De oma van Sandro

“onze” capparis spinosa

Langzaam kwam ze de trap af naar ons appartement. We hadden haar al een keer in het voorbijgaan ontmoet bij het het hek, maar nu kwam ze met een plastic zakje naar ons terras. Ze wees naar een prachtige plant met lichte paarse bloemetjes. Ze maakte duidelijk dat ze iets wilde plukken en dat haar kleinzoon had gezegd dat de Hollandse gasten dat geen probleem zouden vinden. Sandro, onze huurbaas voor één week, had ons al verteld dat aan de struik kappertjes groeiden. De groene bolletjes zijn eigenlijk ongeopende bloemknoppen en wanneer je ze inmaakt met zout, kun je het later bij gerechten gebruiken. Al plukkend stond oma hele verhalen af te steken, maar ons Italiaans was helaas niet toereikend. Gelukkig kent Coos nog wat potjeslatijn en al snel kwam de telefoon erbij met een foto van de zesennegentig jarige moeder van Coos. Sandro’s oma vertelde dat ze eenennegentig was, maar wel hier en daar wat last had van artrose. Toch wipte ze stevig op een neer om ook bij de bovenste bloemknopjes te kunnen. Toen Sandro even later zijn hoofd door de struiken stak moest oma wel even goed duidelijk maken dat hij zo’n lieve jongen was. Gelukkig kon hij wat vertalen. Een mooi moment, in een land dat ik nog niet kende. Toen ze weer haar weg naar boven had gevonden bedacht ik dat ik natuurlijk een foto van Sandro met zijn oma had moeten maken. Haar gezicht straalde zoveel leven en liefde uit. Sandro moest er wel om lachen; “ze heeft al zoveel ingemaakte kappertjes staan, dat ze die in haar leven nooit meer kan opmaken, toch moet ze perse de verse plukken!” Mooi om haar te ontmoeten en op een simpele manier contact te hebben. Ze straalde geluk uit en toch zal ze waarschijnlijk niet dagelijks de vier kilometer lange weg naar de stad aan de Middellandse Zee afdalen om op het kiezelstrand te gaan liggen. Ik bedenk maar wekelijks een mis bijwoont in een van de mooie kerken in Ventimiglia.

pasta, pesto en kip, met natuurlijk Italiaanse wijn

Op de dag dat we wilden afrekenen stond er een grote doos op de stoep met olie van Sandro’s olijfboomgaard. Vijftienduizend (15.000) liter per jaar oogst Sandro en in het late najaar is in het een paar maanden keihard werken om alles geplukt te krijgen.  Taggiasca-olijven die het vooral goed doen in Ligurië, de regio waar wij zaten, geven een prachtige extra-vierge  olie. (De olijven zijn vrij klein en hebben een extreem lage zuurgraad. Hierdoor heeft de Taggiasca olijfolie een zoete smaak en geen of nauwelijks bittere tonen. Ze rijpen aan de boom totdat ze van groen naar bruin, paarsachtig of zwart zijn veranderd. Zodra ze zijn geoogst, worden ze binnen 48 uur gewassen en geperst. Zodat de extra vierge olijfolie zijn eigen smaak behoud. [citaat internet]). Ook had Sandro er wat takjes van de peperboom bij gedaan en een zak met citroenen uit zijn boomgaard en een stronk van zijn prachtige agapanthus. “Die is zo sterk en doet het overal”, verklaarde Sandro.
De citroenen waren bedoeld om limoncello van te maken. Wij vertelden dat we limoncello in de centrale markthal hadden gekocht. “Moet je gewoon zelf maken”, was Sandro’s opmerking.   Alcohol is in de Italiaanse supermarkt gewoon verkrijgbaar. Sandro was verbaasd dat dat in Nederland niet zo was.  Inmiddels heb ik de citroenen geschild en met een liter alcohol (96%) in een grote ‘Kesbeke-augurkenpot’ gedaan. We wachten het resultaat af. Daarna moet er flink suiker en water bij…

Na een paar weken Luberon was de ‘bloemen-Rivièra’ dus echt heel anders. We werden wel gek van alle scooters en het schijnbaar achteloos gescheur met dit vervoermiddel. Maar eenmaal fietsend over een voormalig spoor van Ospeladetti naar San Bartelomeo al Mare, geen scooters en alleen maar zee, haventjes en her en der prachtige villa’s. Een bijzondere streek waar de verschillen tussen arm en rijk gewoon aan je voorbij trekken.
De pizza bij La Veccchia Napoli, zo hadden we hem in Nederland nog nooit geproefd, maar wie weet maakt Sandro’s oma hem nog lekkerder.