Zalf voor de ziel
Afgelopen dinsdagavond was Sir John Eliot Gardiner neergestreken in het Amsterdamse Concertgebouw. Gardiner was de dirigent op de eerste Bach-cd’s die ik ooit kocht, met cantates. Cantate nummer 140 heb ik bijkans grijs gedraaid en ook nummer 106 trouwens; Actus tragicus (“Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit”). Een stille wens was om ooit nog eens een concert van grootmeester Gardiner mee te maken. We moesten er even diep voor in de buidel tasten, want bijna de hele Grote Zaal was opgewaardeerd naar rang 1+. Weken hebben we er ons op verheugd en er kwam bijna een kink in de kabel, omdat Coos met haar e-bike onderuit was gegaan. Gelukkig waren een gebroken linkerschouder en een gebroken rechterduim geen belemmering om ons onder het gehoor van het Monteverdi Choir en de English Baroque Soloists te zetten. In 2000 heeft Gardiner een wereldtour met zijn orkest en koor gemaakt om de 198 kerkelijke cantates uit de voeren en dan alleen in kerken. Nu 18 jaar later is de dirigent twee maanden op stap om een selectie van deze cantates uit te voeren. Deze avond was in ieder geval compleet uitverkocht.
Zelden ook zo iets moois meegemaakt. We bezoeken samen al jaren allerlei concerten en hebben nog steeds een abonnement op het Nederlands Philharmonisch, maar dit steeg boven alles uit. Valk voor Pasen hebben we nog de Johannes Passion horen uitvoeren door dirigent Reinbert de Leeuw, ook overweldigend mooi, maar het haalde het niet bij een avond met alleen maar cantates. Sir John is wat dat betreft ook wel een speciaal geval. In de biografie die hij schreef over Bach vertelt hij over Bachs portret dat vroeger bij zijn familie in de hal hing, het is hem dus met de paplepel ingegoten (zie mijn blog: Bach in Leipzig). Het programma begon met cantate 70 (officieel natuurlijk BWV 70), “Wachet! Betet! Betet! Wachet!”. Het thema is de terugkomst van Christus en het laatste oordeel, dat eindigt met een prachtig koraal, waarvan de tekst (letterlijk vertaald) in het Nederlands is: “Niet naar wereld en niet naar hemel / verlangt en smacht mijn ziel, / ik wil alleen Jezus en zijn licht, / die mij bevrijdt van het oordeel, / mijn Jezus verlaat ik niet.”
Het werd zo prachtig gezongen en zo geweldig begeleid, het raakte mij in ieder geval voluit. De Parool-recensent schreef de volgende dag een bijzonder indrukwekkende recensie; lovend over het hoge niveau en de intensiteit van koor, orkest en dirigent. Maar… geen woord in de hele recensie over de teksten! Bizar toch? Bij zo’n uitvoering kun je daar toch niet omheen, dat moet je toch, ook al geloof je misschien nergens in, toch aan het denken zetten? Waarom schreef Bach zo? Waarom deze indringende tekst over een ‘eeuwig oordeel’? De recensent heeft waarschijnlijk niet de introductie van Gardiner gelezen over dit Bach project. “Bach, the surpreme artisan, disdained by some of Leipzigs’s intelligentsia for his lack of university training, and conscious of his place in his family’s history, honed his skills to the point where his craftmanship, his imaginative gift and his human empathy were in perfect balance. The rest was up to God.” En dat laatste zinnetje doet er toe, voor Bach deed God er toe! Dat gegeven kun je niet los zien van zo’n uitvoering van vier cantates! Gardiner voelt dat wel perfect aan en dat is te merken in het Concertgbouw, waarvoor dank!
Na de pauze werd gestart met cantate 78, “Jesu der du meine Seele”. Na het koraal volgt het prachtige duet tussen sopraan en alt, zo wonderschoon; zalf voor de ziel!” Wir eilen mit schwachen, doch emsigen Schritten, / O Jesu, o Meister, zu helfen zu dir. / Du suchest die Kranken und Irrenden treulich. / Ach höre, wie wir / Die Stimmen erheben, um Hülfe zu bitten! / Es sei uns dein gnädiges Antlitz erfreulich!” ( “Wij haasten ons met zwakke, maar naarstige schreden, / o Jezus, o Meester, tot U om hulp. / Gij zoekt de zieken en dwalenden trouw op. / Ach, hoor, hoe wij / onze stemmen verheffen om Uw hulp in te roepen! / Laat Uw genadig aangezicht ons tot vreugde zijn!”) Na het duet kon de zaal het niet laten te applaudisseren, hopelijk was het ook bedoeld als een ‘amen’ op de indringende tekst. Als laatste klonk deze avond cantate 140 “Wachet auf, ruft uns die Stimme”. Een aaneenrijging van bijbelteksten, waarvan veel uit Hooglied en het laatste bijbelboek Openbaringen, ook deze cantate was weer ‘zalf voor de ziel’.
Gelukkig kon vrouwlief het volhouden, ondanks de linkerarm in een sling, getroost reden we huiswaarts, beseffend dat er een een troostende Heer is. Ongelukjes zijn zo maar gebeurd en de kleinkinderen vonden dat hun oma, nu een ‘stuntoma’ is. Inmiddels heeft ze ook een ‘stunthandschoen’. We zijn maar wat dankbaar dat het niet erger is dan een paar gebroken botten!