Bewaren…… is ook niet alles, maar toch….

Mensen die mij wat beter kennen, weten dat ik eerder ben van bewaren, dan van weggooien. Ik word bijvoorbeeld heel erg blij als een broeder die kleiner gaat wonen mij opbelt en brochures aanbiedt uit de jaren 1966 en 1967. Het is al jaren terug toen een oudere zuster uit onze kerk kleiner ging wonen en een bijzonder behulpzame groep jongeren uit de kerk haar met de verhuizing hielpen. Achteraf bleek dat stapels brochures uit de tijd van de Vrijmaking en de kerkscheuring van 67 in de papiercontainer waren verdwenen. Ik kan daar niet tegen. Toen ik in 2011 met een burn-out thuis zat, bleek achteraf dat de ‘opruimers’ in de school, grote delen van het fotoarchief (ooit zo zorgvuldig opgebouwd door de heer Wietsma) in de oud-papierbak hadden gekiept. En later deed men dat ook met de laatste exemplaren van de herdenkingsbundel over 50 jaar gereformeerd onderwijs in Amsterdam. Ik kan niet anders dan dat ‘doodzonde’ vinden. Een aanhanger van Marie Kondo’s ideeën ben ik dus niet. Aan de andere kant heb ik helemaal niets tegen opruimen en netjes ordenen, alhoewel mijn lief daar soms anders over denkt.
Je hoeft maar een paar keer naar ‘Verborgen Verleden’ te kijken om te beseffen wat een dagboek, een aantekening, een foto  of een brief uit een ver verleden kan betekenen. Vandaag de dag zijn bijvoorbeeld foto’s zo gewoon geworden, dat we vergeten dat foto’s van onze grootouders en overgrootouders vaak erg bijzonder zijn. Laat staan dat je een foto of afbeelding hebt van je betovergrootouders, echt uitzonderlijk. Gooi dus nooit zo maar iets weg! (NB: Lezer Cees maakte mij attent op een tikfout in bed-overgrootouders. Ik vaar dan toch te veel blind op de de spellingscontrole. Cees kreeg een beeld van overgrootouders in bed… Excuses voor deze rare fout.)
Een paar weken terug heb ik mijn stapel krantenknipsels (van ongeveer drie jaar) doorgeworsteld, moest toch nodig eens worden opgeruimd.  Toen ik ooit in de eerste van de Pedagogische Academie zat ben ik al begonnen om knipsels te verzamelen, misschien was het trouwens al wel toen ik op de HAVO zat. Jaren daarvoor was dat ontstaan, omdat ik geïntrigeerd was door  alles wat met het Koninklijk Huis te maken had. In een afgedankt behangboek, die ik kreeg van mijn oudste zus, plakte ik allemaal artikelen en foto’s van onze koningin, in die tijd Juliana, en ook van de prins en hun dochters. Inmiddels is mijn liefde voor het koninklijk Huis niet meer van dien aard dat ik foto’s uitknip, of elke week naar Blauw Bloed kijk. Wanneer dat laatste programma op een ledenraadsvergadering van de EO ter discussie zou komen te staan, zal ik beslist geen warm pleitbezorger zijn. Toch is daar dus wel de liefde voor bladeren en uitknippen begonnen. In een bureaula boven heb ik trouwens nog een flinke stapel oude knipsels liggen. Ze gaan over kerkelijke gebeurtenissen, geschiedenis en ook over onderwijs natuurlijk. Ook bijzondere interviews zitten er tussen denk ik. Eigenlijk zou ik ook die stapel weer eens moeten selecteren. Er zitten ook complete kranten tussen, over een Elfstedentocht, de aanslag op de Twin Towers en de inhuldiging van Beatrix. Misschien moet ik het ook maar gewoon overlaten aan onze dochters om het later in de papierbak te gooien. Voor nu is het gewoon lekker om die knisperende stukken krantenpapier nog eens te lezen, te ruiken en dan te kiezen tussen schoenendoos of oud papier.
Ondertussen was Coos bezig om een aantal dozen op te ruimen waarin nog allemaal spullen van Harm zaten; diploma’s, stapels foto’s die hij maakte met zijn eerste camera, aantekeningen en werkstukken van de HAVO en de Hogeschool van Amsterdam. Maar ook kwam een stapel petten op tafel en zijn verzameling schaatsmedailles. Emotionele momenten en iedere keer twijfel over wegdoen of bewaren. De petten vonden gelukkig een goede bestemming in Vriezenveen en een doos met geselecteerde spullen zal zeker ergens op zolder blijven staan. Maar misschien ook is veel in te scannen en maken we er nog eens een album van.

Zo had ik ook een recensie uitgeknipt over de autobiografie van Barack Obama. Waarschijnlijk had Sinterklaas in mijn krantenknipsels zitten struinen, want met pakjesmiddag kreeg ik die dikke pil cadeau, inclusief een mooi gedicht! Zeker bij het opruimen is het leuk om dan het betreffende commentaar nog eens terug te lezen. Inmiddels had ik al zo’n honderd pagina’s Obama verslonden. Wat mij dan opvalt bij zo’n recensie is dat je sterk het idee krijgt dat de betreffende recensent het boek alleen maar doorgebladerd heeft, hier en daar een bladzij gelezen en vervolgens achter de computer een stukje in elkaar heeft gedraaid. Want echt alle bijna negenhonderd pagina’s gelezen, ik vraag het mij af. In het begin wisselde ik Obama af met ‘de Opgang’ en ‘Revolusi’, maar nadat ik het aangrijpende verhaal van Stefan Hertmans had verslonden, heeft Obama mij helemaal in zijn greep. ‘Revolusi’ heb ik ondertussen even weggelegd, maar wel de boeiende driedelige documentaire over laatste ooggetuigen van de Indonesische revolutie na WOII van David van Reybrouck bekeken. Mocht u die gemist hebben; ga terugkijken op npostart!
Maar terugkomend op Obama’s boek, dat is zeker een aanrader.  Natuurlijk is deze autobiografie een persoonlijk terugblik en daarom ook niet perse objectief. Met met vier jaar Trump achter ons, is het uiterst boeiend om te lezen hoe Obama in de aanloop naar zijn verkiezing als president eind 2008 al geconfronteerd werd met uiterst rechtse kiezers en het populisme dat zich uitte bij Sarah Palin, de running mate van John Mc Cain, zijn Republikeinse tegenstander. Op mij komt zijn verhaal eerlijk en authentiek over. Het is een uitgebreid verhaal en waar nodig ook met eerlijke en duidelijke zelfkritiek. Er werd natuurlijk ontzettend veel van deze president verwacht, en Obama is de eerste om toe te geven dat hij veel van wat hij beloofd had en echt wilde veranderen, niet gelukt is. Zijn start, midden een economische crisis was ongelooflijk zwaar en vervolgens had hij ook geen meerderheid in het congres. En dan toch optimistisch blijven  en doorgaan met het bevorderen van gelijkheid tussen zoveel verschillende bevolkingsgroepen, bijzonder. Al lezend zou je wensen dat alle Nederlandse politici iets van de wijsheid van deze bijzondere president zouden hebben.

 

een gezegend 2020, een kleine terugblik…

21 mei, 7.45 uur, een vrijwel uitgestorven Dam. Door een stille stad fietsen, wanneer maak je dat mee? Hemelvaartsdag – dauwtrappen.

Onze buren zitten nu al ruim een week in quarantaine. De buurman was aangestoken door zijn baas en moest op zolder bivakkeren, totdat de buurvrouw ook besmet bleek en ze dus gewoon weer samen konden zijn. Geen zware klachten maar toch… Zo kwam het coronavirus opeens heel dicht bij. In Vriezenveen heeft het virus inmiddels ook toegeslagen, gelukkig vallen de klachten daar tot op heden ook mee. De kerkdiensten zijn op dit moment weer volledig online, maar wel open voor hen die echt even contact willen met anderen. Het tekent natuurlijk het afgelopen jaar. In mijn agenda heb ik sinds 16 maart in de kantlijn de stand van zaken bijgehouden. Inmiddels zitten we in week 42. Week 16 bijvoorbeeld: “Nog steeds oppassen voor covid”, week 19, we waren in Frankrijk: “Mondkapjes verplicht” en week 29: “Bijna weer lockdown”.  Het jaar 2020 zal er door getekend blijven en later zullen we er over praten, zoals onze ouders en grootouders dat deden over de Spaanse griep.
Toen we elkaar aan het begin van dit jaar een gezegend nieuwjaar wensten, hadden we dit niet verwacht. Een enkeling was het die waarschuwde dat het virus echt niet bij de grenzen van Wuhan in China zou stoppen. Een goede vriend van Harm sloot voor zijn bedrijf, dat festivals organiseert, net op tijd een pandemieverzekering af. Maar voor 2021 zal dat niet meer gaan. Door sommige geestelijke leiders werd gesuggereerd dat corona wel een straf van boven zou moeten zijn, maar daarnaast was er ook genoeg kerkvolk dat niet geloofde in besmettingsgevaar en corona afdeed als een gewoon griepje. We zullen zien wat er later in de geschiedenisboeken zal staan. Zal het gaan over een moderne maatschappij die bijna alles kon regelen, maar opeens overvallen werd door een besmettelijk virus, of over miljoenen mensen die zich lieten misleiden door een zogenaamde pandemie?

Het boek van de Engelse theoloog Samuel Wells, “Wees niet bang” (uitgegeven 2011), was dan ook een verademing om te lezen.  Hij wijst er op dat je als gelovig christen op een nuchtere manier moet omgaan met de dood. En pandemieën moeten mensen aan het denken zetten over de eindigheid van hun bestaan, ons leven is niet maakbaar. Des te troostvoller is daarom het geloof in een leven na dit leven. Je zou daarom wensen dat meer mensen de rust van leegstaande kerken opzoeken; een kaarsje branden, luisteren naar de stilte en misschien een goed gesprek hebben met een luisterend oor. Maar ook om handen te vouwen en toe te geven dat er een Schepper is van hemel en aarde, die zijn Zoon naar deze wereld zond. Gods Zoon die op zoek ging naar verschoppelingen, verdrukten, armen en mensen die lijden onder corona.

Een nieuwjaarsreceptie aanstaande vrijdag met de buren zit er dus niet in. Op de laatste dag van 2020 zouden we natuurlijk pagina’s vol kunnen schrijven over wat er allemaal niet kon en kan. Het werd een uitgeklede kerstmaaltijd in Lelystad bij kleine Teun, maar wel gezellig. De concerten van het Nederlands Philharmonisch Orkest werden gecanceld. Het IDFA was een kale bedoening, ondanks het feit dat ik een aantal dovumentaires op de computer heb zitten kijken. Ook kerkdiensten konden in het begin niet doorgaan en later in oktober was het vanwege de verbouwing beter om een paar keer alleen maar online te gaan. De werkkamer van onze predikant werd zo opeens een kapel, met enkel een ouderling, een techneut en de dominee. Het blijft behelpen; op zondagmorgen achter de computer, ondanks alle inzet van de vrijwilligers. We verlangen naar een volle kerk en we willen weer uit volle borst kunnen zingen en in een grote kring samen de maaltijd van de Heer vieren!

Veel kon er ook wel. In de zomer konden we gewoon op vakantie naar midden Frankrijk. Voor het eerst  in de orangerie van kasteel Digoine ‘gebivakkeerd’, heel gaaf!  Met broer en schoonzus een week optrekken en als toetje kregen we een rondleiding door het vervallen en leegstaande chateau. In het voorjaar was met stil weer zelfs  een gedeelte van een zolder van het kasteel ingestort, maar dat mocht Matthew er niet van weerhouden om een boeiend relaas af te steken over het in de 13e eeuw gebouwde kasteel. En als we een souvenir mee wilden nemen; bij de uitgang afrekenen. Na ongeveer tien jaar Digoine was dat wel heel bijzonder. Thuis hebben we ‘Jezus’ schoongemaakt en nu prijkt het Heilig Hart beeldje in volle glorie op ons Franse dressoir.  “De verering van Jezus Christus krijgt vorm vanuit de liefde en barmhartigheid, die worden gesymboliseerd door Jezus’ Hart.” (citaat van Wikipedia)
Hij is het die zorgde voor vergeving van zonden en dat we mogen uitzien naar een eeuwig leven!

Bij het vele wat gewoon kon in 2020 hoort ook ‘het lezen’. Zelfs tijdens de huidige lockdown zijn er boeken af te halen bij de bibliotheek. En wanneer het echt nodig is kan dat ook bij mijn favoriete boekhandel aan de Middenweg. Toen we min of meer opgesloten zaten tijdens onze voorjaarsvakantie op Gran Canaria, had ik gelukkig genoeg boeken bij me in de koffer. Genoten heb ik later van de biografie over Prins Charles van Sally Bedell Smith, nog steeds in de aanbieding trouwens! Maar ook het boek van Rahma El Mouden over haar leven, boeide van begin tot eind. Zij heeft met haar firma MAS jarenlang onze school geboend en gepoetst. Inzicht gevend, hoe zij als Marokkaanse vrouw en moslima een plek weet te veroveren in Amsterdam. En pas nog las ik een heruitgave van Jan Brokkens ‘De blinde passagier’. Een prachtige roman over vluchtelingen, hoe actueel in deze tijd, en de teloorgang van de Nederlandse koopvaardij. En als we het toch over vluchtelingen hebben dan is ‘De bijenhouder van Aleppo’ een boek dat je uit je slaap kan houden.
Inmiddels ben ik begonnen in ‘De opgang’ van Stefan Hertmans en in ‘Revolusie’ van David van Reybrouck. Revolusie gaat over wat Nederlanders hebben uitgestukt in Indonesië en hoe dat land het Nederlandse juk afwierp; een huiveringwekkende geschiedenis. Om het plaatje compleet te maken, nog twee buitengewoon boeiende boeken die ik las. Een heel bijzondere detective is het boek ‘Gewone genade’, een aanrader en o zo jammer dat het door de uitgevrij niet beter verkocht is. Andere vertalingen van Krueger laten daarom nog wel een poosje op zich wachten. De laatste aanrader is een biografie en autobiografie ineen; Alex Boogers  met zijn zoon op bedevaart naar plaatsen uit het leven van Bruce Lee.

foto Jannes Glas, gebruikt als nieuwjaarswens en bedankkaart voor steundeopk.nl

Er gebeurde natuurlijk veel meer en er zijn dagen die we niet zomaar vergeten. De oppasdagen met Teun, klussen in de Oosterparkkerk, heerlijke fietstochtjes in Amsterdam en omgeving, maar ook de dag dat vriendin Diny belde om te vertellen dat hun zoon was gestorven. Het laatste riep zo veel herinneringen op, maar tegelijkertijd was het ook goed om het verdriet te delen. Het ‘Kyrie Eleison’ zal dus ook in 2021 niet van de lucht zijn.

Een gezegend 2021 gewenst.

‘loodpest’

Rini Wimmenhove – al 12½ jaar orgelmaker

Het was een beetje een omweg, dat geconstateerd werd dat ook het orgel van de OPK een forse onderhoudsbeurt nodig had. Jacob Lekkerkerker vroeg of hij orgelgeluiden mocht opnemen in de Oosterparkkerk, hij is improvisator en verbonden aan de Oude Kerk in de rosse buurt van Amsterdam. Orgelgeluiden uit alle stadsdelen moeten een Corona-compositie gaan vormen. Ook het Maarschalkerweerdorgel in de Oosterparkkerk was geschikt om een aantal tonen op te nemen. Op 28 augustus was het orgel nog niet ‘ingepakt’ tegen het bouwstof en kon hij dus nog zijn gang gaan. Na een bijzondere performance, constateerde hij dat het orgel zo vervuild was dat het echt een grote beurt nodig had. Omdat we toch met het opknappen van ons kerkgebouw bezig zijn besloot de bouwcommissie dat er naar gekeken moest worden. Offertes werden opgevraagd en vergeleken. Mijn jongste broer kreeg de opdracht, maar bedong er wel bij dat er een slaapadres zou zijn en een helpende hand. Na twee weken orgelpijpen omlaag en omhoog brengen (de grootste houten pijpen zijn nauwelijks te tillen) pijpen schoonmaken en poetsen, voel ik mij inmiddels een beginnende orgelmakers leerling.  Ik weet nu iets meer over soorten pijpen en ken inmiddels ook het verschil tussen manuaal en pedaal. Gisteren hebben we het schoonmaakwerk afgerond en nu moet er alleen nog voor gezorgd worden dat het orgel weer lucht krijgt. De grote blaasbalg is samen met een reguleerbalg meegenomen naar Drenthe en wordt na de Kerstvakantie opnieuw ‘beleerd’. We zijn benieuwd of alle pijpen weer hun goede plekje hebben, want anders hebben we een probleem natuurlijk. Organist Jacob Lekkerkerker vertrouwde mij toe dat we een prachtig orgel in onze kerk hebben. Wanneer het is opgeknapt wil hij een keer komen spelen!
De voorzitter van ‘Stichting Klinkend Erfgoed Nederland’ stuurde vorig weekend een mail en schreef: “Het werk van Maarschalkerweerd was vaak Duits georiënteerd, maar het orgel in de Oosterparkkerk was duidelijk meer in Franse stijl. De oorspronkelijke dispositie leek veel op een ‘orgue de salon’, zoals die in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog werden gebouwd in Parijs. Je zou het ook een zakformaatversie kunnen noemen van het orgel in het Concertgebouw.  Kortom: uit oogpunt van cultuur- en muziekhistorie bezit u een interessant instrument.”  Waarschijnlijk weet hij niet dat het orgel in 1958 behoorlijk is veranderd. Zouden we het in oorspronkelijk willen herstellen, zoals het gebouwd werd door Maarschalkerweerd in 1904, dan moet we denken aan 150 à 200.000 euro. Dat laatste hebben we niet, we hoeven ons daar dus ook niet druk over te maken. Verschillende registers zijn in 1958 vervangen, omdat men toen een andere smaak had waarschijnlijk. Ook de jaloezieën midden in het orgel zijn er uitgehaald, daarmee kon je bepaalde stemmen zachter of harder laten klinken. Maar nog steeds is het een mooi instrument, waard om gebruikt en goed onderhouden te worden.
Helaas bleek dat veel oude pijpen uit 1904 zijn aangetast door loodcorrosie; ‘loodpest’. De corrosie kan verschillende oorzaken hebben; de lucht in kerkgebouw, vocht, stoffen die in het leer van de blaasbalgen hebben gezeten… Vaak is er niet één enkele oorzaak aan te wijzen. Aan de buitenkant van de pijpvoeten was het ook goed te zien. Allemaal bobbeltjes en daardoor zijn ze verzwakt. Sommige voeten waren in de loop van de jaren al vernieuwd, maar 300 van de in totaal 818 pijpen zijn dus ‘ziek’. De orgelmaker heeft een looddeskundige geconsulteerd en die adviseerde om te gaan patineren. De ‘zieke’ pijpen zijn gedompeld in patineerolie en we hopen dat zo de corrosie stopt.

De verbouwing gaat ondertussen door. De laatste hand wordt nu gelegd aan de toiletten en de blinde ramen. Wanneer de lockdown voorbij is kunnen we genieten van een prachtig opgeknapte kerkzaal. Uit betrouwbare bron weet ik dat er heel veel geld is opgehaald met de fundraising. Geweldig! Op steundeopk.nl is zichtbaar hoeveel er nog bij moet om ook de keuken te kunnen verbouwen.

Kerk in de steigers

Onze kerk, de Oosterparkkerk in Amsterdam, staat sinds vorige week vrijdag letterlijk in de steigers. Nu in de kerkzaal de schilders vrijwel klaar zijn, is de buitenkant aan de beurt. Maandag en dinsdag waren de schilders al flink aan het schuren, ondanks het miezerige weer. Inmiddels is het eerste mahoniebruin op de raamkozijnen gestreken. Langzaamaan is  de renovatie behoorlijk op streek. Zondag kunnen we weer met z’n dertigen naar de kerk en mogen dan op de nieuwe stoelen zitten. De toiletten moeten nog wel worden betegeld en ook de hal en de voordeur moeten nog aangepakt, maar het schiet dus op.

Ergens in januari wilde ik een blog schrijven over ‘klassiek gereformeerd’. Dat idee kwam voort uit een discussie die in het ND en in verschillende kerkelijke bladen werd gevoerd. Het overkoepelende thema was steeds de kritiek op de koers van onze kerk (de GKv). De synode van deze kerken heeft bijvoorbeeld definitief besloten dat vrouwen ook predikant kunnen zijn binnen onze kerken, vrouwelijke ouderlingen waren al iets eerder toegestaan. Ondertussen is er nog wel een behoorlijke groep ‘vrijgemaakte’ kerkleden die deze verandering ronduit niet-bijbels vinden. Zij willen ‘klassiek gereformeerd’ zijn en blijven.  Mijn vermoeden is, met de kleur van onze  kerkramen, dat dit de komende jaren een reden voor sommige broeders en zusters zal zijn om de GKv te verlaten. Ze vinden dat hun/onze kerk niet meer ‘klassiek gereformeerd’ is. Volgens mij is er bij deze broeders en zusters een diep verlangen naar de kerk van de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Nadat eind jaren zestig de ‘ruimdenkenden’, de ‘kritische denkers’, ‘de niet doorsnee-vrijgemaakten’, buiten verband waren komen te staan, was de GKv flink opgeschoond. Interne discussies waren niet meer aan de orde, de binnenverbanders konden in alle rust verder bouwen aan een gezamenlijke bubbel. De steigers werden in rap tempo afgebroken, de rust was weergekeerd. De blog over ‘klassiek gereformeerd’ komt er denk ik voorlopig niet. Een kerk mag zich best gereformeerd noemen, maar eigenlijk is het een raar etiket. Eigenlijk wil toch elke kerk gewoon Jezus Christus volgen?

Een beetje filosoferend hierover denk ik dat men toen in de jaren 60, de steigers beter had kunnen laten staan. Het gebouw ‘gereformeerde kerk’ was in die tijd helemaal niet af, eerder zwaar beschadigd. Men had alles in het werk moeten stellen om de scheuren te herstellen, zeg ik met de blik van vandaag. Zoals in onze kerkzaal waar forse scheuren zaten, ontstaan door roestend ijzer, de aannemer de scheuren moest uithakken, waarna de stukadoor alles weer netjes vlak kon trekken. In de jaren zestig had men de scheuren ook moeten uithakken, tot op het bot. Vooroordelen hadden moeten worden uitgewisseld en bevraagd moeten worden. Maar nee, het leek wel of barsten en scheuren groter werden gemaakt. Broeders en zusters liepen wanneer de moeilijkheden in de kerken in een preek werden genoemd, kwaad de kerk uit. Ik maakte mee dat tijdens het ‘grote gebed’ een heel gezin op bevel van de vader naar buiten stiefelde. Vriendschappen die al jaren bestonden, van de een op de andere dag keek men elkaar niet meer aan.  Geen goede voorbeelden; men had ook tot na de dienst kunnen wachten en dan nog een mijl meegaan. Proberen toch samen verder te bouwen, en een kerkscheuring niet de aanleiding laten zijn tot het opbreken van een jarenlange vriendschap. De scheuren werden echter zo definitief dat herstel onmogelijk leek, en opeens waren er twee soorten vrijgemaakten. Vijftig jaar later is het haast niet meer uit te leggen. Gelukkig is er nu een proces op gang gezet voor heling en eenwording. Ook bij dat proces zijn steigers, trappen, troffels en kwasten nodig. Een kerk moet eigenlijk constant aan het verbouwen zijn, in beweging en open voor mensen, die op zoek zijn naar rust, naar genade en aandacht.

Vandaag heeft de orgelbouwer de grote balg losgekoppeld van het orgel. Een flink karwei en halverwege de middag hebben we met zes man sterk het 150 kilo zware gevaarte uit het orgelhok getild. Ook een reguleerbalg is door de orgelmaker meegenomen. Wanneer de balgen zijn hersteld zal op de orgelverdieping alles schoongemaakt worden. Alle meer dan 1000 orgelpijpen zullen schoongemaakt worden. Daarna kan het orgel er weer jaren tegenaan. In diensten en hopelijk ook op andere momenten, concerten, middagpauzeconcerten en hopelijk als studieorgel voor orgelleerlingen.

Zie ook; steundeopk.nl 

Verdwijnen de verhalen…?

Deze week is de vloerenman bezig. Op de galerij had hij zijn kunsten al vertoond, maar nu mocht hij los op de kerkvloer. Wanneer je vandaag of morgen even binnenloopt en dan de geur opsnuift, zou je willen dat je het in een potje kunt stoppen en dat op een zondagmorgen kunt rondstrooien, zo heerlijk ruikt het. Het prachtige Amerikaans grenen was in bijna 120 jaar natuurlijk behoorlijk aangetast en voor zover ik weet nog nooit flink opgeschuurd. In 1980 lagen er in de twee gangpaden kokosmatten en ook voor het podium lagen matten. Jaren later, toen de tand des tijds had toegeslagen werden ze naar de vuilstort gebracht. Nieuwe matten kwamen niet terug, iedereen vond het zonder matten mooier. Er werden, toen in de ‘beheerderswoning’ nog een kostersechtpaar woonde, de naam van de familie Dijkstra zij met ere genoemd, jaarlijks schoonmaakdagen georganiseerd. Lampen werden met behulp van een lange ladder schoongemaakt en zelfs de gordijnen werden gewassen. Met een grote schrobmachine werd de kerkvloer schoongemaakt (met water en groene zeep). De vloer lag er dan weer voor een aantal maanden prachtig bij. Maar inmiddels was er echt groot onderhoud nodig. Het prachtige hout, wat natuurlijk nog veel ouder is dan 120 jaar heeft dus al heel wat kerkvolk over zich heen gehad. Van 1904 tot 1976 een heleboel Doopsgezinde broeders en zusters en vanaf begin jaren 70 dus ook de vrijgemaakten, die het gebouw uiteindelijk in 1976 kochten.

Prachtig stilleven op de galerij.

Amerikaans grenen is uitermate geschikt om er vloerplanken van te zagen.  Doordat de stammen tot wel 30 meter lang zijn zijn er geen noesten in het hout. Dat hebben de bouwers en architect Salm aan het begin van de 20e eeuw goed bedacht. Daarnaast is het niet de meest dure houtsoort, de kerk mocht niet te veel kosten. De kozijnen werden ook van grenen gemaakt en later geverfd en gehout, ook zo’n zuinigheidsmaatregel. Dat op zich is natuurlijk al een mooi verhaal, maar afgelopen zondag toen we nog op de stucloper zaten, dwaalden mijn gedachten naar de vloer. Ik heb iets met vloeren en door de jaren heen bij de dochters, bij vrienden en ook collega’s kaal beton belegd met mooie houten planken, prachtig laminaat en een enkele keer zelfs met namaakhout. Dat laatste weiger ik nu principieel, geen kunststof. Niet een paar dagen op de knieën met als resultaat een vloer met namaak uitstraling. De kerkvloer zal straks één of op sommige plekken wel twee millimeter kwijtraken, zat ik te bedenken.

Zullen dan ook al die verhalen die zich op de vloer hebben afgespeeld daarmee verdwijnen? Ik moest opeens denken aan al die kerkgangers die niet in onze ledenlijst terechtkwamen. Zoals broeder S. die zich op de voorste rij nestelde in het gezelschap van een grote zwarte hond. Hij luisterde aandachtig en mompelde zo nu en dan wat door de preek, zijn hond bleef gelukkig rustig. Later beweerde hij dat hij ook een preek had geschreven en die ook wilde houden. Dat ging de kerkeraad, toen nog zonder n, toch wel te ver. S. was ontstemd en keerde niet meer terug. En niet te vergeten broeder L., die zo nu en dan op de achterste rij ging zitten en later regelmatig op bezoek kwam bij de evangelisatieprojecten in het Bijlmerpark. Een woord of een zin riep bij L. allerlei associaties op en dan was er geen touw meer aan vast te knopen. Het ging werkelijk van Feike Asma tot allerlei theologen. Tijdens een maaltijd in het Bijlmerpark werd een Bijbelgedeelte gelezen waarin het monument Eben Haëzer voor kwam (1 Samuël 7). L. vroeg wat dat betekende en hij kreeg als antwoord: ‘Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen’. ‘Oh’, zei L., ‘dan snap ik waarom bij het Gein dat fietspad op houdt’. Later kwamen we er achter dat een boerderij daar de naam ‘Eben Haëzer’ droeg. ‘Eben Haëzer’ betekent trouwens gewoon ‘steen van de hulp’ (God die hielp in de strijd), het ’tot hiertoe’ wekt dus nogal verwarring. Op en zondagmorgen zat broeder L. weer achter in de kerk en was behoorlijk onrustig. De irritatie liep hoog op en enkele broeders hebben hem toen de kerk uitgezet. Een verdrietige gebeurtenis, want buiten zette broeder L. het op een schreeuwen.
Broeder Westerneng, die stond later wel in de ledenlijst, kwam in mijn gedachten. Een kleurrijk figuur die veel door de stad had gezworven met zijn accordeon. Bij het evangelisatieproject begeleidde hij wel eens de samenzang. Toen hij officieel lid zou worden, zat hij op een zondag behoorlijk dronken op de galerij. De dominee nam, op aandrang van de koster, voor de dienst maar eens poolshoogte, maar rapporteerde dat hij niets had geroken… Nu was deze voorganger geen gebruiker van alcoholische dranken, dus misschien had hij niet het verschil ontdekt tussen ranja en alcohol. Deze broeder had altijd mooie verhalen, luisterde vaak hele dagen naar radio Parousia waar hij ook inbelde. Helaas had hij het niet in zich om zijn huis schoon te houden. Ging een ouderling op bezoek dan nam deze in de binnenzak een schone beker mee. Broeder Westerneng is na zijn sterven in het OLVG, vanuit de kerk begraven. Als eerbetoon had men op de kist zijn accordeon een plek gegeven. ‘Helaas’ schoot er tijdens de overdenking een riempje los en klonk er nog een prachtig klagend geluid vanaf de kist, een soort eresaluut!
Ik hoop maar dat met het verdwijnen van de bovenste laag, niet de verhalen verdwijnen. Trouwens op deze opgeschuurde vloer zullen ook weer nieuwe verhalen ontstaan.

NB www.steundeopk.nl

De dienst begint om kwart over negen…

Jammer van het tuintje, maar wanneer er genoeg geld is, komt er een prachtige keuken!
Nu nog een oplossing voor het lelijke kippengaas aan de buitenkant.

Het was een heftige discussie op de kerkenraad. Er lag een brief van een oudere broeder met de vraag of de broeders de begintijd van de ochtenddienst wilden aanpassen. De bewuste broeder had daarvoor een paar argumenten. Maar één argument was erg sterk. Kwart over negen klinkt een uur vroeger dan half tien. Het was een doordenker natuurlijk, maar deze broeder bracht een fraai psychologisch argument in. Voor hem voelde het gewoon veel later, half tien, dan is die negen weg. De voorzitter, in die tijd was dat gewoon de dominee, moest hier niets van weten. Een kwartiertje verschil, wat een onzin! Probleem wat op de achtergrond speelde was dat de dominee vrijwel elke zondagochtend ook elders preekte. Dat laatste deed hij met toewijding en liefde, regelmatig preekte hij vier keer op een zondag! Wanneer de Oosterparkkerk om kwart over negen startte, dan kon de dominee om ongeveer tien uur buiten staan. (Wanneer de preek dreigde uit te lopen, dan kuchte zijn vrouw nadrukkelijk en wist hij dat er een eind aan gebreid moest worden.)  Voor de kerk stond dan een chauffeur met auto klaar om de dominee zo snel mogelijk te vervoeren naar een zusterkerk. Die zusterkerk startte om half elf. De kleine gemeentes in Krommenie en Halfweg-Zwanenburg hadden een prachtige voorziening op deze manier, keurig op elkaar afgestemd.
Maar ja, toen lag daar de vraag op tafel van een oudere broeder die al veel last had van slapeloosheid.  Na een heftige discussie moest er toch maar over gestemd worden. Sommige broeders, die ook wel een kwartiertje wilden uitslapen, hadden stiekem al koppen zitten tellen. De voorzitter wist de vraag echter zo te stellen dat je eigenlijk niet wist of je nu voor of tegen moest stemmen. De eerste die aan de beurt kwam, links van de voorzitter, onderving dat door breeduit te vertellen dat hij voor handhaving van de begintijd was. En dat ging goed totdat één van de broeders zich vergiste. De vraagstelling was hem te veel  geworden en hij stemde precies anders dan hij in de discussie beweerd had. Consternatie alom toen bleek dat het geen half tien werd. Eén van de diakenen vertelde later dat hij al heel lang vond dat de dominee beter advocaat had kunnen worden. Achteraf gezien denk je bij jezelf, waar hebben al die discussies toe geleid? Dertig jaar later kun je je nauwelijks voorstellen dat we ons daar toen zo druk over maakten. Vergaderingen van vier uur waren geen uitzondering en dan werd er  ook nog flink gerookt. Wanneer we eerstdaags het plafond van de kerkenraadskamer open trekken, zullen we vast en zeker nog rooksporen aan treffen. De koster, die boven de consistorie zijn huiskamer had kon bijna ruiken van welk merk sigaren er werd genoten. “Verbrand uw afgoden”, was een geliefde uitdrukking van onze dominee.
Een paar vergaderingen later werd alsnog de aanvangstijd veranderd naar half tien. En jaren later werd het tien uur en verdween de tweede dienst, iets wat niet in ons hoofd op kwam toen we discussieerden over een kwartiertje later. De kleine kerkjes van Halfweg-Zwanenburg en Krommenie bestaan niet meer, het aantal leden nam zo af, dat deze kerken vonden dat ze geen bestaansrecht meer hadden. De broeders die onze toenmalige dominee ophaalden, hij had geen rijbewijs,  leven niet meer.
Tot voor kort zag het kerkgebouw er nog net zo uit als veertig jaar geleden. De mannenbroeders die in 1980 de kerk bestuurden zouden echter verbaasd zijn geweest. Een piano, regelmatig een muziekband die een keur aan liederen speelt, elke zondag een viering van het Heilig Avondmaal en een brandende kaars voor in de kerk…. Ik hoop dat ze onder de indruk zijn zouden zijn van een serie preken over Goede Gewoonten en beseffen dat aanvangstijden en gewoonten blijkbaar kunnen veranderen, maar dat gelukkig het evangelie nog elke zondag voluit klinkt.
En mocht u het nog niet gedaan hebben, neus eens rond op steundeopk.nl.

steundeopk.nl

Een prachtig stilleven in ons kerkgebouw vanmorgen. De deur naar het orgel en de deur naar de bergruimte zijn prachtig in een mahoniekleur geschilderd. De zelfde kleur zit ook op de ramen waar het glas in lood in zit. Onderzoek heeft uitgewezen dat toen de kerk in 1904 werd opgeleverd deze ramen in ongeveer dezelfde kleur waren geschilderd en dan ook nog een houting kregen. Dat laatste procedé leverde dan min of meer een dure uitstraling op, het grenen hout is geen hardhout maar ziet er dan wel een beetje zo uit. De houting blijft in 2020 achterwege. De deuren waren in de jaren zeventig van de vorige eeuw van hardboard voorzien, paneeldeuren waren uit de mode. Gelukkig hebben ze hun oude uitstraling weer terug! De kaars en het lelijke kathedertje staan er een beetje verweesd bij sinds de dienst van afgelopen zondagmorgen. Tussen de steigers en met stuc loper op de vloer konden we met dertig gemeenteleden gewoon een dienst houden. En ondanks alle coronamaatregelen is het fijn om elkaar dan weer te ontmoeten.
Ook de andere kleuren die gebruikt worden refereren aan de kleuren van begin vorige eeuw, zoals het oker van de lambrisering. De kerk krijgt alleen al door het kleurgebruik een heel andere uitstraling. Een verfbeurt was sowieso heel erg nodig en de keus om dan te zoeken naar passende kleuren heeft goed gewerkt. Ook de talrijke scheuren zijn opengemaakt, gevuld, geschuurd en geverfd. Het gewelfde plafond ziet er weer mooi strak uit met zijn lijnen en rozetten. Nu al een beetje aangelicht door de lampen op wand. Het verfwerk is niet het enige wat aangepakt moest worden. De toiletten moesten echt onderhanden genomen worden en in onze kerk hadden we nog geen gelegenheid voor minder validen om naar het toilet te gaan. Daarom is er nu een gender neutrale toiletgelegenheid gemaakt, waar ook minder validen met een rolstoel van gebruik kunnen maken. Het mooie hoekraam kon en moest behouden worden natuurlijk. Omdat de Oosterparkkerk een gemeentelijk monument is, kan niet zomaar alles veranderd worden. Daarnaast is ook het toilet bij de deur van de oude kosterswoning volledig opgeknapt en is een extra toilet gemaakt naast de consistorie.
Een behoorlijke klus wordt ook nog het schoonmaken en opknappen van het orgel. Omdat binnenkort de grote balg van het orgel vervangen moet worden, moest ook de ruimte onder het orgel worden opgeruimd. Daar kwam een oud ‘naambord’ van de OPK tevoorschijn. Gedateerd op 19.7.1976 en gesigneerd met D. van Driel. Een prachtig lettertype en keurig netjes tussen haakjes; vrijgemaakt. Een prachtig tijdsbeeld, met diensten om kwart over negen en vijf uur.

Wordt vervolgd en voor informatie kijk op: steundeopk.nl. De fundraising loopt goed, maar er moet nog wel ruim 70.000 euro op tafel.

kerkinterieur / steundeopk.nl

Het schilderij links is een Middeleeuwse kerk op een uur rijden van Berlijn. Een van de weinige kerken uit de ME opgetrokken uit rode baksteen, indrukwekkend.

We kunnen in deze bijzondere tijd nog naar de kerk. Helaas was ons kerkgebouw de laatste twee zondagen dicht vanwege werkzaamheden, maar komende zondag mogen er weer dertig mensen plaatsnemen! Waar we ook nog vrijelijk naar toe kunnen, wel inschrijven van te voren (en dat is bij de kerk ook het geval), is het museum. Vorige week zijn we daarom met broer en schoonzus naar het Drents Museum geweest in Assen. Deze maanden is daar een prachtige tentoonstelling onder de titel ‘Henk Helmantel Meesterschilder‘. De naam van Helmantel leerde ik kennen op de PA in Groningen. Tekenleraar Willem Meijer nam ons in het voorjaar van 1976 mee naar een tentoonstelling over realistische kunst en daar hing onder andere werk van de toen nog jonge schilder uit Westeremden. Meijer was bevriend met de schilder, ze hadden samen op de kunstacademie gezeten. Zijn lessen cultuur en maatschappijleer resulteerden in een boeiend boek met de titel ‘Kunst en revolutie’, bij Boekwinkeltjes nog verkrijgbaar voor een euro. Op de cover van dit boek stond dan ook een schilderij van Helmantel. In de jaren 70 van de vorige eeuw was Helmantels manier van schilderen onder de meeste kunstkenners niet acceptabel. Musea hingen vol met conceptuele kunst, waar de kijkers maar moeten bedenken wat het voorstelt en bedoelt. Nadenken wat de diepere lagen zijn van Helmantels werk, te ingewikkeld waarschijnlijk.

In 2012 te koop bij ‘Veilinghuis De Eland’ in Diemen

Donderdag 27 oktober 1977 leidde Meijer een excursie naar Helmantel. We vertrokken vanaf de Hereweg in Groningen met een aantal auto’s naar het terpdorp waar de schilder nog steeds woont. De excursie was voor studenten die specialisatie tekenen deden in het examenjaar van de PA. Tekenen was ook mijn keus, want anders had ik voor handenarbeid of lichamelijke oefening moeten kiezen, geloof ik. Helmantel was toen met z’n 32 jaar, een nog onbekende grootheid, die al wel schilderijen had hangen in galerieën in New York en Japan. We werden ontvangen in de keuken van ‘de Weem’ met thee, door Babs, de vrouw van Helmantel en werden vervolgens in het atelier van de schilder ingewijd in het schilderen van stillevens en kerkinterieurs. Ook toen al had Helmantel geen schildersezel, maar gebruikte gewoon een oude trap waar hij zijn paneel (van masoniet, een soort hardboard) tegen zette. De ramen van het atelier bewust op het noorden, omdat dat het mooiste licht gaf om bij te werken. Uitgebreid zette Helmantel zijn verschillende stadia van schilderen uiteen. Op de tentoonstelling in Assen is daar een mooi voorbeeld van te zien. Een schilderijtje van een kapotte pot met loodwit hangt er in drie opeenvolgende stadia. Wij verbaasden ons, na één keer vonden wij het al prachtig. Maar nauwkeuriger kijken leerde ons dat juist de derde laag diepte gaf.
Sinds die herfstige middag in 1977, gisteren dus precies 43 jaar geleden, ben ik Helmantel een beetje blijven volgen. Willem Meijer had mij verteld dat in Amsterdam, waar ik in 1978 ging werken,  een galerie was waar werk van Helmantel werd verkocht. Op verloren momenten fietste ik dus wel eens om en stapte dan aan Oudezijds Voorburgwal even binnen bij Galerie Mokum.  De afgelopen jaren hingen er gelukkig ook Helmantels op de Realisme-beurzen in de Passagiers Terminal aan het IJ. Voor een schoolmeester niet te betalen, maar wel mooi om steeds weer even te genieten. In 2012 was er een Helmantel te koop bij ons plaatselijke veilinghuis de Eland. Coos en ik zijn naar de veilingavond geweest, het schilderijtje werd niet verkocht, want de minimumprijs werd niet gehaald. Helaas was ook toen ons budget niet toereikend. Gelukkig zijn er musea die zo nu en dan hun muren vullen met stillevens en kerkinterieurs. Helmantel heeft inmiddels zijn eigen museum, vast gebouwd aan zijn woonhuis. Tot in maart 2021 kunt u in ieder geval genieten in Assen!

De wanden worden compleet geschilderd en de kozijnen krijgen hun min of meer oorspronkelijke kleuren terug. Kleurenonderzoek wees uit dat er op sommige plekken wel zeven lagen verf zaten.

Al kijkend naar die verschillende kerk en kloosterinterieurs moest ik denken aan onze eigen kerkzaal. Onze Oosterparkkerk is geen Middeleeuws gebouw zoals Helmantel ze graag schildert, maar een gebouw uit 1904. En al is ons kerkgebouw nog niet honderden jaren oud, het heeft stijl en karakter. Bezoekers die voor het eerst binnenkomen, raken vaak onder de indruk. Maar helaas was het ook hoog nodig toe aan groot onderhoud. Na jaren sparen en veel wikken en wegen en verbouwingsplannen tegen elkaar afwegend, zijn we midden in de coronatijd gestart met de verbouwing. Het gebouw moet geschilderd, de toiletten moeten vernieuwd en er moet een MIVA-toilet ingepast worden en ook een toegang voor minder validen is nodig. Podium, verlichting en ook de audio-visuele-installatie moet worden vervangen. En één van de grootste wensen, naast nieuwe stoelen, is wel een nieuwe keuken. Al met al een ingrijpende operatie voor ons kerkgebouw. Inmiddels is er de afgelopen maanden door onze kerkleden bijna een ton bij elkaar gebracht. Voor dat bedrag kun je een hele grote Helmantel kopen, maar daar is ons kerkgebouw niet mee opgeknapt. Klik dus even door naar steundeopk.nl en neus eens rond op de webshop of er iets van je gading tussen zit.

Harm 1982 – 2016 -2020 | In memoriam Harm (84)

HARM: bootje, verliefd, Amsterdammer, IT-er, gek van plaatjes draaien, hoe meer festivals hoe beter, prachtige foto’s proberen te maken, illegaal spuiten, stiekem slapende treinreizigers fotograferen, zonnebril en oooh die rugtas …..

Of opa zijn zakmes wel meenam, de kleinkinderen vroegen het meerdere keren. Ach ja, opa kan fluiten met een grassprietje tussen zijn vingers, maar dat lukt hen nog niet. Daarom vertelde ik maanden geleden dat je ook een fluitje kunt maken van een tak van de lijsterbes (Latijnse naam: Sorbus aucuparia). Voor mijn jongste broer is dat, volgens zijn eigen zeggen, de trigger geweest om orgelbouwer te worden. En wie weet is het voor Jip en Fiene een aanzet om later iets met muziek te doen. Maar helaas vind ik tot op heden hier aan de rand van Diemen-Zuid geen lijsterbessen. Maar gisteren, toen ze hier waren in verband met Harm zijn sterfdag, begonnen ze er gelijk over: “Opa, gaan we nog een fluitje maken?” Ik legde uit dat er hier geen lijsterbes was, maar misschien wel op de begraafplaats waar we met z’n allen naar Harms graf zouden gaan. We hebben wat afgespeurd op Zorgvlied, maar helaas geen lijsterbes. Of het dan niet met een andere tak kon? Helaas, dat fluitje houden ze dus nog tegoed.

Het was goed om als gezin stil te staan bij  de 14e september, samen een gin-tonic te drinken en een paar elpees draaien uit Harm zijn collectie en letterlijk stil te staan bij de tekst uit Matteüs 5, “Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden”. Coos veegde de grafsteen schoon en zette wat nieuwe plantjes op de hoogste tree. Het water stroomde al snel over andere treden van Harms graf en Coos zag er tranen in, hoe symbolisch. Kleinzoon Siebe begreep dat niet, huppelde weer weg en ging met grote broer en zus steentjes zoeken om die naast Joshi te leggen. Herdenken in het klein, een beetje voortbouwen op wat Harm deed. De pijn en het gemis is ook na vier jaar niet weg. Maar aan de kleinkinderen is te zien dat het leven ook gewoon doorgaat, wat weten zij over tien, twintig jaar over hun verongelukte oom? Een foto, een album vol herinneringen en een steen met vele steentjes op zijn graf. Harm leeft voor ons voort in zoveel kleine dingen; soms zien we hem fietsen of horen we muziek waarbij de tranen branden. Maar ook de momenten die je zo graag samen zou willen delen of dat je even om raad zou willen vragen… Zoveel momenten in de wetenschap dat het niet meer kan en tegelijkertijd beseffen dat we elkaar ooit weer zullen ontmoeten.

Kyrie eleison

Teun en tijd

Ooit kreeg ik van Gerard Lubbers een leesplankje cadeau. Achterop zit een nog nauwelijks leesbare sticker: ‘HOOGEVEEN’S VERBETERD LEESPLANKJE’ en met kleinere kapitalen dat het gaat om een ‘uitgave van J.B. Wolters te Groningen’. Op internet zijn foto’s te vinden en ik ontdek dat het een om een exemplaar gaat wat uitgegeven werd tussen 1909 en 1916. Het plankje is dus ruim 100 jaar oud. Misschien heeft ooit Gerard  zelf met zo’n plankje leren lezen. Ergens moet nog een doosje zwerven met de kartonnen letters. Gerard schonk het vanwege mijn werk als onderwijzer. Nu onze derde kleinzoon is geboren, heb ik hem weer tevoorschijn gehaald. Zijn naam staat er op! Kleizoon Teun zal echter nog even moeten oefenen voordat hij de tweeklank eu kan verbinden met een t en een n. En we zouden schoolmeester Mattheus Bernhard Hoogeveen (1862-1941) willen vragen waarom déze tekening van Jetses nu zo kenmerkend is voor t eu n.  Deze Teun ziet er uit als een oudere boerenknecht, verweerd, een open kiel en met een stok in de hand; een man van het buitenleven. Het hele leesplankje had trouwens nogal een landelijk karakter. Geen grachtenpand, geen kerktoren, maar veel groen en ook nog een Mies, Gijs, Jet, Wim en Kees. De laatste is trouwens een hond, maar Femmie heeft dus nog meer keus. Op de ‘Vertelselplaat’ die bij het leesplankje hoorde staat Teun ook afgebeeld. Hij heeft een lang touw in zijn handen met daaraan een aap, die in de dakgoot van een huis zit. Op zijn hoed is nog beter te zien dat Teun er een veer op heeft gestoken en uit zijn jaszak hang een slordige doek. Hij doet denken aan Vitalis uit ‘Alleen op de wereld’. Vitalis had ook een aapje. Misschien had Hoogeveen de Nederlandse vertaling gelezen die in 1880 verscheen. Als onderwijzer heeft hij het ongetwijfeld gekend en werd op die manier Vitalis verbasterd tot Teun? Alhoewel, Hoogeveen moest op zijn plankje die letters een plek geven, die nodig waren voor het eerste leesonderwijs.  Het leesplankje dat ik heb is behoorlijk versleten, maar dat maakt hem ook aantrekkelijk, de tijd heeft zijn sporen achtergelaten. Restaureren is hier geen optie, goed conserveren wel. Dat laatste zal er op neerkomen, gewoon weer goed opbergen en wanneer Teun een beetje kan lezen, hem voorzichtig te voorschijn halen, en de letters gaan benoemen; aap, noot mies,… wim, zus, jet,… teun…  Wel opmerkelijk dat pedagoog Hoogeveen het leesonderwijs ooit liet beginnen met aap, en Veilig Leren Lezen (waar 80% van de basisscholen mee werkt) op zeker moment begon met: ik (de plaat die erbij hoorde was een spiegel). Zit hier een evolutionaire gedachte achter?

Optocht op Bevrijdingsdag, waarschijnlijk 1965. Met z’n allen naar het sportveld. Deze foto stuurde de inmiddels ‘bejaarde’ juf mee; ze denkt dat ik er op sta. Links vooraan?

Teuns geboorte leverde nog een duik in de tijd op. We waren zo vrijmoedig geweest om zijn geboorte wereldkundig te maken via een annonce in het Nederlands Dagblad. Dat laatste levert altijd wel bijzondere reacties op. Zo kreeg onze jongste een prachtige Dick Bruna kaart van een oude schooljuf van mij. Juf Bieny had de advertentie gelezen en ook onze namen daarbij en deed dus bij de kaart een brief voor opa (en oma). Ze had nog een tekening die ik had gemaakt voor haar trouwdag in 1965. Ik kan me nog herinneren hoe spannend dat was. Juf Bieny (mocht ik van mijn moeder niet zeggen) trouwde met Gert in Assen. Ik denk dat ouders ons gereden hebben en ik kan mij nog herinneren dat we naar de Kandelaarkerk zijn geweest. Juf Bieny was een geliefde juf, met aandacht voor de kinderen. Ze vond terug op die bewuste tekening dat ik mijzelf Roelke noemde. Logisch, want ik werd thuis zo genoemd, Henk was Henkie en mijn oudere broer Bernhard; Bennie. Juf Achterhof, de opvolgster van juf Bieny, heeft er denk ik voor gezorgd dat Roelke Roel werd.
Juf Bieny was mijn eerste juf. Omdat we buiten Hoogeveen op een boerderij, annex houthandel woonden (een soort voorloper van de Gamma), was er blijkbaar geen reden om de kinderen Wimmenhove naar een kleuterschool te sturen. Wij leerden in de ‘praktijk’ en aangezien ik een oktober leerling ben, was ik dus bijna zeven jaar toen ik naar school ging.  Waarschijnlijk speelde ook mee dat er geen gereformeerde kleuterschool was en de leerplicht begon bij het seizoen waarin je zeven werd.  Achteraf bleek het allemaal mee te vallen, ik had alleen het knippen en plakken niet onder de knie, maar dat was snel genoeg ingehaald. Juf Bieny gaf les in het laatste lokaal rechts aan het eind van de gang. De school aan de Alteveerstraat was oud , met hoge lokalen en de kachels hadden een soort scherm. We leerden schrijven met een kroontjespen en oh wee als je daar te zwaar op drukte; dan gingen de pootjes uit elkaar staan… Zo nu en dan ging de juf met de inktfles de bankjes langs om de inktpotjes te vullen. Later verhuisde de school naar een nieuw gebouw aan de Beukemastraat en kreeg de naam van Johannes Calvijn.

De ‘Hermle’ pendule die vroeger bij mijn ouders op de schoorsteenmantel stond.

Een van de leukste programma’s op de BBC is op dit moment “The Repair Shop“. Kijkers brengen een voorwerp dat totaal versleten en kapot is en hopen dat een specialist het voorwerp weer kan laten ‘schijnen’. Eenmaal opgeknapt levert het vaak mooie en ontroerende momenten op. Mijn leesplankje zou ik er heen kunnen brengen, maar ik ben bang dat de charme er dan ook een beetje afgaat. Alhoewel je ook opgeplakt papier kunt schoonmaken, weet ik sinds de aflevering van afgelopen woensdag. Een paar maanden geleden heb ik wel onze oude pendule naar een Nederlandse ‘repair shop’ gebracht. Vorig seizoen was er een Nederlandse versie met Umberto Tan, maar dat haalde het niet bij de Britse versie.  Die pendule heb ik geërfd van mijn ouders en helaas hield hij er opeens mee op. Een korte krak en dat was het. Gelukkig is er in Duivendrecht is nog een echte klokkenmaker en hij zag er wel wat in. Onze ‘Hermle’ had wel een forse schoonmaakbeurt nodig en waarschijnlijk een reparatie. Keurig schoon en opgepoetst kon ik hem weken later weer ophalen. Zo tikt de tijd weer, zoals hij dat vroeger bij ons thuis ook deed en ook de uren slaat hij weer met een prachtig en en niet te zwaar geluid. Mijn ouders hadden hem al sinds hun trouwen voor zover ik weet. Geen idee of ze hem tweedehands of nieuw aangeschaft hebben. Maar hij klinkt zo vertrouwd; de tijd tikt door en met ons mee. Het is wel gebeurd dat wanneer ik een broer aan de lijn had, ze opeens zeiden; “Hee, de olde klokke van de schörstienmaantel..”. Op een dag zal misschien ook Teun vragen over de klok. Ik zal hem dan uitleggen dat een pendule een slinger is en het deurtje aan de achterkant van de ‘pendule’ openen om de slinger ook te laten zien. Dat de pendule ooit bij zijn overgrootouders in de kamer stond, vlak boven de kachel en dat alleen mijn vader of moeder hem mochten opwinden. De slinger laat door de kracht van de veer de tijd wegtikken, dat deed hij al vele jaren voordat ik er was en zoals hij nu tikt, zal hij dat ook nog wel doen als Teun zo oud is als wij nu zijn…