar de feestelijke toespraak van ds. Breen. Namens het bestuur bood hij een doos sigaren aan en eindigde met een krachtige uithaal op mijn initialen; Roemrucht, Jeugdig en Welvarend, het klonk bijna profetisch. Met een deftig: ‘dag heur’ en een kenmerkend majesteitelijke gebaar trok hij de deur achter zich dicht. Achter in de klas imiteerde een leerling zachtjes het ‘dag heur’. Later werd het bij sommige leerlingen een staande uitdrukking.
Ds. Breen was in 1970, na alle kerkelijke verwikkelingen en scheuringen door de ‘binnenverbanders’ naar zijn geboortestad Amsterdam gehaald. Je zou dat haast letterlijk kunnen nemen, want ds. Breen reed geen auto. Het verhaal ging dat zijn medestudenten, toen hij in Kampen theologie studeerde, hem min of meer hebben leren fietsen. Een rijbewijs heeft er blijkbaar nooit ingezeten. Al snel zat de predikant in het bestuur van de Amsterdamse gereformeerde lagere school. Trouw bezocht hij de bestuursvergaderingen en liet zijn invloed gelden. Toen al zijn termijnen in het bestuur voorbij waren, werd hij gevraagd adviserend bestuurslid te worden. Op die manier was hij toch betrokken. Toen hij ergens halverwege de jaren tachtig op een maandagavond vanuit Slotermeer huiswaarts keerde met de tram, sukkelde hij langzaam in slaap. Het was waarschijnlijk weer erg laat geworden. Achter het paleis op de Dam schrok hij wakker en stapte snel uit om over te stappen. Enkele onverlaten hebben hem toen beroofd, waarbij hij, inmiddels weer alert, niet alles wat hij bij zich had, afgaf. Toch heeft dit voorval hem later behoorlijk parten gespeeld. Waarschijnlijk meer dan hij zelf liet blijken.

Inmiddels woonden we sinds 1980 als gezin Amsterdam. Zo kregen we in de Oosterparkkerk te maken met deze markante voorganger. Altijd uit het hoofd prekend, met alleen wat krabbels op een giro-envelop. Een dominee ook met meerdere gezichten leek het wel. Vaak geen tegenspraak duldend van de kerkganger en zijn stellige meningen als zijnde Gods Woord van de kansel verkondigend. In een preek beweerde hij letterlijk dat wanneer je je kind niet zo snel als mogelijk was liet dopen (de vroegdoop), de doop dan minder waard was. In mijn jeugdige overmoed probeerde ik daarover in zijn studeerkamer met hem de discussie aan te gaan, helaas tevergeefs. Zoals hij het gezegd had, had ik het niet moeten opvatten.
Zo ‘omstreden’ als ds. Breen in die tijd bij sommige gemeenteleden was, zo geliefd was hij bij veel broeders en zusters buiten de gemeente. Wanneer kerkleden van de GKv ergens uit Nederland in een Amsterdams ziekenhuis terechtkwamen, was ds. Breen een trouwe bezoeker. En ook bij genabuurde kleine gemeentes zonder predikant, was de Amsterdamse dominee een geziene gast. Dat zorgde er trouwens ook voor dat de ochtenddiensten, die lange tijd om kwart over negen begonnen, niet eindeloos gerekt werden. Immers om half elf stond er meestal een broeder uit Krommenie, Halfweg of Hoofddorp voor de kerk in zijn auto te wachten.
Ds. Breen had een scherp oog voor kerkelijke zaken, maar ook een liefdevol en groot hart voor zijn Heiland, Jezus Christus. Soms een scherpslijper, maar dan opeens weer ruimdenkend. Bij een discussie in de kerkenraad over het wel of niet mogen fotograferen tijdens een ‘huwelijksdienst’ gaf zijn argumentatie de doorslag. ‘Stel je voor’, zei ds. Breen, ‘dat later het betreffende echtpaar in een huwelijkscrisis komt en één van de echtelieden bladert nog eens door de bruidsreportage, dan komt hij of zij ook de foto tegen van de kerkelijke plechtigheid en komt hopelijk in gedachten dat ze ooit voor Gods aangezicht elkaar trouw hebben beloofd.’ En daarmee was het natuurlijk einde discussie. Toen een oudere broeder met Telderiaanse ideeën overleed, zei ds. Breen in het gebed: ‘En nu zal hij weten dat hij ongelijk heeft gehad!’. Soms dus heel breed denkend en even later ook weer hard oordelend en antithetisch. Achteraf heb ik me wel eens afgevraagd hoe vaak moet ds. Breen zich onbegrepen hebben gevoeld?

de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel
de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel

In het vorig jaar verschenen boek ‘De tekenaar’, waarin dagboekaantekeningen van Daan van Driel zijn gebundeld, komen we ds. Breen regelmatig tegen. Dat begint al in 1949 wanneer reclametekenaar en kunstenaar van Driel bij mevrouw B en haar zoon op huisbezoek gaat. Die zoon is kandidaat dominee en een van de leidende figuren van de nieuwe, vrijgemaakt gereformeerde kiesvereniging: “Ik zal mijn stembiljet blanco laten, aangezien niemand van de AR-kandidaten (Antirevolutionaire Partij; later opgegaan in het CDA) in onze stad de vrijgemaakte kerk erkent. Deze leiders kunnen we ook in de politiek niet meer vertrouwen.” ‘Ik heb mijn twijfels’, is dan het droge commentaar van broeder van Driel. (pg 97) In 1974 geeft br. Van Driel een prachtige schets over de preektrant van ds. Breen: ‘We hebben nu een versterker op de kansel die het geluid van de menselijke stem tot in alle hoeken en met alle nuances in ons kerkgebouw kan overbrengen. De stem van de kansel had een volume dat Het Woord overstemde. Die stem dreigde de nieuwe versterker stuk te spreken. Soms had ik de neiging om de vloedgolf van woorden af te dammen door mijn oren dicht te stoppen. “Moet dit nu zo hevig dominee?” Van begin tot eind uit hij op bijna overslaande sterkte zijn volzinnen en dat over een tere zaak als het gebed.’ (einde citaat) In 1979 preekt de dominee zo stevig over de kerk dat van Driel er beroerd van wordt. Hij wil graag in gesprek met de voorganger, want de toon is fortissimo hoog en met kracht worden de volzinnen uitgesproken en er is geen speld tussen te krijgen. Geen ruimte om even stil te staan. ‘Na het ‘amen’ ben je geestelijk murw geslagen. Van Driel wil graag uiting geven aan zijn gevoel, maar ‘de prediker heeft al een dampende, verse sigaar aangestoken en oogt te massief om eraan te gaan peuteren met mijn onbestemde bezwaren.’ In 1985 schrijft van Driel over het fulmineren van de dominee tegen de machtspositie van de paus van Rome. ‘Het werd met veel vuur en verve gebracht. Dat stelde me voor vragen, lastige vragen. Vragen die helaas in de hele preek niet in aanmerking kwamen voor antwoord of zelfs maar gesteld werden. Ook maar de kleinste speld was er niet tussen te krijgen, laat staan de twijfelvraag of dit nu allemaal wel zo was.’
Boeiend in deze fragmenten vind ik dat een oudere broeder, in 1985 is van Driel 76 jaar, zich niet meer neerlegt bij de aloude stelligheden die ds. Breen verkondigt. Hij verwoorde daarmee het gevoel van meer hoorders. Terugkijkend heeft die stelligheid in de prediking, broeders en zusters verwijderd van de kerk. Algemeen bekend was dat het op kerkenraadsvergaderingen flink te keer kon gaan. Daarmee leg ik niet één op één de directe schuld bij de predikant. Het heeft ook alles te maken met de toenmalige sfeer in de vrijgemaakte kerken; gesloten, stevige standpunten en de ramen dicht. Gelukkig kan dezelfde broeder van Driel ook de andere kant zien. Want in 1986 is hij uitgesproken lovend over de oudejaarspreek van dominee Breen. Deze behandelde de laatste zondag van de Heidelbergse Catechismus, die over de laatste bede in het Onze Vader gaat. ‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.’ Die preek was volgens van Driel: rijk, verrassend en vertroostend.
In één van mijn oude agenda’s kan ik terugvinden dat ds. Breen op vrijdag 8 december 1989 feestelijk afscheid nam van onze gemeente, de Oosterparkkerk. Regelmatig keerde hij vanuit Drachten nog terug naar de hoofdstad des lands. Om te preken, maar ook om de novieten van Petrus Plancius aan het begin van hun studie in te wijden in het ‘wereldse Sodom en Gomorra’. Voor Plancianen een onvergetelijke gebeurtenis. Zo kregen ze in de Oude Kerk, midden in de buurt van lichte zeden, een uitgebreide uiteenzetting over de Alteratie op 26 mei 1578. Ds. Breen had dan inmiddels al lang in de smiezen wie wie was van de nieuwe lichting studenten. Wie hij ‘gedeupt’ had, welke vaders en moeders hij ‘gedeupt’ had en wie er belijdenis des geloofs bij hem hadden afgelegd. In september 2013 heeft ds. Breen dit bij mijn weten voor het laatst gedaan. Bij de dies was hij natuurlijk vertegenwoordigd en logeerde dan bij een van de bestuursleden, die dan wel op de grond ging slapen.
Wanneer ds. Breen iets kon gedenken, dan gebeurde dat ook. Augustus 1993 vierde hij zijn 40-jarig huwelijks en ambtsjubileum. Natuurlijk moest dat in de Oosterparkkerk gevierd worden. Vanuit het oude-testament werd de gemeente weer meegevoerd naar nieuwtestamentische vergezichten. Het thema van de preek was: ‘Met betrekking tot de toekomst wijst de HEERE op zijn werk in het verleden!’ Via Ezechiël naar Jacobus 5. Breed werden termen als: ‘lijden tot zijn verheerlijking’, ‘lijden tot zijn volharding’ en ‘het vleesgeworden Woord’ uitgepakt. In de middagpreek kreeg professor dr. C. Graafland (orthodox-reformatorische theoloog) een flinke draai om de oren, omdat deze had gebeden en was voorgegaan op een bijeenkomst van het Gereformeerd Appèl. Gelukkig had ds. Breen in de ochtenddienst gebeden voor eenheid onder gereformeerde belijders.
Toch verandert in deze jaren ds. Breen. Wanneer de Reformanda-groep rond ds. Van Gurp zich losmaakt van de GKv verheft ds. Breen openlijk zijn stem. De kerk is hem te lief om weer af te scheiden. Dit is niet wat hij als trouw volgeling van K. Schilder geleerd heeft. Daarom verzet hij zich tegen het sektarisme en legt zijn schrijverschap in Reformanda neer. De keren dat hij nog preekte in de Oosterparkkerk was er ook geleidelijk meer mildheid te proeven in zijn preken. Een mooi voorbeeld daarvan ervoer ik zelf, toen we in 2006 de naam van de dr. M.B. van ’t Veerschool gingen veranderen. Toen het plan bekend werd, kregen we een schrijven dat herinnerde hij aan de grote inzet van dr. M.B. van ’t Veer voor de kerk. De jonge Breen had vaak onder zijn gehoor gezeten. Maar een jaar later kon hij ook begrip opbrengen voor veranderingen, ook binnen de door hem zo geliefde basisschool. Binnen een dag had hij al een van de kinderen van dr. Van ’t Veer getraceerd. Hij kwam spreken op de dag dat we het nieuwe naambord zouden onthullen. En bij het VEER van Veerkracht wees hij op het werk van dr. M.B. van ’t Veer en bij KRACHT op Gods Woord dat steeds weer centraal moet staan, daar haal je je kracht immers vandaan. En vervolgens bad hij samen met voorgangers uit verschillende kerkelijke gemeenten voor het personeel, de ouders en de leerlingen van de school.
In de zomer van 2012 kwam ds. Breen nog een keer preken in onze gemeente. Hij moest het podium worden opgeholpen, en bracht het evangelie uit Ezechiël 34 vers 31. Daarbij stond hij eerst stil bij het sterven van de dichter Rutger Kopland, want dat stelt ons voor de vraag hoe het zit met de relatie ‘mens – God’. Om vervolgens te benadrukken dat de eredienst beheerst moet worden door het verlangen de stem van de Goede Herder te horen. Die 22e juli was een prachtige zonnige dag en na een kort bezoekje aan zuster den Houdijker kwam hij bij ons eten. Heerlijk in de tuin en zoals altijd ds. Breen belangstellend naar de gezichten die hij had gemist, maar ook naar onze kinderen. Aangezien er in Amsterdam geen middagbijeenkomsten te bezoeken waren ging hij vanaf Duivendrecht met de trein naar Groningen en vanaf daar met de bus naar Drachten. Hij had het allemaal uitgezocht en gewoontegetrouw op een envelop genoteerd. Tegen zevenen ging opeens de telefoon, ‘Jaaaah, ik meld me even thuis, nog een goede avond gewenst!’
Donderdag 28 augustus toen hij ernstig ziek in het ziekenhuis lag, heb ik hem gebeld. Kortademig, maar nog volledig alert. Informerend naar werk en gezondheid, maar uitziend naar het hemels Licht. ‘Waar we nog zo weinig van weten, maar waar het ook goed zal zijn.’ In die vrede en met dat verlangen is hij gestorven. Een markante dominee, die mee het leven in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt heeft vormgegeven. Maar die ook vorig jaar bij zijn 60-jarig jubileum vroeg om giften voor STROOM, de zustergemeente van de OPK, voortgekomen uit het evangelisatiewerk in de jaren tachtig. Toen vond hij al dat gedoe in de Bijlmer maar vreemd, maar nu zag hij in wat het uiteindelijk had opgeleverd. Het was moeilijk te peilen hoe hij terugkeek op alle vrijgemaakte gedrevenheid en ijver van weleer. Hij was duidelijk; al zijn werk in Gods Koninkrijk was zeker niet zijn eigen verdienste en hij wees daarbij altijd op de Christus der Kerk!
Terugkijkend kun je zeggen dat uit een soort haat-liefde verhouding toch ook erkenning en herkenning kan groeien. Zo ging het meerderen die ds. Breen meemaakten spraken na zijn Amsterdamse periode. Wat ik boven beschreven heb, laat dat duidelijk zijn, zijn enkel mijn ervaringen en belevenissen met ds. Christiaan Jakobus Breen. Er vallen ongetwijfeld nog vele verhalen aan toe te voegen.

vrijgemaaktNa de begrafenis op de Nieuwe-Ooster reed ik naar de Keizersgrachtkerk. Een kerk waarbij ds. Breen onmiddellijk hele verhalen had kunnen opdissen over de Doleantie en Abraham Kuyper. In een zaal van deze kerk werd de bundel VRIJGEMAAKT gepresenteerd. Dertigers beschrijven daarin hun verhouding tot de GKv. Sommigen van hen noemen zich kerkverlaters en anderen staan pal voor een kerk waar het evangelie van Christus geleefd wordt! Tussen alle herinneringen doemde steeds weer het beeld van ds. Breen op. Voor hem was er niets nieuws onder de zon waarschijnlijk. Deze verhalen had hij al zo dikwijls moeten aanhoren. Misschien had hij opgeroepen tot een: onderzoek de Schriften en spaar daarbij je eigen ziel niet!