Categorie: geschiedenis

Oekraïne en gemeenteraadsverkiezingen

De Oekraïense vlag op een stuk grond aan de Molenkade in Amsterdam, dat eigendom is van de schoonzoon van president Vladimir Poetin. De zakenman kocht de kavel in 2019 en zou er een aantal bedrijfspanden willen bouwen. Beeld Remko de Waal / ANP

Regelmatig lopen we ‘een rondje Deudekom’. Een typisch taalgebruik in ons gezin, onze oudste dochter liep het regelmatig toen ze op de middelbare school zat en introduceerde geloof ik deze term. We gebruiken ‘een rondje Deudekom’ nog steeds als we vanaf de Vlasdonk naar de Industrieweg (zijn we opeens in de gemeente Ouder-Amstel) wandelen en aan het eind richting de Molenkade lopen. Op het industrieterrein is verhuis en transportbedrijf Deudekom het grootst, vandaar de benaming. Wanneer we de op de Molenkade zijn aangeland lopen we langs de Weespertrekvaart, het verbindingskanaal tussen de Amstel en het Amsterdam-Rijnkanaal. Regelmatig komen er binnenvaartschepen en met mooier weer veel pleziervaart, voorbij. De Molenkade is een wat raar stukje Duivendrecht, wat kleine bedrijven en ook woonhuizen. Na nummer 26, redelijk aan het begin, is er zolang wij ‘een rondje Deudekom’ lopen een braakliggend terrein. We hebben wel eens gefilosofeerd over wat je daar zou kunnen realiseren. Een mooi uitzicht op de passerende scheepvaart, maar aan de overkant kijk je dan wel tegen het dijklichaam van de Ring A10-Oost. Niet echt heel fraai.
Twee weken terug was dit stukje grond opeens landelijk nieuws in verband met de inval van Rusland  in Oekraïne. Zelfs op het zonnige eiland waar we op vakantie waren drong het nieuws via het wereldwijde web door. De Molenkade in opspraak. De landelijke dagbladen schreven erover en een ANP fotograaf schoot een prachtige plaatje. Een verlaten stuk grond, waar zelfs geen schaap wil grazen, is opeens getooid met de Oekraïense vlag. Inmiddels staat er ook een bord met een gedicht van de Russische Nobelprijswinnaar Aleksandr Solzjenitsyn (1918-2008). Een stil en ook klein protest tegen de eigenaar van dit stuk grond Jorrit Faassen. Van hem wordt gezegd dat hij de schoonzoon van Poetin is of was. Gemeente Ouder-Amstel wil niet meer met deze belegger onderhandelen over bebouwing. Wat als Poetin trouwens Oekraïne niet was binnen gevallen? Dan had er waarschinlijk geen haan naar gekraaid.
Een klein stukje grond, wordt zomaar landelijk nieuws en wij liepen er meestal gedachteloos aan voorbij tijdens ons ‘rondje Deudekom’. De komende weken zal de blauw gele vlag er wel blijven staan en herinnert de voorbijgangers aan een verschrikkelijke en onmogelijke oorlog.

Gelukkig konden wij vandaag onze vrijheid vieren door naar de stembus te gaan. Ook de Oosterparkkerk was vandaag een locatie om te stemmen. En terwijl in de nieuwe aanbouw de keuken werd  geïnstalleerd stond er op de stoep een rijtje wachtenden met hun stempas in de aanslag. Maar zullen de partijen worden afgerekend op hun landelijke standpunten? Zullen er nu minder mensen stemmen op partijen die heulden met de Russische leider? Zullen er minder mensen stemmen op partijen die meer en meer wilden bezuinigen op defensie en die niets wilden weten van de 2% NAVO contributie?
Of gaan de stemmers voorbij aan landelijke thema’s en gaan ze echt voor gemeentepolitiek? We zullen zien en hopen ondertussen dat de CU in Amsterdam zijn ene zetel vasthoudt. In Diemen konden we helaas niet stemmen op de CU en moesten uitwijken naar een partij die het ook goed voor heeft met ons dorp.

English Pastoral: An Inheritance

De EO kwam met een bijzondere tv-serie over de GreenDeal; Europa moet in 2050 klimaatneutraal zijn. De grote vraag is natuurlijk of dat gaat lukken. In de aflevering van afgelopen zaterdag (EO – De Oude Wereld) ging het over voedsel. Ontdekker, journalist en interviewer Kefah Allush startte in Zuid-Spanje en via midden Frankrijk kwam hij terecht in de Elzas. In de Spaanse provincie Murcia sprak hij met een boer over de droogte en de verwoestijning, maar ook met een jong boerenechtpaar dat het roer had omgegooid en zich bezighoudt met regeneratieve landbouw  (volgens het www; een productiemethode waarbij natuurlijke hulpbronnen worden versterkt in plaats van uitgeput. De methode richt zich vooral op verbetering van de bodemkwaliteit.) Het zorgde in ieder geval weer voor groene velden, want volgens de zwangere boerin Yanniek was de verwoestijning van grote lappen landbouwgrond voor het grootste deel te danken aan de intensieve landbouw. Te vaak en te veel ploegen en het vele gebruik van bestrijdingsmiddelen hebben de bovenste laag, ooit vruchtbare grond, uitgeput en uitgedroogd. Kefah’s laatste bezoek in deze aflevering bracht hem in de Elzas, in het dorp Ungersheim. Daar was onder leiding van de burgermeester een dorpsmoestuin aangelegd. Alle benodigde groente en fruit voor de inwoners werd op deze manier binnen een straal van een paar kilometer verbouwd; al helemaal voorgesorteerd op 2050!
Van de ‘leespiet’ had ik in december ‘Boerenleven’ van James Rebanks cadeau gekregen. Nadat ik het boek voor de leesclub uit had, heb ik het van de ‘nog te lezen’ stapel gepakt. Beslist geen verkeerde keus, want ik heb het in één ruk uitgelezen. En het bijzondere is dat het precies gaat over waar Kefah Allush in zijn DOW aflevering aandacht aan gaf. Eigenlijk had Allush alleen maar in het Noord-Engelse Lake District op bezoek moeten gaan bij boer-schaapherder Edwards. James Rebanks had in 2015 al een bestseller geschreven over zijn leven als boer-schaapherder. En in Pastorale legt hij uit waarom hij inmiddels ook een aanhanger is van de ‘regeneratieve landbouw’, ook al gebruikt hij die term nergens.
Even tussendoor, mijn exemplaar met de prachtige foto met een wagen vol hooi, heeft een totaal misplaatste titel. Waarschijnlijk probeert de uitgever de kopers te verleiden door een nieuwe titel op een eerder verschenen boek te zetten, maar de oorspronkelijke titel uit 2020 ‘English Pastoral: An Inheritance’ was gewoon uitstekend vertaald (Pastorale – een nalatenschap van een herder). Ook de omslagfoto van die uitgave is vele malen beter dan de vooroorlogse hooiwagen. De ontwerper daarvan is een Vlaming, Herman Houbrechts. Geen idee waar de foto gemaakt is, maar het is beslist geen Lake District, maar zo te zien vlak Vlaams of Nederlands boerenland. Daarnaast heeft ook de ondertitel een behoorlijke wending genomen. Wie komt toch op het idee van dit soort verdraaiingen? Dit is naar mijn idee juist iets waartegen Rebanks zich in zijn boek keert!

Herdwicks in de winter. Een plaat van de Rebanks Calender 2021.

James Rebanks schrijft boeiend, over zijn jeugd waarin hij door zijn opa min of meer wordt opgeleid tot boer. Opa brengt hem liefde bij voor schapen, koeien, paarden en de verschillende soorten gras en graan, maar ook voor vogels, insecten en wat er maar leeft rond de boerderij. Maar het is hard werken en wanneer de boeren niet ‘met hun tijd meegaan’, is er nauwelijks droog brood te verdienen. James keert het boerderijleven dan ook de rug toe en gaat studeren in Oxford. Toch keert hij uiteindelijk terug om de boerderij van zijn opa over te nemen en stap voor stap zo in te richten dat er weer diversiteit ontstaat aan planten, bloemen en grassen. Ondanks eerdere aarzelingen gaat hij op stap met natuurbeschermers, ecologen en biologen en leert zodoende nog veel meer over het aan hem toevertrouwde land. Het riviertje dat over zijn land loopt krijgt weer zijn oorspronkelijk kronkelige loop. Kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden stap voor stap verbannen. En waar andere boeren eerst meewarig nar Rebanks kijken, gaan er steeds meer collega’s meedoen om een gelukkigere boer te worden.
Op een dag worden er metingen gedaan op zijn bedrijf. “Onlangs werden we gecontroleerd op CO², en bleken we meer CO² op te slaan dan te gebruiken of uit te stoten, en ik denk dat we nog veel meer kunnen opslaan.” (pg 240) Dat laatste is natuurlijk een geweldige opsteker, als het bij één boer kan, kan het bij heel veel boeren, ook in ons land. De veranderingen gaan niet zonder slag of stoot, het kost vaak een heleboel inspanning, soms zijn er tegenslagen. Maar Rebanks beseft ook dat hij met de ‘regeneratieve’ manier van werken, de aarde voor de toekomst behoudt. In het middelste gedeelte van zijn boek gaat het over wat de gevolgen zijn van schaalvergroting, ruilverkaveling en het vele gebruik van pesticiden en kunstmest. De boerderijen worden groter en groter, de machines moderner en moderner. Maar Rebanks laat ook zien dat een boer op een supersonische tractor (zoals wij ze kennen van de laatste boerenprotesten op het Malieveld) in zijn afgesloten cabine met muziek op zijn koptelefoon, geen tijd heeft om een broedende weidevogel te sparen, als hij deze al ziet. De getekende wulp voorop de Engelse uitgave is wat dat betreft symbolisch.

Rebanks boek deed mij denken aan de kippen, varkens en koeien bij ons thuis op het boerderijtje tussen Hoogeveen en Hollandscheveld. Mijn vader was een keuterboer en ons gezin kon niet bestaan van de opbrengsten van het boerenbedrijf. Niet lang na de oorlog ging mijn vader er daarom bij loonwerken. Hij was een van de eerste keuterboeren met paarden en de daarbij behorende machines. Een machine met een maaibalk, een hooischudder en een ploeg. Ik leerde melken toen ik een jaar of tien oud was, gewoon met je handen, op een krukje tegen de warme buik van een koe gedrukt. We hadden toen nog zo’n vijftien koeien op stal. Maar eind jaren zestig van de vorige eeuw waren melkkoeien niet meer te combineren met het bedrijf in hout en bouwmaterialen dat was voortgekomen uit het loonwerken. In de winter hadden we nog wat pinken op stal, die in het voorjaar weer lekker de wei in konden. Het melken was te arbeidsintensief geworden. Ruim vijftig jaar later zijn er in Zuid-Drenthe nauwelijks keuterboeren meer en de boeren die er nog zijn hebben heel veel bij de bank moeten lenen. Paralellen genoeg met noordwest Engeland

Rebanks boek is goede literatuur, er staan prachtige natuurbeschrijvingen in, maar ook zijn gezinsleven en het generatieconflict met zijn ouders komen voorbij. De liefde voor het boerenbestaan steekt Rebanks niet onder stoelen of banken. Ondertussen geeft het inzicht in de huidige problemen van de landbouw, grootschaligheid, te grote leningen en daardoor heel veel stress. Dit boek moet verplichte kost zijn voor boeren en burgers die zich betrokken weten bij het platteland. Het moet verplichte kost zijn voor politici, beleidsmakers en natuurbeschermers. En de lezer gaat hopelijk nadenken over waar zijn brood, groenten, fruit en vlees  vandaan komt.
Op Youtube zijn verschillende fulmpjes te vinden over het James Rebanks (zijn boerderij staat bij  Matterdale in Cumbria) in het Lake District. Over het Nationaal Park zijn meerdere video’s te vinden. (Author James Rebanks on new book “Pastoral Song” and farming today)
En nog eentje: Rebanks met Landrover  

Documentaires, waarom?

De IDFA vlaggen zijn weer binnengehaald en de masten weer keurig opgeborgen. Maar in mijn hoofd zinderen verschillende documentaires nog steeds na. Van verschillende kanten werd mij gevraagd wat de meest bijzondere of meest indrukwekkende van de veertien documentaire was, die ik had gezien. Eigenlijk is daar geen antwoord op te geven, ze waren boeiend! De laatste documentaire die ik op de IDFA zag was: ‘Babi Yar – Context’. Een indrukwekkend relaas, met als aanloop de inval van Duitse troepen in Polen en de Sovjetunie in 1941. Met alleen maar oorspronkelijke beelden worden de verschrikkingen van de oorlog getekend. Het geluid (achteraf toegevoegd) droeg daar ongetwijfeld aan bij, ontploffende granaten, geweervuur, vallende bommen en het donderende lawaai en geraas wanneer weer een boerderij of gebouw werd opgevreten door vuur. Eenmaal in Kiev (Oekraïne) staan er mensen langs de straat om hun zogenaamde bevrijders te verwelkomen. Lenin en Stalin worden van de gevels geplukt en het portret van Hitler komt er voor in de plaats. Niet veel later worden Joden opgeroepen om zich te verzamelen. Uiteindelijk worden door een politiecommando in opdracht van Himmler 33.771 Joden vermoord in een ravijn buiten de stad(september 1941). Twee jaar later heroveren de Russen Oekraïne, worden de Duitsers verdreven en Lenin en Stalin weer opgetuigd. De Russen willen niet erkennen dat in het ravijn Babi Yar de slachtoffers alleen maar om hun Jood-zijn werden vermoord. In de documentaire is te zien hoe acht daders worden opgehangen, maar ook hoe het ravijn ‘Babi Yar’ uiteindelijk een park wordt met flats en wegen en min of meer wordt uitgewist. Men stopt het verleden liefst zo veel mogelijk weg. Een document dat echter een onuitwisbare indruk achterlaat.
Uit de bibliotheek had ik een paar weken daarvoor een boek meegenomen onder de titel ‘Doodgewone mannen – De rol van een Duits politiebataljon in de Endlösung in Polen’. Christopher R. Browning  schreef een belangrijk boek, ‘dat de kijk op de Holocaust blijvend heeft veranderd. Het geeft antwoord op de vraag hoe ‘gewone mannen’ in staat kunnen blijken een massamoord te plegen’ (citaat van de uitgever). Ook in dat boek wordt ‘Babi Yar’ genoemd in een lange rij van moordpartijen door Duitse soldaten gepleegd. Door de documentaire kreeg ik er beelden bij, van gewone mensen, soms luid lachend, die nietsontziend mensen vernederen, verkrachten, vermoorden en al plunderend het ene na het andere landschap verwoesten.

Het boek ‘De gestolen tijd’ was eigenlijk de aanleiding voor deze blog. Zoals meer lezers, lees ik vaak een boek of vijf tegelijkertijd. Soms heb ik een boek op mijn nachtkastje liggen en lees dan een hoofdstuk voor het slapen. Zonder een paar bladzijden te lezen, kom ik trouwens maar slecht in slaap. Dit bijzondere boek lag dus weken achtereen naast mijn bed. Mijn geliefde zus was trouwens de aangeefster van dit boek, ze zette er wel haar naam in; het moet nu dus terug.
Philo Bregstein heeft met dit boek een geschreven documentaire afgeleverd. Hij is trouwens ook filmmaker en romanschrijver, vandaar dat het een een prachtig leesbaar verhaal is geworden over de Joodse wortels van zijn vader. Bregstein neemt ons in het eerste deel mee naar Litouwen, waar hij zijn ‘neef’ Grisja Bregstein ontmoet. Grisja woont al lang niet meer in Panemune (buitenwijk van Kaunas), want hij is met zijn ouders in 1940 naar Siberië verbannen. Ondertussen gaat het verhaal over de verschrikkingen die de Joden in Litouwen hebben geleden. Weinigen hebben de holocaust overleefd. In het Litouwse gedeelte raakt het verhaal van Bregstein aan de geschiedenis die Jan Brokken beschreef in ‘De rechtvaardigen’ over consul Jan Zwartendijk (Philipsdirecteur in Kaunas). Zwartendijk komen we in het boek van Bregstein niet tegen, maar wel de Japanse consul Suginara.
Al gravend in zijn familiegeschiedenis komt Bregstein ook op het spoor van de Amerikaanse tak van zijn familie, de Breakstone’s. Verschillende keren reist hij daarom naar de VS en ook naar Zuid-Amerika om verschillende nazaten van zijn overgrootouders op te zoeken. Door hun verhalen leert hij meer over zijn grootvader Bregstein en uiteindelijk ook over zijn eigen vader. En hiermee raken we ook aan de diepere waarde van veel documentaires. Het leert de kijker veel over verschijnselen in de wereld, over historische gebeurtenissen, maar ook over familiegeschiedenissen die anders verborgen zouden blijven. Afgelopen week waren er in de late avond op NPO2 twee documentaires die dat ook prachtig lieten zien. Dinsdag werd ‘Misha and the Wolves’ uitgezonden (ging ook over de Tweede Wereldoorlog) en woensdag werd een autobiografische documentaire uitgezonden van Heddy Honigman over haar leven. Vooral in de laatste docu was goed te zien hoe een documentairemaker te werk gaat. Ook een docu is geen wetenschappelijk verslag van harde feiten, maar bijna altijd een persoonlijke interpretatie van het verleden. Dat maakt het ook zo boeiend, omdat je je eigen verhaal er aan kunt spiegelen, maar ook omdat het diepere inzichten en drijfveren van mensen ontrafeld. Documentaires gaan over echte gebeurtenissen, het zijn geen speelfilms. Ook die laatste kunnen boeiend zijn, maar op een of andere manier vind ik documentaires interessanter.

Pure genade, een niet gestelde vraag

Op de verjaardag van mijn oudste broer, afgelopen woensdag, regende het ’s morgens pijpenstelen. Gelukkig was het in de middag weer opgedroogd en kon ik heerlijk op de fiets naar de Waalse Kerk aan de Amsterdamse Oudezijds Achterburgwal. Het HDC had een lezing georganiseerd met Freek de Jonge als spreker. Volgende week verschijnt het tweede deel van zijn memoires, wat eigenlijk het eerste deel is. Het blijft een grappenmaker die de Jonge. Freek de Jonge komt uit een domineesfamilie, dus mooi om hem eens te horen spreken in een van de mooiste kerken van Amsterdam.
Het werd een boeiend verhaal over vader en grootvader de Jonge. En het kan niet anders dan dat het ook de cabaretier heeft beïnvloed, en de cabaretier is de laatste om dat tegen te spreken. Op een vraag van de onvolprezen gespreksleider Wim Berkelaar, antwoordde Freek de Jonge dat hij het zelf ziet als een stap in het evolutieproces. Grootvader was bijbelcolporteur en evangelist, zijn vader werd theoloog en predikant en hijzelf ging weer een stap verder; een soort volksopvoeder of superdominee. Deze laatste twee typeringen zijn niet van hem, maar van mij. Zelf liet hij het in het vage, de toehoorder mocht het zelf invullen. Maar het was wel een volgende stap in de evolutie… Niet zo onlogisch dus, dat hij daarbij gebruikt maakt van allerlei begrippen en taal van de evangelist en de dominee. En het klink naar mijn idee ook nog zeer gemeend ook.
De Jonge verwees bijvoorbeeld naar het verhaal van Henoch, zijn vader hield over dat verhaal de mooiste preek van zijn leven. Henoch was de man die wandelde met God, het verhaal is te lezen in Genesis 5: 21vv. Henoch wandelde zo vaak met God, preekte ds. de Jonge, dat hij steeds een beetje dichter bij het huis van God kwam. Zo kon Henoch uiteindelijk opgenomen worden in Gods huis, hij hoefde niet meer terug naar zijn eigen huis. Die dominee de Jonge kon het mooi brengen; zijn zoon zag in ‘het wandelen met God’ (in de NBV veel minder fraai vertaald met:  Henoch leefde in nauwe verbondenheid met God) een vorm van mediteren, want dan kom je dichter bij God. En bij de cabaretier vertaalt zich dat in en hunkering naar het discours van het mystieke. De zoon van de dominee heeft er geen enkele moeite mee om dan te zeggen ‘dat het tot je komt’.
Dat laatste maakte de Jonge nog een keer duidelijk met het maken van liedjes, hij zei: “Het is pure genade bijvoorbeeld, hoe een liedje tot je komt”. De zoon en kleinzoon van evangelieverkondigers schroomde dan ook niet zijn gehoor, gemiddelde leeftijd tegen de zeventig, voor te houden dat het armoe troef is dat er nog zo weinig met dit gegeven wordt gedaan. Er is volgens hem een grote behoefte aan zoeken naar meer tussen hemel en aarde. “Het primaat van de ratio moeten we weerspreken”, zo sprak de Jonge.
Ik heb het niet gedaan. Wim Berkelaar daagde de zaal meermalen uit om nu het toch een keertje kon de grote cabaretier, een vraag stellen. Ik vond het te pedant om de vraag ,die mij bleef bezig houden, te stellen. Het antwoord kon ik immers uittekenen. Want wanneer je zo goed beseft dat er ‘pure genade’ is en dat ‘het zomaar tot je kan komen’, waarom grijp je die genade dan niet met beide handen vast? Waarom niet geloven in een God die boven ons verstand uit gaat en zijn zoon uit pure genade, tweeduizend jaar geleden liet rondlopen in Israël? Waarom heeft de essentie van ‘pure genade’ zo afgedaan in onze tijd?

 

slavernij

Deze week hoorde ik een vraaggesprek op Radio 1; ‘oorspronkelijke bewoners van Suriname’ eisen óók excuses. Immers ook zij hebben te lijden gehad van Europese kolonisten die hun land tot een wingewest probeerden te maken. Zo op het eerste gezicht logisch. Wanneer een stad als Amsterdam heel nederig excuses maakt voor wat zij in het verleden verkeerd hebben gedaan met betrekking tot de slavenhandel, is het niet zo gek dat ook andere groepen aanspraak maken op excuses voor wat hun voorouders is aangedaan. Zoals aan Aboriginals in Australië en de Noord-Amerikaanse Indianen excuses gemaakt worden, kan dat ook aan de Indianen (als je hen beschouwd als oorspronkelijke bewoners) die indertijd in Suriname woonden. Ze werden verdreven door de eerste kolonisten en uitgebuit en later nog verder verdreven door onder andere gevluchte slaven. Mensonterend en ook na eeuwen, niet  goed te praten.

Afgelopen weekend had ik juist het intrigerende boekje van emeritus hoogleraar Piet Emmer uitgelezen.  Een paar maanden terug had ik een vraaggesprek met hem gehoord op de radio. Hij legde daarin uit waarom hij naast het standaardwerk “Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel” (ruim 300 pagina’s), opnieuw een boek over slavernij heeft geschreven. Emmer was lange tijd hoogleraar in Leiden en is volgens Wikipedia een specialist op het gebied van slavernij en immigratie. Met zijn uitlatingen en publicaties heeft hij trouwens ook verschillende keren de toorn van ‘activisten op slavernijgebied’ over zich afgeroepen. In een artikel van De Groene Amsterdammer vindt je deze discussie terug (website De Groene). Zijn relativerende opmerkingen over aantallen en de behandeling van slaven, vielen niet altijd in goede aarde. En nu er de laatste jaren er gelukkig steeds meer aandacht voor dit onderwerp is, worden er volgens Emmer ook veel onjuistheden rondgestrooid. Hij heeft kritiek op wetenschappers die zonder goede bewijzen iets poneren, kritiek op de ‘Canon voor het onderwijs’ en ook kritiek op makers van tv-programma’s en tentoonstellingen. Tijd dus om opnieuw zijn stem te laten horen. Ditmaal in een overzichtelijk en niet al te dik boek, met de woorden ‘in een notendop’ als toevoeging. Het leest gemakkelijk en geeft een goed overzicht van wat de rol van Nederland was in de Atlantische slavenhandel. Nederland was immers niet het enige land dat slaven kocht op de westkust van Afrika en transporteerde naar de Nieuwe Wereld. Emmer legt kort en bondig uit waarom slaven werden ingezet als arbeidskracht, hoe wijdverbreid en oud deze misstand al is en hoe en waarom men deze slaven kon kopen in Afrika. Bij dat laatste onderwerp vertelt de auteur hoe het zat met de Arabische en Afrikaanse slavenhandel en hoe voorwaardelijk deze was voor de Europese slavenhandel. Emmer praat niets goed, uit op meerdere plaatsen zijn afschuw over wat er tussen 1500 en 1850 is gedaan door meerdere Europese landen. Maar hij probeert ook bij de feiten te blijven en duidelijk te maken hoe Afrikaanse stammen slaven maakten en verkochten aan Arabieren en later aan Europeanen. Dat laatste wordt door een aantal deelnemers in het huidige debat over slavernij liever niet genoemd. Emmer verwijst daarbij verschillende keren naar een uitstekende website over de slavenhandel: slavevoyages.org. Mijn persoonlijk gevoel na het lezen van ‘De geschiedenis van de slavernij in een notendop’ is dat het een genuanceerd beeld geeft van vele, vele zwarte bladzijden uit onze vaderlandse geschiedenis.
In een recensie las ik dat het lezen van dit boek net zo veel tijd kost als het bekijken van de op dit moment lopende tentoonstelling in het Rijksmuseum over Slavernij. Die tentoonstelling heb ik nog tegoed, maar het lezen van dit boekje was waarschijnlijk minstens zo leerzaam.
Politici, leraren, onderwijzers, talkshow-presentatoren, journalisten en alle verdere geïnteresseerden in geschiedenis; lees dit boek. Je hoeft het niet in alles eens te zijn met wat Emmer aan zijn meningen te berde brengt, maar wat binnen en buitenlandse wetenschappers hebben uitgeplozen en door hem zorgvuldig is bestudeerd en ook onderzocht, het is te belangrijk om ongelezen te laten. Het verruimt je blik op de discussie en herinnerde mij weer aan de beroemde uitspraak van Bilderdijk: ‘In ’t verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal’.

Voetbalstadion in Qatar, slavenarbeid?

En excuses en schuldgevoel over deze bladzijde van ons verleden? Emmer is er vrij duidelijk over, doe het dan bijvoorbeeld ook voor kinderarbeid in de veenkoloniën of de foute behandeling van homoseksuelen of de discriminatie van Joden de eeuwen door. Dus excuses voor de oorspronkelijke bewoners van Suriname? Ik denk dat dan het einde zoek is en wat schiet je er mee op. Erken dat er door onze voorouders veel, heel veel verkeerd is gedaan. En ondanks het feit dat Nederland vandaag de dag een zeer welvarend land is met een hoog geluksgevoel, worden er aan de lopende band nog misstanden in stand gehouden. Denk aan de toeslagenaffaire, of de schadeloosstelling van slachtoffers van de aardbevingen in Groningen. Maar besef ook wat voor leed en schuld er op dit moment is en ook zal ontstaan in Afghanistan, mede door toedoen van onze Nederlandse politici en daarin impliciet ook de kiezers die ministers aan hun macht hielpen. En hoe fout slavernij in het verleden ook is geweest, slavernij bestaat anno 2021 nog steeds. Denk aan Oeigoeren in Chinese werkkampen, denk aan onderbetaalde werknemers in erbarmelijke omstandigheden in de kledingindustrie. Denk ook aan al die moderne slaven en slavinnen die de rijke Arabieren er op na houden. We laden met elkaar dus nog steeds schuld op ons en kunnen ‘excuses’ beter omzetten in ‘strijden voor een samenleving zonder slavernij’.

●●●●● de Waal

Onze vakantie in Frankrijk ligt al weken achter ons. Met open armen werden we op het kasteel en de camping ontvangen; eindelijk weer vakantiegangers over de vloer. Omdat het nog geen 9 juni was, hadden we min of meer het rijk alleen. Ongestoord, getest en gevaccineerd konden we ronddwalen over een uitgstorven camping en genieten van lezen, luieren, prachtige natuur en fietsen. Ik had de achterbank van onze auto thuisgelaten, zodat we extra ruimte zouden hebben voor boeken en wijn. Dat laatste was voor de terugreis wel nodig, bezoeken aan ‘Les Davids‘, nog nooit zo’n modern en bijzonder wijnhuis gezien, en ook aan ‘Chateau Canorgue’, zorgden voor extra gewicht op de terugreis. Mocht u ooit in de buurt van deze twee wijngaarden komen, een regelrechte aanrader! En… we hebben nog wat liggen, dus u kunt komen proeven.
We hebben trouwens ook flink wat tochtjes gemaakt op onze e-bikes, deze keer met helm. Zeker in Frankrijk, waar weinig fietspaden zijn, geen overbodige luxe. Na de vakantie waren we inmiddels zo gewend aan de fietshelm, dat het een soort automatisme is geworden. Zeker voor e-bikers die al gauw 25 km. op de teller hebben staan, geen overbodige luxe.

Maar nu de titel van deze blog, vijf sterren voor het laatste boek van Edmund de Waal. Al verschillende keren heb ik over de Waal geschreven. (voor geïntresseerden de blogs: rijksmuseum, advies opgevolgd  en netsukes) In het NRC las ik in mei een recensie over het laatste boek van de Waal, ‘Brieven aan Camondo’. Gelukkig was mijn favoriete boekhandel weer volledig open en hadden ze meerdere exemplaren op voorraad. Zo ging ook dit boek in de doos, samen met onder andere ‘De weg naar Cliffrock Castle’, ‘Mrs. Degas (voor de boekenclub) en ‘Jack’ van Marilynne Robinson. Meestal nem ik meer boeken mee dan ik kan lezen, deze keer een stuk of tien, maar dan heb ik in ieder geval keus. Over die andere drie valt ook veel te vertellen, maar dat moet maar een andere keer.
Eerst maar even over het omslag van het boek. De uitgever heeft terecht dit boek een hard kaft met stofomslag megegeven, ziet er prachtig uit. Ook de kleur is goed gevonden, bezoek maar eens de site van ‘Musee Nissim de Camondo’ (website). Op sommige foto’s kom je deze kleur tegen, maar de vraag daarbij is of het echt de kleur vam de stenen zijn of van de verlichting. Even zoeken op het internet levert de omslag van de oorspronkelijke Engelse editie op. Die is wat kleur betreeft meer bruin-grijs en lijkt erg op het behang in het Museum. Het monogram op de omslag heeft copyright en is dus op beide uitgaven hetzelfde, voor calligrafieliefhebbers een mooie uitdaging! Wat verder zoeken levert trouwens ook een Engelse uitgave op die vrijwel identiek is aan de Nederlandse, maar ik heb het idee dat de de uitgave is voor de VS. Op de site van de schrijver vertelt hij in een video over het ‘Brieven aan Camondo’, daar is ook de Engelse versie te zien. Hoe de Amerikaanse omslag dan weer terecht komt in Nederland; bijzonder. Navraag bij de uitgever zou misschien opheldering kunnen geven. Wat mij opvalt is dat op het min of meer grijze omslag de titel gezet is in even grote kapitalen, en op de Nederlandse uitgave is Camondo in even grote kapitalen als de naam van de schrijver. De “grijze” is wat mij betreft evenwichtiger.  Gelukkig is de titel wel één op één vertaald en zit daar geen gekke vergissing meer in zoals bij de Waals eerste boek.
‘Brieven aan Camondo’ is heel anders dan de Waals eerste boek, dat was een bijzondere zoektocht naar de herkomst van zijn Frans-Oostenrijkse Joodse familie. Dit boek is een brief aan de stichter van het Museum Nissim de Camondo’, Moïse de Camondo. Wandelend door het museum bezoekt de Waal kamer na kamer en schrijft daarover brieven, met vragen, gedachten en overdenkingen. Daarmee langzaam een beeld scheppend van de tijd waarin Moïse de Camondo leefde, wat zijn achtergrond was en waarom hij uiteindelijk zijn huis naliet als een mausoleum ter nagedachtenis van zijn jong gestorven zoon. Door de Waals persoonlijke brieven duidt hij het leven van monsieur Camondo en probeert hij die te plaatsen in een voor ons soms onbegrijpelijk stuk geschiedenis.  De Waal biedt een bijzondere inkijk in de familiegeschiedenis van deze familie, die weer op allerlei manieren vertakkingen had met de familie Ephrussi. Het boeiende aan dit boek is dat het op een prachtige literaire manier mensen tot leven brengt. Eén van de mooiste hoodstukken vind ik XLI (41), de schijver geeft een lijst van onderwerpen om te bespreken. Elke onderwerp zet aan tot overdenken en je droomt weg om er over te filosoferen; ‘Over de geluiden van zilver op porselein’ of ‘Over familiegraven’ of ‘Over de Verlichting. de bevrijding van de Joden. De afschaffing van de slavernij.’ …..
Deze ‘Brieven aan Camondo’ geven opnieuw een indringend beeld van rijkdom, oorlog, vervolging, jodenhaat, de zin van kunst…. Een aanrader, om te herlezen en sommige hoofdstukken misschien zelfs hardop lezen.

stemhulp

Het leverde mooie meditatieve momenten op achter de speeltafel van het Maarschalkerweerd-orgel in de Oosterparkkerk. Links beginnen en wanneer de orgelmaker “jaaaahh” roept, een toon overslaan en de volgende indrukken. Rechts aangekomen beginnen we overnieuw, maar beginnen we met een  zwarte toets. “Aanslaan…. volgende…. jaaahh…” en dat met Drents accent, want de orgelmaker woont nog steeds vlak bij onze geboortegrond. Halverwege sluit ik mijn ogen en droom weg, op de achtergrond het getik tegen de orgelpijp. Flarden psalmzinnen resoneren door mijn hoofd en schrik op van een volgende uitroep van de orgelmaker en druk snel de volgende toets in. Bij sommigen registers mag ik een loodblokje gebruiken, anders krijg ik kramp. “Laat zich ’t orgel overal – Bij het juichend vreugdgeschal, – Tot des HEEREN glorie, paren.” De oude berijming van psalm 150 zingt door mijn hoofd en ik probeer te bedenken wat toch ’tot glorie paren’ betekend. Tegelijkertijd besef ik dat de psalmdichter, die waarschijnlijk honderden jaren voor Jezus van Nazareth dit dichte, nog nooit van een orgel had gehoord of laat staan er één had gezien.
Twee dagen ben ik ‘stemhulp’ geweest en ga niet googelen op dat woord, want je verzeild in een eindeloze reeks sites met kieskompassen. En van Dale vermeldt alleen maar stemhoorn en stemijzer (waar stemhulp tussen zou passen), twee instrumenten die de orgelmaker meenam de orgelkast in. Maar zoek je stemhulp in combinatie met orgel, dan komen er allerlei sites voorbij die adviseren over het stemmen van orgels. Wanneer de orgelmaker zoiets in zijn eentje zou moeten doen, zou het hem weken kosten om een orgel te stemmen; stemhulpen zijn onmisbaar, in tegenstelling tot kieskompassen.

Het linker registerblok

De fase 1 renovatie van onze kerk loopt op z’n eind. Op dit moment moet hier en daar nog een druiper en een deukje worden weggewerkt. De lift voor rolstoelen functioneert, maar een onverlaat heeft wel drie tegels stuk gereden. Het orgel is het laatste project van fase 1. Twee weken geleden hebben we de gerestaureerde blaasbal en de grootste reguleerbalg weer in hun hok geplaatst; prachtig gerestaureerd in de werkplaats van de orgelmaker.  Na alle aansluitperikelen moesten hier en daar nog verschillende registers lekvrij worden gemaakt en de aansluiting van meerdere pijpen worden hersteld. Net als het kerkgebouw, dateert ook het orgel uit 1904. Het werd gebouwd door de bekende Utrechtse orgelbouwer Michaël Maarschalkerweerd. Deze orgelbouwer had in1890 het orgel voor het Concertgebouw, aan het Museumplein, gebouwd voor ruim 20.000 gulden. Ons orgel kostte volgens de archieven 7000 gulden. Echte orgelkenners beweren dat ‘ons’ orgel een kleine kopie is van het Concertgebouworgel. Uniek dus en waarschijnlijk heeft de toenmalige organist Louis Robert veel invloed gehad op de dispositie.

De klavieren, met daarboven knopjes voor de zwelkast.

De oorspronkelijke tekeningen van het orgel vertellen dat het echt een symfonische opzet had. Dwars door het orgel was een ‘zwelkast’ aangebracht om bepaalde stemmen harder en zachter te laten klinken. Verschillende onderdelen bevinden zich nog in het orgel, maar helaas is er veel gesloopt en is in 1958 een aantal stemmen vervangen. Er werd rigoureus gesloopt en vervangen, inmiddels hadden organisten een ‘modernere’ en andere muzieksmaak. Natuurlijk zou het fantastisch zijn om het instrument weer in oorspronkelijke staat terug te brengen, we zouden in Nederlands orgelland dan een uniek instrument in ons kerkgebouw hebben. Maar u zult begrijpen dat aan een dergelijke restauratie een fors prijskaartje hangt, wat al gauw richting de 200.000 euro loopt. Ideeën zijn welkom natuurlijk. Misschien moeten we maar eens beginnen een ‘Stichting tot Restauratie van het Maarschalkerweerdse OPK orgel’ op te richten.

Voor de orgelleken onder ons, de registerknoppen worden niet uitgetrokken, maar naar beneden gedrukt. Dat laatste zorgt er voor dat via verdeelkastjes en loden pijpjes er lucht in de betreffende orgelpijp komt als je een toets indrukt. Uiterst gevoelig en het het geeft ook windverlies. Op de laatste foto een kijkje in de speeltafel, waar je alle loden buisjes ziet lopen. Al met al een ingewikkeld systeem en tegenwoordig wordt pneumatiek in de orgelbouw niet meer gebruikt. Later is men overgestapt op elektrische schakelingen, maar voor de echte orgelbouwer is dat vloeken in de kerk. Tegenwoordig probeert men weer zoveel mechanische orgels te bouwen.

Bewaren…… is ook niet alles, maar toch….

Mensen die mij wat beter kennen, weten dat ik eerder ben van bewaren, dan van weggooien. Ik word bijvoorbeeld heel erg blij als een broeder die kleiner gaat wonen mij opbelt en brochures aanbiedt uit de jaren 1966 en 1967. Het is al jaren terug toen een oudere zuster uit onze kerk kleiner ging wonen en een bijzonder behulpzame groep jongeren uit de kerk haar met de verhuizing hielpen. Achteraf bleek dat stapels brochures uit de tijd van de Vrijmaking en de kerkscheuring van 67 in de papiercontainer waren verdwenen. Ik kan daar niet tegen. Toen ik in 2011 met een burn-out thuis zat, bleek achteraf dat de ‘opruimers’ in de school, grote delen van het fotoarchief (ooit zo zorgvuldig opgebouwd door de heer Wietsma) in de oud-papierbak hadden gekiept. En later deed men dat ook met de laatste exemplaren van de herdenkingsbundel over 50 jaar gereformeerd onderwijs in Amsterdam. Ik kan niet anders dan dat ‘doodzonde’ vinden. Een aanhanger van Marie Kondo’s ideeën ben ik dus niet. Aan de andere kant heb ik helemaal niets tegen opruimen en netjes ordenen, alhoewel mijn lief daar soms anders over denkt.
Je hoeft maar een paar keer naar ‘Verborgen Verleden’ te kijken om te beseffen wat een dagboek, een aantekening, een foto  of een brief uit een ver verleden kan betekenen. Vandaag de dag zijn bijvoorbeeld foto’s zo gewoon geworden, dat we vergeten dat foto’s van onze grootouders en overgrootouders vaak erg bijzonder zijn. Laat staan dat je een foto of afbeelding hebt van je betovergrootouders, echt uitzonderlijk. Gooi dus nooit zo maar iets weg! (NB: Lezer Cees maakte mij attent op een tikfout in bed-overgrootouders. Ik vaar dan toch te veel blind op de de spellingscontrole. Cees kreeg een beeld van overgrootouders in bed… Excuses voor deze rare fout.)
Een paar weken terug heb ik mijn stapel krantenknipsels (van ongeveer drie jaar) doorgeworsteld, moest toch nodig eens worden opgeruimd.  Toen ik ooit in de eerste van de Pedagogische Academie zat ben ik al begonnen om knipsels te verzamelen, misschien was het trouwens al wel toen ik op de HAVO zat. Jaren daarvoor was dat ontstaan, omdat ik geïntrigeerd was door  alles wat met het Koninklijk Huis te maken had. In een afgedankt behangboek, die ik kreeg van mijn oudste zus, plakte ik allemaal artikelen en foto’s van onze koningin, in die tijd Juliana, en ook van de prins en hun dochters. Inmiddels is mijn liefde voor het koninklijk Huis niet meer van dien aard dat ik foto’s uitknip, of elke week naar Blauw Bloed kijk. Wanneer dat laatste programma op een ledenraadsvergadering van de EO ter discussie zou komen te staan, zal ik beslist geen warm pleitbezorger zijn. Toch is daar dus wel de liefde voor bladeren en uitknippen begonnen. In een bureaula boven heb ik trouwens nog een flinke stapel oude knipsels liggen. Ze gaan over kerkelijke gebeurtenissen, geschiedenis en ook over onderwijs natuurlijk. Ook bijzondere interviews zitten er tussen denk ik. Eigenlijk zou ik ook die stapel weer eens moeten selecteren. Er zitten ook complete kranten tussen, over een Elfstedentocht, de aanslag op de Twin Towers en de inhuldiging van Beatrix. Misschien moet ik het ook maar gewoon overlaten aan onze dochters om het later in de papierbak te gooien. Voor nu is het gewoon lekker om die knisperende stukken krantenpapier nog eens te lezen, te ruiken en dan te kiezen tussen schoenendoos of oud papier.
Ondertussen was Coos bezig om een aantal dozen op te ruimen waarin nog allemaal spullen van Harm zaten; diploma’s, stapels foto’s die hij maakte met zijn eerste camera, aantekeningen en werkstukken van de HAVO en de Hogeschool van Amsterdam. Maar ook kwam een stapel petten op tafel en zijn verzameling schaatsmedailles. Emotionele momenten en iedere keer twijfel over wegdoen of bewaren. De petten vonden gelukkig een goede bestemming in Vriezenveen en een doos met geselecteerde spullen zal zeker ergens op zolder blijven staan. Maar misschien ook is veel in te scannen en maken we er nog eens een album van.

Zo had ik ook een recensie uitgeknipt over de autobiografie van Barack Obama. Waarschijnlijk had Sinterklaas in mijn krantenknipsels zitten struinen, want met pakjesmiddag kreeg ik die dikke pil cadeau, inclusief een mooi gedicht! Zeker bij het opruimen is het leuk om dan het betreffende commentaar nog eens terug te lezen. Inmiddels had ik al zo’n honderd pagina’s Obama verslonden. Wat mij dan opvalt bij zo’n recensie is dat je sterk het idee krijgt dat de betreffende recensent het boek alleen maar doorgebladerd heeft, hier en daar een bladzij gelezen en vervolgens achter de computer een stukje in elkaar heeft gedraaid. Want echt alle bijna negenhonderd pagina’s gelezen, ik vraag het mij af. In het begin wisselde ik Obama af met ‘de Opgang’ en ‘Revolusi’, maar nadat ik het aangrijpende verhaal van Stefan Hertmans had verslonden, heeft Obama mij helemaal in zijn greep. ‘Revolusi’ heb ik ondertussen even weggelegd, maar wel de boeiende driedelige documentaire over laatste ooggetuigen van de Indonesische revolutie na WOII van David van Reybrouck bekeken. Mocht u die gemist hebben; ga terugkijken op npostart!
Maar terugkomend op Obama’s boek, dat is zeker een aanrader.  Natuurlijk is deze autobiografie een persoonlijk terugblik en daarom ook niet perse objectief. Met met vier jaar Trump achter ons, is het uiterst boeiend om te lezen hoe Obama in de aanloop naar zijn verkiezing als president eind 2008 al geconfronteerd werd met uiterst rechtse kiezers en het populisme dat zich uitte bij Sarah Palin, de running mate van John Mc Cain, zijn Republikeinse tegenstander. Op mij komt zijn verhaal eerlijk en authentiek over. Het is een uitgebreid verhaal en waar nodig ook met eerlijke en duidelijke zelfkritiek. Er werd natuurlijk ontzettend veel van deze president verwacht, en Obama is de eerste om toe te geven dat hij veel van wat hij beloofd had en echt wilde veranderen, niet gelukt is. Zijn start, midden een economische crisis was ongelooflijk zwaar en vervolgens had hij ook geen meerderheid in het congres. En dan toch optimistisch blijven  en doorgaan met het bevorderen van gelijkheid tussen zoveel verschillende bevolkingsgroepen, bijzonder. Al lezend zou je wensen dat alle Nederlandse politici iets van de wijsheid van deze bijzondere president zouden hebben.

 

een gezegend 2020, een kleine terugblik…

21 mei, 7.45 uur, een vrijwel uitgestorven Dam. Door een stille stad fietsen, wanneer maak je dat mee? Hemelvaartsdag – dauwtrappen.

Onze buren zitten nu al ruim een week in quarantaine. De buurman was aangestoken door zijn baas en moest op zolder bivakkeren, totdat de buurvrouw ook besmet bleek en ze dus gewoon weer samen konden zijn. Geen zware klachten maar toch… Zo kwam het coronavirus opeens heel dicht bij. In Vriezenveen heeft het virus inmiddels ook toegeslagen, gelukkig vallen de klachten daar tot op heden ook mee. De kerkdiensten zijn op dit moment weer volledig online, maar wel open voor hen die echt even contact willen met anderen. Het tekent natuurlijk het afgelopen jaar. In mijn agenda heb ik sinds 16 maart in de kantlijn de stand van zaken bijgehouden. Inmiddels zitten we in week 42. Week 16 bijvoorbeeld: “Nog steeds oppassen voor covid”, week 19, we waren in Frankrijk: “Mondkapjes verplicht” en week 29: “Bijna weer lockdown”.  Het jaar 2020 zal er door getekend blijven en later zullen we er over praten, zoals onze ouders en grootouders dat deden over de Spaanse griep.
Toen we elkaar aan het begin van dit jaar een gezegend nieuwjaar wensten, hadden we dit niet verwacht. Een enkeling was het die waarschuwde dat het virus echt niet bij de grenzen van Wuhan in China zou stoppen. Een goede vriend van Harm sloot voor zijn bedrijf, dat festivals organiseert, net op tijd een pandemieverzekering af. Maar voor 2021 zal dat niet meer gaan. Door sommige geestelijke leiders werd gesuggereerd dat corona wel een straf van boven zou moeten zijn, maar daarnaast was er ook genoeg kerkvolk dat niet geloofde in besmettingsgevaar en corona afdeed als een gewoon griepje. We zullen zien wat er later in de geschiedenisboeken zal staan. Zal het gaan over een moderne maatschappij die bijna alles kon regelen, maar opeens overvallen werd door een besmettelijk virus, of over miljoenen mensen die zich lieten misleiden door een zogenaamde pandemie?

Het boek van de Engelse theoloog Samuel Wells, “Wees niet bang” (uitgegeven 2011), was dan ook een verademing om te lezen.  Hij wijst er op dat je als gelovig christen op een nuchtere manier moet omgaan met de dood. En pandemieën moeten mensen aan het denken zetten over de eindigheid van hun bestaan, ons leven is niet maakbaar. Des te troostvoller is daarom het geloof in een leven na dit leven. Je zou daarom wensen dat meer mensen de rust van leegstaande kerken opzoeken; een kaarsje branden, luisteren naar de stilte en misschien een goed gesprek hebben met een luisterend oor. Maar ook om handen te vouwen en toe te geven dat er een Schepper is van hemel en aarde, die zijn Zoon naar deze wereld zond. Gods Zoon die op zoek ging naar verschoppelingen, verdrukten, armen en mensen die lijden onder corona.

Een nieuwjaarsreceptie aanstaande vrijdag met de buren zit er dus niet in. Op de laatste dag van 2020 zouden we natuurlijk pagina’s vol kunnen schrijven over wat er allemaal niet kon en kan. Het werd een uitgeklede kerstmaaltijd in Lelystad bij kleine Teun, maar wel gezellig. De concerten van het Nederlands Philharmonisch Orkest werden gecanceld. Het IDFA was een kale bedoening, ondanks het feit dat ik een aantal dovumentaires op de computer heb zitten kijken. Ook kerkdiensten konden in het begin niet doorgaan en later in oktober was het vanwege de verbouwing beter om een paar keer alleen maar online te gaan. De werkkamer van onze predikant werd zo opeens een kapel, met enkel een ouderling, een techneut en de dominee. Het blijft behelpen; op zondagmorgen achter de computer, ondanks alle inzet van de vrijwilligers. We verlangen naar een volle kerk en we willen weer uit volle borst kunnen zingen en in een grote kring samen de maaltijd van de Heer vieren!

Veel kon er ook wel. In de zomer konden we gewoon op vakantie naar midden Frankrijk. Voor het eerst  in de orangerie van kasteel Digoine ‘gebivakkeerd’, heel gaaf!  Met broer en schoonzus een week optrekken en als toetje kregen we een rondleiding door het vervallen en leegstaande chateau. In het voorjaar was met stil weer zelfs  een gedeelte van een zolder van het kasteel ingestort, maar dat mocht Matthew er niet van weerhouden om een boeiend relaas af te steken over het in de 13e eeuw gebouwde kasteel. En als we een souvenir mee wilden nemen; bij de uitgang afrekenen. Na ongeveer tien jaar Digoine was dat wel heel bijzonder. Thuis hebben we ‘Jezus’ schoongemaakt en nu prijkt het Heilig Hart beeldje in volle glorie op ons Franse dressoir.  “De verering van Jezus Christus krijgt vorm vanuit de liefde en barmhartigheid, die worden gesymboliseerd door Jezus’ Hart.” (citaat van Wikipedia)
Hij is het die zorgde voor vergeving van zonden en dat we mogen uitzien naar een eeuwig leven!

Bij het vele wat gewoon kon in 2020 hoort ook ‘het lezen’. Zelfs tijdens de huidige lockdown zijn er boeken af te halen bij de bibliotheek. En wanneer het echt nodig is kan dat ook bij mijn favoriete boekhandel aan de Middenweg. Toen we min of meer opgesloten zaten tijdens onze voorjaarsvakantie op Gran Canaria, had ik gelukkig genoeg boeken bij me in de koffer. Genoten heb ik later van de biografie over Prins Charles van Sally Bedell Smith, nog steeds in de aanbieding trouwens! Maar ook het boek van Rahma El Mouden over haar leven, boeide van begin tot eind. Zij heeft met haar firma MAS jarenlang onze school geboend en gepoetst. Inzicht gevend, hoe zij als Marokkaanse vrouw en moslima een plek weet te veroveren in Amsterdam. En pas nog las ik een heruitgave van Jan Brokkens ‘De blinde passagier’. Een prachtige roman over vluchtelingen, hoe actueel in deze tijd, en de teloorgang van de Nederlandse koopvaardij. En als we het toch over vluchtelingen hebben dan is ‘De bijenhouder van Aleppo’ een boek dat je uit je slaap kan houden.
Inmiddels ben ik begonnen in ‘De opgang’ van Stefan Hertmans en in ‘Revolusie’ van David van Reybrouck. Revolusie gaat over wat Nederlanders hebben uitgestukt in Indonesië en hoe dat land het Nederlandse juk afwierp; een huiveringwekkende geschiedenis. Om het plaatje compleet te maken, nog twee buitengewoon boeiende boeken die ik las. Een heel bijzondere detective is het boek ‘Gewone genade’, een aanrader en o zo jammer dat het door de uitgevrij niet beter verkocht is. Andere vertalingen van Krueger laten daarom nog wel een poosje op zich wachten. De laatste aanrader is een biografie en autobiografie ineen; Alex Boogers  met zijn zoon op bedevaart naar plaatsen uit het leven van Bruce Lee.

foto Jannes Glas, gebruikt als nieuwjaarswens en bedankkaart voor steundeopk.nl

Er gebeurde natuurlijk veel meer en er zijn dagen die we niet zomaar vergeten. De oppasdagen met Teun, klussen in de Oosterparkkerk, heerlijke fietstochtjes in Amsterdam en omgeving, maar ook de dag dat vriendin Diny belde om te vertellen dat hun zoon was gestorven. Het laatste riep zo veel herinneringen op, maar tegelijkertijd was het ook goed om het verdriet te delen. Het ‘Kyrie Eleison’ zal dus ook in 2021 niet van de lucht zijn.

Een gezegend 2021 gewenst.

Kerk in de steigers

Onze kerk, de Oosterparkkerk in Amsterdam, staat sinds vorige week vrijdag letterlijk in de steigers. Nu in de kerkzaal de schilders vrijwel klaar zijn, is de buitenkant aan de beurt. Maandag en dinsdag waren de schilders al flink aan het schuren, ondanks het miezerige weer. Inmiddels is het eerste mahoniebruin op de raamkozijnen gestreken. Langzaamaan is  de renovatie behoorlijk op streek. Zondag kunnen we weer met z’n dertigen naar de kerk en mogen dan op de nieuwe stoelen zitten. De toiletten moeten nog wel worden betegeld en ook de hal en de voordeur moeten nog aangepakt, maar het schiet dus op.

Ergens in januari wilde ik een blog schrijven over ‘klassiek gereformeerd’. Dat idee kwam voort uit een discussie die in het ND en in verschillende kerkelijke bladen werd gevoerd. Het overkoepelende thema was steeds de kritiek op de koers van onze kerk (de GKv). De synode van deze kerken heeft bijvoorbeeld definitief besloten dat vrouwen ook predikant kunnen zijn binnen onze kerken, vrouwelijke ouderlingen waren al iets eerder toegestaan. Ondertussen is er nog wel een behoorlijke groep ‘vrijgemaakte’ kerkleden die deze verandering ronduit niet-bijbels vinden. Zij willen ‘klassiek gereformeerd’ zijn en blijven.  Mijn vermoeden is, met de kleur van onze  kerkramen, dat dit de komende jaren een reden voor sommige broeders en zusters zal zijn om de GKv te verlaten. Ze vinden dat hun/onze kerk niet meer ‘klassiek gereformeerd’ is. Volgens mij is er bij deze broeders en zusters een diep verlangen naar de kerk van de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Nadat eind jaren zestig de ‘ruimdenkenden’, de ‘kritische denkers’, ‘de niet doorsnee-vrijgemaakten’, buiten verband waren komen te staan, was de GKv flink opgeschoond. Interne discussies waren niet meer aan de orde, de binnenverbanders konden in alle rust verder bouwen aan een gezamenlijke bubbel. De steigers werden in rap tempo afgebroken, de rust was weergekeerd. De blog over ‘klassiek gereformeerd’ komt er denk ik voorlopig niet. Een kerk mag zich best gereformeerd noemen, maar eigenlijk is het een raar etiket. Eigenlijk wil toch elke kerk gewoon Jezus Christus volgen?

Een beetje filosoferend hierover denk ik dat men toen in de jaren 60, de steigers beter had kunnen laten staan. Het gebouw ‘gereformeerde kerk’ was in die tijd helemaal niet af, eerder zwaar beschadigd. Men had alles in het werk moeten stellen om de scheuren te herstellen, zeg ik met de blik van vandaag. Zoals in onze kerkzaal waar forse scheuren zaten, ontstaan door roestend ijzer, de aannemer de scheuren moest uithakken, waarna de stukadoor alles weer netjes vlak kon trekken. In de jaren zestig had men de scheuren ook moeten uithakken, tot op het bot. Vooroordelen hadden moeten worden uitgewisseld en bevraagd moeten worden. Maar nee, het leek wel of barsten en scheuren groter werden gemaakt. Broeders en zusters liepen wanneer de moeilijkheden in de kerken in een preek werden genoemd, kwaad de kerk uit. Ik maakte mee dat tijdens het ‘grote gebed’ een heel gezin op bevel van de vader naar buiten stiefelde. Vriendschappen die al jaren bestonden, van de een op de andere dag keek men elkaar niet meer aan.  Geen goede voorbeelden; men had ook tot na de dienst kunnen wachten en dan nog een mijl meegaan. Proberen toch samen verder te bouwen, en een kerkscheuring niet de aanleiding laten zijn tot het opbreken van een jarenlange vriendschap. De scheuren werden echter zo definitief dat herstel onmogelijk leek, en opeens waren er twee soorten vrijgemaakten. Vijftig jaar later is het haast niet meer uit te leggen. Gelukkig is er nu een proces op gang gezet voor heling en eenwording. Ook bij dat proces zijn steigers, trappen, troffels en kwasten nodig. Een kerk moet eigenlijk constant aan het verbouwen zijn, in beweging en open voor mensen, die op zoek zijn naar rust, naar genade en aandacht.

Vandaag heeft de orgelbouwer de grote balg losgekoppeld van het orgel. Een flink karwei en halverwege de middag hebben we met zes man sterk het 150 kilo zware gevaarte uit het orgelhok getild. Ook een reguleerbalg is door de orgelmaker meegenomen. Wanneer de balgen zijn hersteld zal op de orgelverdieping alles schoongemaakt worden. Alle meer dan 1000 orgelpijpen zullen schoongemaakt worden. Daarna kan het orgel er weer jaren tegenaan. In diensten en hopelijk ook op andere momenten, concerten, middagpauzeconcerten en hopelijk als studieorgel voor orgelleerlingen.

Zie ook; steundeopk.nl