Categorie: kerk

De Afscheiding in Amsterdam

dissertatie
ds. H.P. Scholte

Waarom zou je stilstaan bij een geschiedenis van meer dan 150 jaar geleden? Zeker bij een boek over een gebeurtenis uit onze vaderlandse kerkgeschiedenis, kan je dat gevoel bekruipen. Maar toen een dominee uit Assen, Jan-Henk Soepenberg promoveerde op de Afscheiding in Amsterdam, was mijn interesse gewekt. Gelukkig kreeg ik niet veel later een boekenbon en kon ik het forse lichtblauwe boek aanschaffen. Een boeiend verhaal over kerkelijke perikelen en heel veel ook onderlinge strijd, volgend op de Afscheiding. De plaatsen waar het gebeurde in Amsterdam zijn nauwelijks terug te vinden. De suikerfabriek van de familie Scholte (waar veel stiekem werd vergaderd) heeft alleen een gevelsteen nagelaten en de eerste echte vergaderplaats, Bloemgracht 90 is al jaren een woonhuis met kantoorruimte. Toch gaan we op die plek nadenken over 1835 (Amsterdamse Afscheiding) en de gevolgen daarvan. Wat kunnen we er voor vandaag van leren? De nazaten van deze afsplitsing van de Hervormde Kerk zijn talrijk. In Amsterdam hebben we Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), Nederlands Gereformeerde Kerken en ook de Gereformeerde Gemeenten. Natuurlijk komt ook een gedeelte van de PKN van oorsprong uit de Afscheiding voort. Genoeg stof voor de nazaten, om over na te denken dus.
Jan-Henk Soepenberg komt aanstaande vrijdag aan de Bloemgracht (nummer 90) over zijn onderzoek vertellen; aanvang 19.45 uur.
Titel: 
H.P. Scholte en de Afscheiding (1835) in Amsterdam. 

Over het verloop van een en ander zal ik na de 12e wel vertellen.

 

L’apparition, kijken in de ziel

Hebt u de laatste serie van “Kijken in de ziel” ook gevolgd? Journalist en interviewer Coen Verbraak  praatte in deze serie met religieuze leiders. Al weer een tijd geleden zag ik hem een paar keer op zondagmorgen afscheid nemen van zijn vriendin en wegrijden. Ik denk dat de laatste vlak naast onze kerk woonde. Wanneer je dan zo’n min of meer bekend hoofd opeens in een auto ziet stappen en zijn stem er bij hoort, ga je opeens bedenken waar je die man ook al weer van kent. Toen had ik er niet gelijk een naam bij, maar na de laatste serie vergeet ik die niet gauw meer. Vroeg me wel af waarom hij toen niet uit nieuwsgierigheid ons kerkgebouw een keer is binnengelopen om te horen en te beleven waarom gewone Amsterdammers, jong en oud, allochtoon en autochtoon daar op zondagmorgen daar bijeen komen.
Voor een ‘ingewijde’ was de serie trouwens wel erg voorspelbaar, maar hier en daar ook wel verhelderend waar het om de persoon van de voorganger ging. Prachtig vond ik de eerlijkheid van ds. Bottenbley, zeker wanneer zijn antwoord op een vraag lang uitbleef en hij al nadenkend en bijna schuchter een antwoord formuleerde. Zoals op de vraag of zijn moslim-schoonvader wel of niet in de hemel zou komen. Wat me ook opviel waren de toch wel gemakkelijke antwoorden van hulpbisschop de Jong over misbruik in de kerk. Je blijft je maar afvragen wat nu toch de relatie is tussen celibaat, biechten en de kijk op vergeving en genade en het kwaad van het kindermisbruik in de rooms-katholieke kerk. Natuurlijk kun je beweren dat christenen ook gewoon mensen zijn. Dat laatste beweerden trouwens alle religieuze leiders, de hindoepriester, de boeddhistische leraar en ook de rabbi. Allemaal zeiden ze dat hun ‘volgelingen’ toch ook gewoon mensen waren. Helaas ging Verbraak bij de Jong niet dieper op deze hele kwestie in. Waarschijnlijk wist hij bij de opnames ook nog niet van de laatste ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk, waarbij weer grote misstanden aan het daglicht kwamen. Voor trouwe gelovigen in deze kerkgemeenschap moet het toch als een zware last voelen. Het zal toch aan je gaan knagen, denk ik. Het straalt trouwens ook af op andere christenen, het komt allemaal zo ongeloofwaardig over voor mensen die niet ‘gelovig’ zijn.
In het Dagblad van het Noorden sloot Daniël Lohues zijn column zo af: “En toch, ik hou ermee op. Je kunt niks meer zeggen. Als ik bijvoorbeeld iets wil roepen over die vreselijke misbruikzaken door moslims in grote Britse steden, dan kan ik dat niet meer maken. Want kijk eens wat er gebeurt in de wereldwijde kerkgemeenschap waarbinnen ik zelf geboren ben. Ik schaam me. Het is vreselijk. Misschien moet ik het kruisje boven de deur maar weghalen. En mijn mooie Mariabeeld? Ook weg? Ik kijk Haar even aan en zie de troost van het verdriet in de ogen van Maria.”

Vooral het misbruikverhaal maalde door mijn achterhoofd toen ik in EYE de film L’apparition (de verschijning) bekeek onderging. En ook het beeld van ‘het verdriet in de ogen van Maria’. De film gaat over een Franse onderzoeksjournalist die een opdracht krijgt van het Vaticaan om te onderzoeken of er werkelijk verschijningen van Maria zijn geweest aan een achttienjarig meisje. Jacques, de journalist, komt opeens in een totaal andere wereld terecht. Hij versloeg oorlogen in het Midden-Oosten en verloor daarbij zijn beste vriend en collega. Maar nu moet hij proberen te achterhalen of het verhaal van de vrome Anna wel klopt. Het wordt een bijzondere zoektocht, naar waarheid, maar ook naar geloof.
De rooms-katholieke kerk komt er ook in deze film niet bijzonder goed af, maar het mooie is wel dat het daar door heen prikt. Wanneer je achter de rimram van beelden, kaarsen en en bijgelovige bedevaartgangers kijkt, zie je mensen die werkelijk bewogen zijn door Maria, de moeder van Jezus en door Christus zelf. Jacques ontdekt veel meer dan hij van te voren ooit bedacht had. Mensen laten hem zien wat het in je leven te weeg kan brengen om de weg van de Ene te volgen. Een bijzondere film die je in verwarring brengt en aan het denken zet, een aanrader dus! En de religieuze leiders uit ‘Kijken in de ziel’, die vrijwel overal een antwoord op hebben als het om hun geloof gaat, zouden ook de film moeten gaan zien en de twijfels en vragen van Jacques meenemen in hun volgende ‘preek’. 

Plop……. | In memoriam Harm 1982 – 2016 (73)

Rare titel deze keer, maar het gebeurt wel regelmatig. Dan plopt het opeens op en schiet er ergens door mijn hoofd een plop… Het gemis en het zeker weten dat we Harm niet meer hebben. In ieder geval niet meer hier op aarde. Afgelopen weekend gebeurde dat door de column van Femke van der Laan, de weduwe van Eberhard van der Laan. Ze schrijft de laatste maanden  treffende columns in de zaterdagse Parool bijlage PS. “het nooit is er pas weer in rust en in stilte”. Regelmatig herken ik en ook Coos trouwens, veel in haar verhaaltjes en observaties. Dat het in de kleine dingen zit, die een ander waarschijnlijk helemaal niet opvallen, een zinswending, een blik, een niet gemaakte opmerking, een verhaal… een maaltijd.
Boven hebben we schoolfoto’s hangen van onze kinderen en elke dag loop je er langs en op onverwachte momenten schiet er opeens dan die plop door mijn hoofd. Maar ook toen Coos met haar fiets onderuit was gegaan en ik de Eerste Hulp binnenstapte van het AMC. En het gebeurde pas toen de eerstehulpverpleegkundige aangaf, dat mijn vrouw verteld had over onze zoon. Tot dan had ik er verder nog niet bij stil gestaan, de ambulancebroeder had nadrukkelijk gezegd aan de telefoon dat ‘het niet levensbedreigend was en ik rustig aan kon doen’. Toen ze afgelopen vrijdag in het Flevoziekenhuis geopereerd moest worden aan haar gebroken duim, om de ‘banden’ te repareren, kwamen allerlei beelden van 2011 naar boven. Coos werd toen in Almere geopereerd aan haar darmkanker, een heftig gebeuren. Gelukkig kon Coos vrijdag weer snel appen en dan opeens… plop, dan mis je de reactie van Harm.
Plop was er opeens wel, toen we twee weken geleden bericht kregen dat goede vriend Wout met zijn fiets over de kop was gevlogen en in coma lag, na een drie uur durende operatie. Toen we vorige week in het UMC aan zijn bed stonden was er wel heel veel plop in mijn hoofd, maar tegelijk het besef hoe klein de scheidslijn is tussen leven en niet meer leven. We hopen en bidden maar dat hij weer gaat praten, lopen, fietsen, rennen en oreren over van alles en nog wat…
Plop was er vanmorgen ook bij het openen van de ND-site waar een mooie blog  ‘Rouwdienst’ en ‘dankdienst voor het leven’ staat (zie hieronder). Na het verongelukken van Harm hebben we trouwens helemaal niet nagedacht over rouwdienst of dankdienst. We wilden het gewoon met zoveel mogelijk vrienden, broeders en zusters en familie delen en op een mooie manier afscheid nemen en samen rouwen. En daarbij Gods naam laten laten klinken! Ik weet nog dat de begrafenisonderneemster vroeg naar het aantal verwachte aanwezigen. Wij dachten aan vier, vijfhonderd mensen; hoe moet je dat inschatten? Tja, dat kan niet in de aula van Zorgvlied en ook niet in onze kerk, waar dan wel? Van alles is bedacht, van Paradiso tot Muziekgebouw aan ’t IJ. Gelukkig werd met hulp van Harms vrienden de Wersterkerk geregeld, misschien wel de mooiste protestantse kerk in Amsterdam. Genoeg zitplaatsen en dicht bij water, zodat we na afloop met een boot naar Zorgvlied konden varen. In het licht van het verhaal van de theoloog in het ND, werd het niet alleen maar een rouwdienst en ook niet een soort dankdienst. Het verdriet, het rouwen om het gemis overheerste, maar er was ook de lach om wie Harm was geweest. Het werd een echte ‘begrafenisdienst’, al mochten we het van de toenmalige Westerkerk-pastor geen ‘dienst’ noemen. Volgens deze pastor mochten er alleen door de kerkelijke gemeente van Westerkerk diensten worden belegd in dat prachtige gebouw. We zijn de onverkwikkelijke discussie toen maar uit de weg gegaan en hebben met gitaar en zang onze Psalmen begeleid. En gelukkig hadden we in onze eigen OPK al een soort rouw-dankdienst gehouden, de zondag na het verongelukken van Harm. Het verhaal van Eric Peels gaf dus ook een plop, een plop van goede herinneringen, maar ook weer het besef van heel veel tranen en veel liefde van familie, vrienden en collega’s. Mooi dat een theoloog zo oog heeft voor wat de betekenis van een ‘dienst’ bij een begrafenis is. Nog te vaak hoor je dat de familie achteraf spijt heeft van hoe een en ander ging bij de begrafenis van hun geliefde. Voor de levenden onder ons des te meer een reden om daar bijtijds over na te denken, zet het desnoods samen met je familie op papier. En let wel als nabestaanden kun je veel uit handen geven bij de dood van een geliefde, een familielid, maar hoe meer je uit handen geeft, hoe meer er langs je heen gaat. Een dienst, hoe je het ook verder noemt kan van blijvende waarde zijn, ook al plopt het later zomaar weer op.

– 22 september 2016, Westerkerk –

(ND 22 mei 2018 Theologenblog)
Hoe noem je de samenkomst voorafgaand aan een begrafenis? ‘Rouwdienst’ en ‘dankdienst voor het leven’ hebben allebei hun nadelen, overpeinst Eric Peels.
De nationale ‘week van de begraafplaats’ staat voor de deur, met aandacht voor sterven en begraven. Op het grensvlak van leven en dood telt elk woord. Hoe vaak klinkt na een overlijden niet het obligate ‘woorden schieten tekort’, als men niets weet te zeggen. Een goed en hartelijk woord op het juiste moment kan dan als balsem zijn.
De terminologie die rondom het sterven gehanteerd wordt, zegt veel over cultuur en beleving. Dat geldt niet het minst ook voor de benaming van de kerkelijke samenkomst waarin afscheid wordt genomen van de overledene. Een keur van termen is voorhanden: uitvaartdienst, eucharistieviering, rouwdienst, herdenkingsdienst, afscheidsdienst, dankdienst, of eenvoudig ‘samenkomst’ waar men de schijn van een  ‘lijkpredicatie’ (oude Dordtse kerkorde) wil vermijden.
In protestantse kring zijn de twee meest gebruikte benamingen ‘rouwdienst’ en ‘dankdienst voor het leven’. De eerste term was lange tijd gebruikelijk, maar wordt  langzaamaan steeds meer vervangen door de laatste. ‘Rouwdienst’ klinkt immers verdrietig en zwaar: de dienst van het gebogen hoofd. ‘Dankdienst’ klinkt veel positiever en blijer, de dienst van het opgeheven hoofd.
In meer behoudende gemeenten houdt men uitsluitend rouwdiensten, met een accent op de dood als ‘de bezoldiging der zonde’ (Romeinen 6:23) en het appel op de nabestaanden. In meer vooruitstrevende gemeenten houdt men liever dankdiensten, met een accent op het goede dat God in het leven van de overledene heeft geschonken aan hen die achterblijven. Het lijkt erop dat de term ‘dankdienst voor het leven’ steeds meer veld wint. In veel gemeenten wordt nooit meer een rouwdienst gehouden.
Critici zouden erop kunnen wijzen dat deze ontwikkeling typisch modern-westers is. In oosterse of Afrikaanse culturen is het fenomeen ‘dankdienst voor het leven’ onbekend. Daar houdt men begrafenisdiensten met soms massaal vertoon van verdriet en rouw. Onze westerse cultuur is echter sterk gericht op het genieten van het goede leven en op het uitsluiten van storende factoren als gevoelens van pijn, schaamte en verlies. Wij worden niet graag geconfronteerd met de eindigheid van het leven en de afbraak van het lichaam. Rondom een sterven voelen wij ons erg ongemakkelijk; wij keren graag zo snel mogelijk weer terug naar het ‘normale leven’. Een dankdienst voor het leven past daarin beter dan een rouwdienst in het zwart.
Maar is de term ‘dankdienst voor het leven’ bij het sterven van een christen inderdaad niet geschikter is dan de term ‘rouwdienst’? Je zou kunnen zeggen dat het eerste meer ‘nieuwtestamentisch’, en het laatste meer ‘oudtestamentisch’ is.
In oud-Israël waren veel traditionele rouwgebruiken: luidruchtig uiten van verdriet, klaagvrouwen, onthouding van wassen en zalving, as en stof op het hoofd, scheuren van kleding, hoofd/baardhaar afscheren, onthouding van seks, blootvoets gaan, speciaal voedsel, vasten, rouwklacht en treurlied. Men hield geen dankdienst voor het leven, maar gaf publiek uiting aan rouw, zelfs voor een periode van zeven dagen. Zicht op een opstandingsleven na de dood was er niet of nauwelijks.
Dat is anders in het Nieuwe Testament. Christus is opgestaan; het nieuwe leven vangt aan. ‘Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer’ (Romeinen 14:8). Voor wie in Hem gelooft, is de schuld gedragen, is de dood doorgang naar het eeuwige leven (Heidelbergse Catechismus, antwoord 42). In dit perspectief mag dan ook dankbaar worden opgemerkt wat God in het leven hier gaf, aan deze overledene, en in hem of haar aan allen rondom. Tegelijk blijft er dan ruimte voor rouw en verdriet.
Toch blijft het lastig. Kan ‘dankdienst voor het leven’ ook niet te hoog gegrepen zijn, als je hart gebroken is en je vooral met gevoelens van verdriet en gemis achterblijft? Wanneer in de gemeente waartoe je behoort al lange tijd alleen nog maar ‘dankdiensten voor het leven’ worden gehouden, durf je bij een begrafenis van jouw geliefde haast niet meer van ‘rouwdienst’ te spreken. Alsof je tekortschiet in dankbaarheid en in het negatieve blijft steken – hoewel ieder weet dat er  in een dankdienst voor het leven terdege ook plaats is voor rouwen.
Misschien is ‘rouwdienst’ te somber en ‘dankdienst’ te licht, en is het beter te kiezen voor de meer neutrale term ‘begrafenisdienst’. In een begrafenisdienst is alle gelegenheid om uiting te geven aan verdriet en rouw, in lied, gebed en prediking. In een begrafenisdienst is ook alle gelegenheid om God te danken voor de zegen van al zijn gaven tijdens het leven van de overledene, en boven alles voor de hoop die niet sterft. ‘Jezus leeft en wij met Hem, dood waar is uw schrik gebleven?’
Eric Peels is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.

Vakwerk

Wat is het mooi als mensen met liefde praten over hun vak. Gisteravond merkte ik dat bij de excursie van het Nederlands Dagblad bij drukkerij Rodi. Drukkerij Rodi zit hier vijf minuten vandaan op het industrieterrein Verrijn Stuart. Ondanks het wat onzalige tijdstip van tien uur in de avond, was het een belevenis. Om te zien hoe de krant digitaal binnenkomt, vervolgens op platen wordt gezet en daarna met een snelheid van 45 km/u door de persen raast. Er waren ook een aantal ND-medewerkers bij de rondleiding aanwezig en mooi om te zien hoe ze stonden te glimmen bij een artikel of een gedeelte van een pagina dat er mooi uitspringt. De ‘opmaker’ kon zijn plezier niet op toen hij de achterpagina met de Kids Quiz uit de pers zag rollen en maakte mij nog even attent op een paar bijzonderheden die hij bedacht had. ‘De krant’ levert dus vakwerk en in dat onopvallende gebouw op het industrietrein wordt ook vakwerk geleverd. Mooi om dat eens te zien en mee te maken.

De wekker ging al weer op tijd want er zou een nieuwe gasmeter geplaatst worden. Eigenlijk geen tijd om de krant die ik gisteravond gedrukt zag worden, te lezen. De meterkast moest leeg en buiten werden flinke gaten gegraven. Een nieuwe leiding moest worden gelegd vanuit de straat naar de meterkast en opnieuw zie je vakwerk. De gasfitters waren bijna klaar toen Malte aanbelde. Eindelijk had ik iemand gevonden die het dak van mijn tuinschuurtje kon maken, een echte loodgieter, die weet hoe je met zink om moet gaan! Prachtig is het geworden! Zo mooi dat je eigenlijk een trapje naar boven zou moeten maken, zodat je met mooi weer lekker op het zinken dak kunt genieten van de zon… Malte, afkomstig uit Berlijn, maar al jaren werkzaam in Nederland, is van huis uit een vak-timmerman. Maar omdat er tijdlang geen vraag meer was naar ‘echte’ timmerlui, liep hij met een oudere loodgieter mee en wil nu niet anders meer. “Er is meer dan genoeg werk”, vertelde hij. Opnieuw; mooi vakwerk en vandaar dat het een mooi plekje in mijn blog krijgt. Wanneer het weer droog blijft ga ik binnenkort met een deur aan de gang.

Blinde vlekken… van 2017 naar 2018

Afgelopen zondag preekte de dominee van de Noorderkerk aan de Prinsengracht, Paul Visser, bij ons in de OPK. Hij vond het heel bijzonder om voor de eerste keer echt voor te gaan in een ‘vrijgemaakte’ kerk. “Het is heel goed dat dit gebeurt!”, zei hij vooraf in de consistorie. Het werd een soort kerst-oudejaarspreek over Openbaring 21; “Zie, ik maak aller dingen nieuw!” Als mensen zijn we zo bezig om ons leven te verbeteren, om nog meer spullen om ons heen te vergaren, nog harder werken voor vrede… Maar ondertussen gaat het nog zo vaak mis, maar dan en daar begint God juist. Het liep mis in ons eigen hart, wat trouwens tussen je oren zit volgens dominee Visser. “Maar”, zegt God tegen ons, vanuit dat bijbelboek Openbaring: “Ik ben bezig alle dingen nieuw te maken bij jou. In Christus mag je beseffen, God heeft met mij iets gedaan!” Dat relativeert heel veel, je eigen fouten, je gebreken en je gekkigheden…”

“Zoooo… opa is sterk hè!”

Ik moest mijn aantekeningen er nog eens rustig op na lezen, nog eens weer een hele poos voor de spiegel gaan staan. Weten dat je geliefd bent, maar dan ook langzaam gaan beseffen dat het niet een zoethoudertje is, om jezelf maar een beetje in balans te houden. Wanneer je echt in de spiegel kijkt, besef je ook dat het tussen je oren begint (omdat daar je hart is), maar dat het tegelijkertijd compleet genade is. Alleen dan kunnen we verder, ook met ons verdriet om Harm, het gemis en alles wat daar bij hoort. Hoe vaak heeft ons dat ook de afgelopen weken niet weer door het hoofd gespeeld. Elke keer als ik zijn foto zie staan en in mijn hoofd nog zijn stem hoor, wanneer je vrienden van Harm spreekt. Dan kan het je zo maar naar de strot grijpen en branden er tranen achter je ogen. En tegelijkertijd koesteren we de mooie momenten en herinneringen. Ook als 31 december straks voorbij is en de vuurwerkdampen zijn opgetrokken zal het gemis en verdriet niet voorbij zijn. Zo vergaat het ons en zo veel anderen die een geliefde moeten missen.

Radio, tv en ook de kranten, ze staan deze dagen bol van het terugblikken en vooruitkijken. De bekende doden worden nog eens breed herdacht, rampen en aanslagen worden in herinnering gehaald. En zoals het velen zal vergaan, overdenk je ook eigen persoonlijke gang door een jaar. De mooie dingen, maar ook de zaken waar je liever niet meer aan herinnerd wilt worden. Dat wanneer je voor de spiegel staat je als het ware opnieuw het schaamrood ziet opkomen. Waar zouden onze ‘blinde vlekken’ het afgelopen hebben gezeten? Vorige week, dus alweer bijna twee weken geleden, was ik in Vriezenveen bezig met het leggen van een mooie houten vloer in het nieuwe huis van onze dochter en haar gezin. Prachtig werd het! Maar toch overheerste de pijn op een zeker moment, in mijn knieën.  Al kruipend over de vloer en iedere keer weer overeind komen, toen ik uiteindelijk terugreed had ik een blaar op op mijn linkerknie zitten. Achteraf verdween een beetje de vreugde over de prachtige vloer en het mooie resultaat en dat de oudste kleinkinderen trots waren op hun opa. Een ‘blinde vlek’ was zomaar geboren.
Zo gaat het maar al te vaak, de mooie en feestelijke dingen worden zomaar weer overschaduwd door het vervelende en de rauwe werkelijkheid. Op zo’n moment is het de kunst om het eerlijk naast elkaar te zetten en de lelijke blaar maar even te vergeten. Of andere mensen kunnen zo maar af doen, we gaan ze negeren en willen ook geen meningen meer met ze uitwisselen. Argumenten doen er niet meer toe en onze ‘blinde vlek’ wordt in onze eigen ogen een ‘heldere ster’. In je eigen huis kan het zo gaan, in je familie en ook in je buurt en straat en in het groot gaat het ook vaak zo. We voegen er een hashtag aan toe en zenden het de wijde wereld in. Ook in de kerk gaat het soms zo maar op die manier. We willen allemaal zo graag leven zoals Jezus het ons verteld heeft en voorgeleefd. We willen zo graag, maar hoe vaak breekt het ons niet bij de hand af? En hoe vaak beseffen we dat niet eens en en zien we zelfs achteraf de blinde vlekken niet, ook al zetten anderen er grote schijnwerpers op!  Dat is onze plaatselijke gemeente zo, maar ook in het verband van kerken waar we in leven. De GKv waar de OPK bij hoort veranderde afgelopen jaar op de synode zijn standpunt over ‘de vrouw in het ambt’. Eigenlijk was de discussie al voorbij voordat we er erg in hadden. Maar hoe voelden al die zusters en broeders zich, die al jaren met steekhoudende argumenten dit bepleit hadden? Hoevelen zijn er niet verketterd om dit standpunt? Kregen ze achteraf nog een excuus? Onze GKv is trouwens toch al niet zo goed in het aanbieden van excuses, in de eenwording met de NGK worden die ook nog niet echt van harte gegeven.

Blinde vlekken, we hebben er vele vandaag de dag. En steeds weer is het een opgaaf om ze te ontdekken, door te lezen, het verleden te bestuderen en heel veel samen in gesprek te gaan. ‘Elkaars nieren proeven’, werd er vroeger wel gezegd.  Donderdagavond zat ik met vriend Marco in zaal 1 van het Eye. Première van de film “THE LONG SEASON”, Marco had via zijn werk twee vrijkaartjes. De film had in november al gedraaid op de IDFA en zelfs twee prijzen gewonnen. Nu draait de film gelukkig in een groot aantal bioscopen, een aanrader! De maker, Leonard Retel Helmrich, heeft een boeiend beeld geschetst van het leven in een vluchtelingenkamp in de Bekavallei (Libanon). Je voelt haast de kou en de blubber wanneer de beelden van het scherm spatten. Schamele plastic tenten als onderkomen en verstoken van de meest elementaire voorzieningen.  En de dagelijkse onrust over hoe het de familie in Raqqa, in handen van IS, vergaat. Korte lontjes, huwelijksperikelen, haat en nijd, maar ook veel liefde; het komt allemaal voorbij. Wat een spiegel houden Helmrich, Huystee en de Syrische Ramia Suleiman ons voor!

Muziek en bier | In memoriam Harm 1982 – 2016 (56)

Een druk weekend was het. Het begon met een geweldig releaseconcert van Jeremy. Jeremy werkt bij Youth With A Mission aan het Kadijksplein en is getrouwd met Roos, ons nichtje. Femmie had via Facebook gevolgd dat er een concert zou zijn in Amsterdam en dat laat je dan niet zo maar voorbij gaan. Prachtig om mee te maken hoe jonge mensen zo vol zijn van de grootheid van God, schepper van deze wereld, dat ze dat op deze manier kunnen vertolken. Muziek is zo iets bijzonders en van God gegeven, dat kwam vrijdagavond wel heel goed binnen. Al kende ik nog geen van Jeremy’s nummers, je ging als het ware vanzelf van binnen meeneuriën. Je kon ook rustig je ogen sluiten en je gedachten laten gaan op de golven van de muziek. Het sloot ook mooi aan bij de voorbereiding die ik had gedaan voor zondag. Er was gevraagd of ik weer es een preek wilde lezen en na wat wikken en wegen vond ik dat geen probleem. Ik dacht een redelijk gemakkelijk onderwerp gevonden te hebben in een preek van Tim Keller: ‘De genade van muziek’. Aan de hand van de verzen 18-20 uit het 5e hoofdstuk in de brief van Paulus aan de christelijke gemeente in Efeze legt Keller uit dat muziek een geschenk van God is. Dat sloot prachtig aan natuurlijk bij de aanbiddingsmuziek van Jeremy en bij wat ongeveer een maand geleden hoogleraar Erik Scherder betoogde bij DWDD, toen hij daar zijn nieuwste boek promootte. Muziek is overal goed voor, betoogt hij in zijn nieuwste boek: ‘Singing in the brain’. Paulus was hem al lang voor met de uitsprak: ‘En ‘bedwelmt u niet aan wijn’, want dat maakt reddeloos, maar wordt vervuld van Geest, elkaar toesprekend met psalmen, hymnen en geestelijke gezangen, zingend en psalmend voor de Heer met heel uw hart.’

Harm had veel met muziek, honderden LP’s stonden er in zijn kamer, ik heb daar eerder over verteld. Bij de voorbereiding van de preek heb ik dan ook verschillende keren gedacht daar ook nog iets over te zeggen. De kracht van de muziek tijdens de bijeenkomst voorafgaand aan Harm zijn begrafenis was zo intens, zo troostend en bracht ons ook heel dicht bij Harm. Ik wilde geen tranen onderweg in de dienst, dus toch maar niet genoemd, maar het was er op de achtergrond gelukkig wel. Bij de intro van de dienst heb ik een blogje voorgelezen die op de site van de Protestantse diaconie stond, zangleider en liturgiemaker Jaap had me daarop geattendeerd. Bleek het opeens over Maaike Ouboter en het nummer ‘Dat ik je mis’ te gaan. Waar een vluchteling al niet zijn kracht uit haalt, maar ik kon gelukkig net op tijd een brok in mijn keel wegslikken.
Ook zaterdag was er muziek trouwens, bij de officiële opening van de Brouwerij van het Kleiklooster. In een grote hal naast IKEA wordt inmiddels heel wat bier gebrouwen. Een prachtig feest met heel veel bierliefhebbers, maar ook veel vrienden van het Kleiklooster. Harm had een bierabonnement en er zat een keer een Kloosterbiertje van Kleiburg bij, niet zijn smaak. Maar later moest hij het toch bijstellen toen ik hier thuis wat bier van Kleiburg had. Prachtig, ik hoop dat het uiteindelijk een mooi sociaal project wordt. Pastor Martijn, nu directeur van de bierbrouwerij doet er in ieder geval alles aan. Zondag 14 mei vierden we de verzelfstandiging in de OPK van drie projecten; STROOM, de PopUp kerk van Rikko en ook van het Kleiklooster. In feite allemaal dochters van de OPK. Harm zou misschien nog wel eens gerefereerd hebben aan de jaren tachtig. Als klein jongetje ging hij regelmatig mee naar de Witte Tent in het Bijlmerpark. Daar begon heel eenvoudig het over de muren van de kerk heen kijken. In het begin met hulp van E&R en later samen met de groep rond Norman Viss uit de VS op straten en pleinen in het Centrum van Amsterdam. Deze vaak seizoengebonden projecten resulteerden uiteindelijk in een Amstelproject. Op de fiets door de ‘Bijlmer’ kwamen die gebeurtenissen zo maar weer boven. Daarom, proost!, op een prachtig project en dat er iets mag doorborrelen van de drive en de spirit van de medewerkers!

God in de oorlog

gee duimbreed k.schilderHet zaaltje van de PThU aan de Boelelaan zat afgelopen dinsdag afgeladen vol. Eigenlijk was ik te laat met aanmelden, maar Wim Berkelaar zegde toe stoelen bij te plaatsen. Het HDC van de VU hield een symposium over het eerder dit jaar verschenen God in de oorlog. De rol van de kerk in Europa, 1939-1945 van Jan Bank. In het dagblad TROUW was er nogal wat ophef over geweest en het onderwerp blijft tot op vandaag natuurlijk actueel. Een vijftal sprekers reflecteerde op de lijvige pil van professor Bank. Ik vond vooral de bijdrage van dagvoorzitter George Harinck boeiend omdat hij het Nederlandse verhaal nog een keer extra belichtte, in het bijzonder de situatie binnen de Gereformeerde Kerken. Nieuw was voor mij het gegeven dat kerken in die tijd, zeker voor Wereldoorlog II, eigenlijk geen openbare uitspraken deden. De rol van de kerken in Nederland was beperkt wat dat betreft. Abraham Kuyper (soevereiniteit in eigen kring) had de kerk omringd met een grote groep organisaties en daarmee was het zicht op de rest van samenleving min of meer verdwenen. Kerken waren dan ook verlegen met de hele situatie toen de oorlog uitbrak. Er waren theologen en dominees die reageerden via brochures en ook in zondagse preken. K. Schilder schreef in 1936 al een felle aanklacht tegen het nationaalsocialisme (Geen Duimbreed), in de oorlog werd hij zelfs een tijd gevangen gezet. In hervormde kring was het dr.J.Koopmans (predikant van de Noorderkerk in Amsterdam) die in het begin van de bezetting een fel betoog schreef tegen de bezetter, ook in brochurevorm. [De Belgische schrijver Geert van Istendaal eerde Koopmans met een geweldig essay in de bundel ‘Mijn Nederland’.] Maar dit waren individuele kerkleden die van zich lieten horen, niet een heel kerkgenootschap. Er waren genoeg anderen die vonden dat de bezettingsmacht de overheid was die gediend moest worden.
Helaas is over de rol van de kerken nog veel te weinig onderzoek gedaan volgens Harinck. Er is veel verzet van gereformeerden geweest. Er waren gereformeerden die in knokploegen zaten, er waren gereformeerden die onderduikers verborgen hielden. Er zijn veel gereformeerden gesneuveld en vermoord in de concentratiekampen, onder hen ook predikanten. Verhalen te over. Na de oorlog leek het soms wel of alle gereformeerden in het verzet hadden gezeten. Maar niets is minder waar. Ik dacht het ook, na het lezen van ‘Snuf de Hond’ en ‘Reis door de nacht’ en zeker ook door de verhalen in het ouderlijke huis. Mijn ouders trouwden in 1942, kregen de eerste twee van de negen kinderen in de oorlog, terwijl ze inwoonden bij opa en opoe. Voor zover ik weet zijn er zeker twee onderduikers geweest. Oom Gijs, de onderduiker, kwam na de oorlog nog wel eens op bezoek. Mijn idee was dat vrijwel iedereen uit de kerk wel iets gedaan had. Helaas was de werkelijkheid anders.
Vooral dat laatste wordt wel heel erg duidelijk uit het boek van professor Bank. Het waren minderheden die zich daadwerkelijk verzetten en dat ook durfden vol te houden met gevaar voor eigen leven. Logisch dat na zoveel jaren, met meer afstand kijkend naar de jaren 40-45, het soms ook wel een ontluisterend beeld geeft. Dat doet echter niets af aan alle inzet en gedrevenheid van al die mensen die wel iets deden. Het is maar te hopen dat er nog eens een bredere studie over de kerken in Nederland ten tijde van WOII wordt gedaan. Al met al een leerzaam congres met aan het eind een pittige discussie. Dr. Jan Ridderbos die een boek schreef over gereformeerde dominees in de oorlog schreef was het wel heel erg oneens met professor Bank. Dat smaakt naar meer discussie en onderzoek.
son of saulWat zouden we er van kunnen leren voor vandaag? Hoe moeten kerken reageren op oorlog? Het lijkt wel een beetje dat veel kerken (als instituut) daar nog niet eens veel verder mee gekomen zijn. Ook daarom zou onderzoek naar het verleden, nuttig kunnen zijn voor het heden. Ondertussen moeten kerkmensen het verleden echt onder ogen durven zien. Een goed voorbeeld is naar mijn idee het aanbod in de bioscoop. Een kaskraker op dit moment is de laatste James Bondfilm. Niks mis mee, aardige verstrooiing maar agent 007 beweegt zich wel heel erg buiten de bestaande werkelijkheid. Christelijke James Bondfans zouden ook ‘Son of Saul’ moeten bezoeken. Een film die in veel dagbladen vijf sterren kreeg van de critici. De Hongaaarse film gaat over een lid van een sonderkommando in een concentratiekamp. Deze kommando’s bestonden vaak uit Joodse mannen en ze moesten het vuile werk voor de kampbewakers in de uitroeiingskampen in WOII opknappen. Vaak overleefden ze het niet en hadden ze ook geen enkel uitzicht op de vrijheid. In de film komt alle barbaarsheid van de kampen naar voren. Een aangrijpende verbeelding van de concentratiekamphel. Op het bovengenoemde congres zat ik ’s middags bij toeval naast David Barnouw. Hij heeft heel lang gewerkt bij het NIOD (oorlogsdocumentatie centrum) en was natuurlijk geïnteresseerd in de discussie over boek van Bank. We kwamen aan de praat, onder andere over ‘Son of Saul’. Barnouw vond de film erg overgewaardeerd, maar daarin verschilden we toch van mening. Barnouw is volgens zijn website een professioneel kijker naar films en documentaires over de oorlog. Een gemiddelde bezoeker kijkt anders denk ik. Ik zit wat dat betreft meer te wachten op een kritische beschouwing van Willem Jan Otten. De laatste ziet er ongetwijfeld een indrukwekkende ‘rite de passage’ in. Een film die je aan het denken zet, over hoe je zelf zou reageren in zo’n uitzonderlijke situatie. Een film die nederig maakt.

In het klimaat van het absolute

in het klimaat van het absolute‘Een handleiding voor kerkscheuringen’ . Het zou een ondertitel kunnen zijn van het proefschrift van Ab van Langevelde. Met zijn biografie over professor Veenhof verkreeg van Langevelde vorige maand in Kampen een doctorstitel in de theologie. Een goed geschreven levensverhaal, dat blijft boeien tot het eind. Opgegroeid in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, kan ik er maar een beetje over meepraten. Eerder heb ik wel eens geschreven over de Synode van Hoogeveen (1969-70), mijn vader zat toen in de huisvestingscommissie. Die synode, ik was 13, heb ik dus als beginnend puber meegemaakt. In Hoogeveen was er vrijgemaakt kerkelijk zeker sprake van een zijn ‘in het klimaat van het absolute’ (de ondertitel van de dissertatie). Wij hadden in Hoogeveen als predikant dominee Joh. Francke en die wist waar hij het over had. Rond de kwestie van dominee van der Ziel in Groningen, in het biografie over Veenhof komt het uitgebreid aan de orde, liet ook dominee Francke zich niet onbetuigd. Tijdens het grote gebed in een kerkdienst werd deze kwestie uitgebreid bij de Heere gebracht. Daarin klonk natuurlijk een oproep tot bekering door, dominee van der Ziel zat immers fout! Ik zal nooit vergeten dat tijdens zo’n lang gebed een hele familie uit ergernis de bank uit stommelde. Vanuit mij ooghoeken zag ik een klasgenootje meegetrokken worden door zijn vader. Het kan niet anders dan dat deze familie later ‘buitenverband’ werd.
Ik merk dat ik gelijk afdwaal naar het persoonlijke, mijn eigen verhaal. Bij het lezen van deze biografie had ik dat regelmatig. Namen van predikanten waar je gelijk een beeld bij hebt, gebeurtenissen waar je eerder over hebt gelezen. Verschillende keren ook ben ik mijn boekenkast ingedoken en heb ze erbij gepakt. De acta van de eerste vrijgemaakte synode in 1945, verschillende boeken van K. Schilder, maar ook Veenhof bleek in mijn boekenkast te staan. Wanneer je nog eens bladert door “Predik het Woord’, roept dat herinneringen op aan avonden discussiëren op de mannenvereniging, onder het genot van een goede sigaar. Voor de goede verstaander is het nog steeds een leesbaar en boeiend boek, ook kun je het op marktplaats voor €4,- kopen.

predik het woordDe biografie over professor Veenhof is ook een kerkgeschiedenisboek. Dat maakt het dus dubbel boeiend. Het geeft een mooie indruk van het drukke leven van een jonge predikant voor de Tweede Wereldoorlog, midden in het kerkelijk leven. Bevriend met K. Schilder weert Veenhof zich geducht in de steeds heftiger wordende kerkstrijd, die ook in de oorlog gewoon doorgaat. Verzaken is er op dat gebied niet bij. Mooi tekent de schrijver Veenhof, deze wil eigenlijk niets liever dan een wapenstilstand in de kerk, probeert daarom Schilder ook af te remmen. Wachten tot de verschrikkelijke bezetting door de Duitsers achter de rug is. Veenhof zal zich dan ook pas na de oorlog bij de artikel 31-ers voegen. Van Langevelde laat vervolgens goed uitkomen dat na WOII het klimaat in de vrijgemaakte kerk steeds absoluter wordt. Er is alleen maar goed of fout, één ware kerk en alle andere kerken zijn daarmee vals. Op de HAVO leerde ik het zo van de schoonzoon van K. Schilder. Zelfs de Christelijk Gereformeerden waren valse kerk volgens zijn zeggen. Uiteindelijk liep dit hele absolute denken uit op een nieuwe scheuring in de tweede helft van de jaren zestig.

Tijdens het lezen besefte ik dat mijn ouders en vele ouders van generatiegenoten in die sfeer van goed en kwaad, waar en vals zijn opgegroeid. Natuurlijk waren er heel veel broeders en zusters in de kerk die wel wat ‘rekkelijker’ waren, maar de heersende stroming was duidelijk. Mijn ouders lazen naast het Gereformeerd Gezinsblad ook de Reformatie, beter was er niet. Het leert dus ook veel over hoe we in onze opvoeding zijn beïnvloed en daar uiteindelijk ook weer op reageren. Daarmee heeft van Langevelde een prachtige spiegel gemaakt. Een spiegel die je het verleden op een rustige manier voorhoudt. Fouten over en weer, er wordt niet over gezwegen. Menselijke zwakheden zijn er in het verhaal te over. Maar het laat ook heel eerlijk de drijfveren zien van onze ouders en grootouders. En steeds weer met een beroep op Gods Woord en daarmee op Zijn Waarheid. Het kan haast niet anders dan dat je dit levensverhaal leert relativeren. Waarom je zo druk maken over al die verschillen en strijdpunten, die wanneer je jaren later terugkijkt, gewoon het ruziemaken niet waard zijn. Bergen blijken opeens kiezelstenen te zijn.

ds. Joh. Francke
ds. Joh. Francke 1908-1990 foto uit ‘Er staat geschreven… Er is geschied’ met als onderschrift: ‘Mag wat kan?’

Een forse aanbeveling dus om te gaan lezen. Lees het verhaal over Veenhof en daarmee het verhaal van een vorige generatie, maar wel een generatie waar wij uit geboren zijn. Misschien kunnen we er wat van leren. Helaas zijn er nog steeds duizenden gereformeerden die zich als maar vastbijten in stelligheden en mijns inziens vergeten dat onze Heiland Jezus omkeek naar hoeren en tollenaars en de Farizeeën veroordeelde vanwege hun wetticisme. En pas op, voor je weet zit je in je eigen denkraam en denk je het beter te weten dan die ‘strenge’ broeders en zusters. De dominee van mijn jeugd was een diehard zei men weleens. Tegelijkertijd was hij een diepgelovig man die naar eer en geweten streed voor Gods eer. Dat laatste vergeten we dan vaak snel. Ondanks al het absolute waren het gelovige mensen die geestelijk met elkaar op de vuist gingen. Achteraf had dat anders gekund en gemoeten. Een mooie opdracht om het absolute achter ons te laten en eenheid te zoeken met zo veel broeders en zusters die ook willen leven van genade.

dag heur… 2

“En daar is dan het boek dat ik zelf had willen schrijven. Nu ja, een boek met een thema waarover ik zelf had willen kunnen schrijven. “ Zo begint de bespreking van ‘Donderdagmiddagdochter’ van Elizabeth Kooman in LITER (christelijk literair tijdschrift) december 2013. De recensie van Kooman laat zien waar het boekje van 155 pagina’s zo sterk in is en ook dat het literair zich kan meten met de vele andere literatuur die niets met het christelijke te maken wil hebben. De stijl waarin Stevo Akkerman schrijft is boeiend, zakelijk, registrerend, maar komt ook heel erg dichtbij. In een interview in het ND geeft de schrijver duidelijk toe, dat het boek over een zoektocht naar zichzelf gaat. Wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat heeft gemaakt dat ik ben, wie ik ben. Opgegroeid in de gereformeerd kerk, schrijft Stevo Akkerman uitgebreid over zijn jeugd en opvoeding.

foto Rufus de Vries in het ND van 4.10.2013
Stevo Akkerman in het ND van 4.10.2013 (foto Rufus de Vries)

Het opgroeien binnen die kerk lijkt bepalend voor de rest van zijn leven. Wanneer dochtertje Evy Elise na de geboorte overlijdt omdat ze geen nieren heeft, zet dat zijn leven en ook dat van zijn vrouw op z’n kop. Mede daarom gaat hij op zoek naar zijn geschiedenis en wat voor invloed dat heeft op zijn omgaan met verlies. Akkerman beschrijft dat vervolgens op een bijzonder eerlijke en vaak ook ontroerende manier, waarin hij zeker zichzelf niet spaart.
Wat Stevo Akkerman schrijft over zijn opvoeding en kerkelijke cultuur waarin hij opgroeit, is naar mijn idee zeer herkenbaar voor verschillende generaties gereformeerd-vrijgemaakten. In meerdere of mindere mate kunnen zij het zo aanvullen met verhalen uit de jaren zestig en zeventig en tachtig. Ik herken veel uit mijn eigen verleden en toen ik mijn schoonfamilie leerde kennen, leerde ik het zelfs het kwadraat van gereformeerd zijn kennen. Ik herken het ook uit de verhalen die we uitwisselden op het lyceum in Groningen, daaruit donderdagmiddagdochterkwam hetzelfde beeld naar voren. Voor velen uit mijn generatie is het dus een herkenbaar verhaal en datzelfde geldt denk ik ook voor veel veertigers en misschien ook nog wel dertigers. Door het lezen en herlezen wordt je geconfronteerd met je verleden en ook hoe je dat vandaag vorm geeft. Wat was dat bij mijn ouders? Waarom deden ze, zoals ze deden? Ik weet zeker dat er veel geloof was, binnengehouden geloof weliswaar, maar veel geloof. Vaak leek het hart niet aan bod te komen. Alles was gegoten in duidelijke afspraken en regels, keurig verstandelijk beredeneerd. Dat maakte het kerkelijk leven overzichtelijk en ook gemakkelijk. Wanneer er van de regels werd afgeweken, werd dat daardoor ook gelijk onderwerp van discussie en soms nog weer stelliger stellingnames. En wat Gezinsblad en Reformatie vervolgens zeiden, was dan de ultieme waarheid. Bij jonge mensen heeft dat veel angst gegeven. De alomtegenwoordige God, die alles ziet, weet je altijd te vinden. Doe ik het goed? Kan ik het verantwoorden? Kerkelijke regels werden gelijkgesteld met Gods regels.
Door wat voor oorzaken ook, de cultuur in de kerk is inmiddels totaal verandert. Voor veel kerkmensen maakt het dat ingewikkeld. Begrijpelijk, maar het moet ook aan het denken zetten. Niet alleen maar terugdenken aan de jaren in de tweede helft van de vorige eeuw als groots en geweldig. De muren om onze denominatie waren, denk ik, veel te hoog en de ramen veel te vaak potdicht. Daarmee wil ik niets afdoen aan wat kerken hebben laten zien van wat Christus kan beteken in het leven van mensen. ‘Donderdagmiddagdochter’ laat ons in ieder geval in de spiegel kijken. Hoe je het ook wend of keert, je kunt dan niet wegkijken.
Heel veel mensen die opgegroeid zijn in de GKV hebben die kerk inmiddels verlaten. Soms omdat ze het geloof totaal zijn ‘kwijtgeraakt’. Maar ook zijn velen vertrokken naar kerken en gemeenschappen, waar naar hun gevoel geloven met hoofd en hart veel meer in evenwicht is dan binnen de GKV. Heel veel broeders en zusters prikten door de buitenkant heen en zeiden letterlijk gedag. En de kerk zei soms ook maar gewoon ‘dag hoor….’ terug. Verlegen en zich vaak niet bewust van wat de gevolgen zijn van een alleen maar uiterlijk christelijk geloof.
In de bundel VRIJGEMAAKT (zie ‘dag heur 1….’) is dat naar mijn idee ook een terugkerend thema. Als kerken zijn we zo verschrikkelijk veranderd, dat we al vergeten zijn waar het fout ging. Juist van die fouten zouden we moeten willen leren. Niet de ogen sluiten en alleen maar restaureren. In gesprek gaan, er over schrijven, fouten durven toegeven en nog meer in woorden en daden echt discipel van Jezus Christus willen zijn. En wanneer dat betekent dat iemand alleen maar stil op de achterste rij in de kerk wil zitten, mooi!
Ik hoop dat de schrijver Stevo Akkerman opnieuw de rust vind om een boek te schrijven. Wat mij betreft mag dat best over de Vrijmaking gaan.

voorbergPS    In het ND werd melding gemaakt van een discussieavond (29.01) tussen vader en zoon Voorberg. Via een live stream kon je volgen wat er in het gebouw van de GKV van Rouveen plaatsvond. Aangezien Rikko Voorberg mede door onze OPK in Amsterdam-Oost betaald wordt is het interessant om zo iets te volgen. Helaas heb ik de echte discussie niet meer gevolgd, want het was slaapverwekkend om alsmaar naar een een grote groep koffiedrinkende broeders en zusters te zitten kijken. Wel grappig dat je dan opeens de maker van ‘Hemelbestormers’ door het beeld ziet schuiven. In het beeld dat vader en zoon oproepen zit heel veel wat herkenbaar is. Een begin zestiger en een dertiger geven aan waar het volgens hen om wringt in de kerk. In het ND-verslag stond gelukkig ook een verslag van de discussie. Daar kwamen de relevante vragen naar voren. Waar blijven onze jongeren? Lopen de kerken niet leeg? Hoe leef je als christen zo dat anderen er door aan getrokken worden? Rikko deed een prachtig voorstel: meld de GKV van Rouveen bij het gemeentebestuur aan als vrijwilliger! Ik besef ook wel dat eenvoudige en gemakkelijke antwoorden op de gestelde vragen niet bestaan. Maar zowel popup-kerk als gezinnetjeskerk zullen iedere keer weer moeten bedenken en in praktijk brengen, wat het is om dagelijks wedergeboren te worden en Jezus te volgen. Daarnaast hoop ik dat deze interne vrijgemaakte discussies er voor zullen zorgen dat we samen met heel veel andere kerken (denominaties) gaan uitstralen wie de Zoon van God is in het leven van christenen.

Dag heur… in memoriam ds. C.J. Breen 1924-2014

ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013
ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013

Het jaar 1969, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt stonden in brand. De voormalige synagoge in Hoogeveen waar we zondags kerkten was doordeweeks  maandenlang het strijdtoneel van de geachte afgevaardigden. De strijd over afvaardiging A en B uit Noord-Holland laaide hoog op. Ds. C.J. Breen uit Katwijk zal zich over deze kwestie zeker niet onbetuigd hebben gelaten. Maar als beginnende puber hield ik me daar niet mee bezig. Wel heb ik met verbazing zo nu en dan gekeken naar die vreemde dominee uit West-Nederland die bij ons logeerde. Onze moeder maakte speciaal ontbijt voor hem en ongetwijfeld gebruikte hij dan zijn witte zakdoek als servet. Voor ons Hollandsevelders die thuis altijd Drents met elkaar spraken was de logerende dominee met zijn deftige spraak een bijzondere verschijning.
Bijna tien jaar later begon ik als schoolmeester op de dr. M.B. van ’t Veerschool in Amsterdam . Nooit zal ik mijn eerste verjaardag als leerkracht vergeten. Even na de kleine pauze kwam de afgevaardigde van het bestuur op bezoek in de klas en de leerlingen van klas 4 luisterden ademloos mee naar de feestelijke toespraak van ds. Breen. Namens het bestuur bood hij een doos sigaren aan en eindigde met een krachtige uithaal op mijn initialen; Roemrucht, Jeugdig en Welvarend, het klonk bijna profetisch. Met een deftig: ‘dag heur’ en een kenmerkend majesteitelijke gebaar trok hij de deur achter zich dicht. Achter in de klas imiteerde een leerling zachtjes het ‘dag heur’. Later werd het bij sommige leerlingen een staande uitdrukking.
Ds. Breen was in 1970, na alle kerkelijke verwikkelingen en scheuringen door de ‘binnenverbanders’ naar zijn geboortestad Amsterdam gehaald. Je zou dat haast letterlijk kunnen nemen, want ds. Breen reed geen auto. Het verhaal ging dat zijn medestudenten, toen hij in Kampen theologie studeerde, hem min of meer hebben leren fietsen. Een rijbewijs heeft er blijkbaar nooit ingezeten. Al snel zat de predikant in het bestuur van de Amsterdamse gereformeerde lagere school. Trouw bezocht hij de bestuursvergaderingen en liet zijn invloed gelden. Toen al zijn termijnen in het bestuur voorbij waren, werd hij gevraagd adviserend bestuurslid te worden. Op die manier was hij toch betrokken. Toen hij ergens halverwege de jaren tachtig op een maandagavond vanuit Slotermeer huiswaarts keerde met de tram, sukkelde hij langzaam in slaap. Het was waarschijnlijk weer erg laat geworden. Achter het paleis op de Dam schrok hij wakker en stapte snel uit om over te stappen. Enkele onverlaten hebben hem toen beroofd, waarbij hij, inmiddels weer alert, niet alles wat hij bij zich had, afgaf. Toch heeft dit voorval hem later behoorlijk parten gespeeld. Waarschijnlijk meer dan hij zelf liet blijken.

Inmiddels woonden we sinds 1980 als gezin Amsterdam. Zo kregen we in de Oosterparkkerk te maken met deze markante voorganger. Altijd uit het hoofd prekend, met alleen wat krabbels op een giro-envelop. Een dominee ook met meerdere gezichten leek het wel. Vaak geen tegenspraak duldend van de kerkganger en zijn stellige meningen als zijnde Gods Woord van de kansel verkondigend. In een preek beweerde hij letterlijk dat wanneer je je kind niet zo snel als mogelijk was liet dopen (de vroegdoop), de doop dan minder waard was. In mijn jeugdige overmoed probeerde ik daarover in zijn studeerkamer met hem de discussie aan te gaan, helaas tevergeefs. Zoals hij het gezegd had, had ik het niet moeten opvatten.
Zo ‘omstreden’ als ds. Breen in die tijd bij sommige gemeenteleden was, zo geliefd was hij bij veel broeders en zusters buiten de gemeente. Wanneer kerkleden van de GKv ergens uit Nederland in een Amsterdams ziekenhuis terechtkwamen, was ds. Breen een trouwe bezoeker. En ook bij genabuurde kleine gemeentes zonder predikant, was de Amsterdamse dominee een geziene gast. Dat zorgde er trouwens ook voor dat de ochtenddiensten, die lange tijd om kwart over negen begonnen, niet eindeloos gerekt werden. Immers om half elf stond er meestal een broeder uit Krommenie, Halfweg of Hoofddorp voor de kerk in zijn auto te wachten.
Ds. Breen had een scherp oog voor kerkelijke zaken, maar ook een liefdevol en groot hart voor zijn Heiland, Jezus Christus. Soms een scherpslijper, maar dan opeens weer ruimdenkend. Bij een discussie in de kerkenraad over het wel of niet mogen fotograferen tijdens een ‘huwelijksdienst’ gaf zijn argumentatie de doorslag. ‘Stel je voor’, zei ds. Breen, ‘dat later het betreffende echtpaar in een huwelijkscrisis komt en één van de echtelieden bladert nog eens door de bruidsreportage, dan komt hij of zij ook de foto tegen van de kerkelijke plechtigheid en komt hopelijk in gedachten dat ze ooit voor Gods aangezicht elkaar trouw hebben beloofd.’ En daarmee was het natuurlijk einde discussie. Toen een oudere broeder met Telderiaanse ideeën overleed, zei ds. Breen in het gebed: ‘En nu zal hij weten dat hij ongelijk heeft gehad!’. Soms dus heel breed denkend en even later ook weer hard oordelend en antithetisch. Achteraf heb ik me wel eens afgevraagd hoe vaak moet ds. Breen zich onbegrepen hebben gevoeld?

de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel
de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel

In het vorig jaar verschenen boek ‘De tekenaar’, waarin dagboekaantekeningen van Daan van Driel zijn gebundeld, komen we ds. Breen regelmatig tegen. Dat begint al in 1949 wanneer reclametekenaar en kunstenaar van Driel bij mevrouw B en haar zoon op huisbezoek gaat. Die zoon is kandidaat dominee en een van de leidende figuren van de nieuwe, vrijgemaakt gereformeerde kiesvereniging: “Ik zal mijn stembiljet blanco laten, aangezien niemand van de AR-kandidaten (Antirevolutionaire Partij; later opgegaan in het CDA) in onze stad de vrijgemaakte kerk erkent. Deze leiders kunnen we ook in de politiek niet meer vertrouwen.” ‘Ik heb mijn twijfels’, is dan het droge commentaar van broeder van Driel. (pg 97) In 1974 geeft br. Van Driel een prachtige schets over de preektrant van ds. Breen: ‘We hebben nu een versterker op de kansel die het geluid van de menselijke stem tot in alle hoeken en met alle nuances in ons kerkgebouw kan overbrengen. De stem van de kansel had een volume dat Het Woord overstemde. Die stem dreigde de nieuwe versterker stuk te spreken. Soms had ik de neiging om de vloedgolf van woorden af te dammen door mijn oren dicht te stoppen. “Moet dit nu zo hevig dominee?” Van begin tot eind uit hij op bijna overslaande sterkte zijn volzinnen en dat over een tere zaak als het gebed.’ (einde citaat) In 1979 preekt de dominee zo stevig over de kerk dat van Driel er beroerd van wordt. Hij wil graag in gesprek met de voorganger, want de toon is fortissimo hoog en met kracht worden de volzinnen uitgesproken en er is geen speld tussen te krijgen. Geen ruimte om even stil te staan. ‘Na het ‘amen’ ben je geestelijk murw geslagen. Van Driel wil graag uiting geven aan zijn gevoel, maar ‘de prediker heeft al een dampende, verse sigaar aangestoken en oogt te massief om eraan te gaan peuteren met mijn onbestemde bezwaren.’ In 1985 schrijft van Driel over het fulmineren van de dominee tegen de machtspositie van de paus van Rome. ‘Het werd met veel vuur en verve gebracht. Dat stelde me voor vragen, lastige vragen. Vragen die helaas in de hele preek niet in aanmerking kwamen voor antwoord of zelfs maar gesteld werden. Ook maar de kleinste speld was er niet tussen te krijgen, laat staan de twijfelvraag of dit nu allemaal wel zo was.’
Boeiend in deze fragmenten vind ik dat een oudere broeder, in 1985 is van Driel 76 jaar, zich niet meer neerlegt bij de aloude stelligheden die ds. Breen verkondigt. Hij verwoorde daarmee het gevoel van meer hoorders. Terugkijkend heeft die stelligheid in de prediking, broeders en zusters verwijderd van de kerk. Algemeen bekend was dat het op kerkenraadsvergaderingen flink te keer kon gaan. Daarmee leg ik niet één op één de directe schuld bij de predikant. Het heeft ook alles te maken met de toenmalige sfeer in de vrijgemaakte kerken; gesloten, stevige standpunten en de ramen dicht. Gelukkig kan dezelfde broeder van Driel ook de andere kant zien. Want in 1986 is hij uitgesproken lovend over de oudejaarspreek van dominee Breen. Deze behandelde de laatste zondag van de Heidelbergse Catechismus, die over de laatste bede in het Onze Vader gaat. ‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.’ Die preek was volgens van Driel: rijk, verrassend en vertroostend.
In één van mijn oude agenda’s kan ik terugvinden dat ds. Breen op vrijdag 8 december 1989 feestelijk afscheid nam van onze gemeente, de Oosterparkkerk. Regelmatig keerde hij vanuit Drachten nog terug naar de hoofdstad des lands. Om te preken, maar ook om de novieten van Petrus Plancius aan het begin van hun studie in te wijden in het ‘wereldse Sodom en Gomorra’. Voor Plancianen een onvergetelijke gebeurtenis. Zo kregen ze in de Oude Kerk, midden in de buurt van lichte zeden, een uitgebreide uiteenzetting over de Alteratie op 26 mei 1578. Ds. Breen had dan inmiddels al lang in de smiezen wie wie was van de nieuwe lichting studenten. Wie hij ‘gedeupt’ had, welke vaders en moeders hij ‘gedeupt’ had en wie er belijdenis des geloofs bij hem hadden afgelegd. In september 2013 heeft ds. Breen dit bij mijn weten voor het laatst gedaan. Bij de dies was hij natuurlijk vertegenwoordigd en logeerde dan bij een van de bestuursleden, die dan wel op de grond ging slapen.
Wanneer ds. Breen iets kon gedenken, dan gebeurde dat ook. Augustus 1993 vierde hij zijn 40-jarig huwelijks en ambtsjubileum. Natuurlijk moest dat in de Oosterparkkerk gevierd worden. Vanuit het oude-testament werd de gemeente weer meegevoerd naar nieuwtestamentische vergezichten. Het thema van de preek was: ‘Met betrekking tot de toekomst wijst de HEERE op zijn werk in het verleden!’ Via Ezechiël naar Jacobus 5. Breed werden termen als: ‘lijden tot zijn verheerlijking’, ‘lijden tot zijn volharding’ en ‘het vleesgeworden Woord’ uitgepakt. In de middagpreek kreeg professor dr. C. Graafland (orthodox-reformatorische theoloog) een flinke draai om de oren, omdat deze had gebeden en was voorgegaan op een bijeenkomst van het Gereformeerd Appèl. Gelukkig had ds. Breen in de ochtenddienst gebeden voor eenheid onder gereformeerde belijders.
Toch verandert in deze jaren ds. Breen. Wanneer de Reformanda-groep rond ds. Van Gurp zich losmaakt van de GKv verheft ds. Breen openlijk zijn stem. De kerk is hem te lief om weer af te scheiden. Dit is niet wat hij als trouw volgeling van K. Schilder geleerd heeft. Daarom verzet hij zich tegen het sektarisme en legt zijn schrijverschap in Reformanda neer. De keren dat hij nog preekte in de Oosterparkkerk was er ook geleidelijk meer mildheid te proeven in zijn preken. Een mooi voorbeeld daarvan ervoer ik zelf, toen we in 2006 de naam van de dr. M.B. van ’t Veerschool gingen veranderen. Toen het plan bekend werd, kregen we een schrijven dat herinnerde hij aan de grote inzet van dr. M.B. van ’t Veer voor de kerk. De jonge Breen had vaak onder zijn gehoor gezeten. Maar een jaar later kon hij ook begrip opbrengen voor veranderingen, ook binnen de door hem zo geliefde basisschool. Binnen een dag had hij al een van de kinderen van dr. Van ’t Veer getraceerd. Hij kwam spreken op de dag dat we het nieuwe naambord zouden onthullen. En bij het VEER van Veerkracht wees hij op het werk van dr. M.B. van ’t Veer en bij KRACHT op Gods Woord dat steeds weer centraal moet staan, daar haal je je kracht immers vandaan. En vervolgens bad hij samen met voorgangers uit verschillende kerkelijke gemeenten voor het personeel, de ouders en de leerlingen van de school.
In de zomer van 2012 kwam ds. Breen nog een keer preken in onze gemeente. Hij moest het podium worden opgeholpen, en bracht het evangelie uit Ezechiël 34 vers 31. Daarbij stond hij eerst stil bij het sterven van de dichter Rutger Kopland, want dat stelt ons voor de vraag hoe het zit met de relatie ‘mens – God’. Om vervolgens te benadrukken dat de eredienst beheerst moet worden door het verlangen de stem van de Goede Herder te horen. Die 22e juli was een prachtige zonnige dag en na een kort bezoekje aan zuster den Houdijker kwam hij bij ons eten. Heerlijk in de tuin en zoals altijd ds. Breen belangstellend naar de gezichten die hij had gemist, maar ook naar onze kinderen. Aangezien er in Amsterdam geen middagbijeenkomsten te bezoeken waren ging hij vanaf Duivendrecht met de trein naar Groningen en vanaf daar met de bus naar Drachten. Hij had het allemaal uitgezocht en gewoontegetrouw op een envelop genoteerd. Tegen zevenen ging opeens de telefoon, ‘Jaaaah, ik meld me even thuis, nog een goede avond gewenst!’
Donderdag 28 augustus toen hij ernstig ziek in het ziekenhuis lag, heb ik hem gebeld. Kortademig, maar nog volledig alert. Informerend naar werk en gezondheid, maar uitziend naar het hemels Licht. ‘Waar we nog zo weinig van weten, maar waar het ook goed zal zijn.’ In die vrede en met dat verlangen is hij gestorven. Een markante dominee, die mee het leven in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt heeft vormgegeven. Maar die ook vorig jaar bij zijn 60-jarig jubileum vroeg om giften voor STROOM, de zustergemeente van de OPK, voortgekomen uit het evangelisatiewerk in de jaren tachtig. Toen vond hij al dat gedoe in de Bijlmer maar vreemd, maar nu zag hij in wat het uiteindelijk had opgeleverd. Het was moeilijk te peilen hoe hij terugkeek op alle vrijgemaakte gedrevenheid en ijver van weleer. Hij was duidelijk; al zijn werk in Gods Koninkrijk was zeker niet zijn eigen verdienste en hij wees daarbij altijd op de Christus der Kerk!
Terugkijkend kun je zeggen dat uit een soort haat-liefde verhouding toch ook erkenning en herkenning kan groeien. Zo ging het meerderen die ds. Breen meemaakten spraken na zijn Amsterdamse periode. Wat ik boven beschreven heb, laat dat duidelijk zijn, zijn enkel mijn ervaringen en belevenissen met ds. Christiaan Jakobus Breen. Er vallen ongetwijfeld nog vele verhalen aan toe te voegen.

vrijgemaaktNa de begrafenis op de Nieuwe-Ooster reed ik naar de Keizersgrachtkerk. Een kerk waarbij ds. Breen onmiddellijk hele verhalen had kunnen opdissen over de Doleantie en Abraham Kuyper. In een zaal van deze kerk werd de bundel VRIJGEMAAKT gepresenteerd. Dertigers beschrijven daarin hun verhouding tot de GKv. Sommigen van hen noemen zich kerkverlaters en anderen staan pal voor een kerk waar het evangelie van Christus geleefd wordt! Tussen alle herinneringen doemde steeds weer het beeld van ds. Breen op. Voor hem was er niets nieuws onder de zon waarschijnlijk. Deze verhalen had hij al zo dikwijls moeten aanhoren. Misschien had hij opgeroepen tot een: onderzoek de Schriften en spaar daarbij je eigen ziel niet!