Dag heur… in memoriam ds. C.J. Breen 1924-2014

ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013
ds. C.J. Breen bij zijn 60 ambtsjubileum in 2013

Het jaar 1969, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt stonden in brand. De voormalige synagoge in Hoogeveen waar we zondags kerkten was doordeweeks  maandenlang het strijdtoneel van de geachte afgevaardigden. De strijd over afvaardiging A en B uit Noord-Holland laaide hoog op. Ds. C.J. Breen uit Katwijk zal zich over deze kwestie zeker niet onbetuigd hebben gelaten. Maar als beginnende puber hield ik me daar niet mee bezig. Wel heb ik met verbazing zo nu en dan gekeken naar die vreemde dominee uit West-Nederland die bij ons logeerde. Onze moeder maakte speciaal ontbijt voor hem en ongetwijfeld gebruikte hij dan zijn witte zakdoek als servet. Voor ons Hollandsevelders die thuis altijd Drents met elkaar spraken was de logerende dominee met zijn deftige spraak een bijzondere verschijning.
Bijna tien jaar later begon ik als schoolmeester op de dr. M.B. van ’t Veerschool in Amsterdam . Nooit zal ik mijn eerste verjaardag als leerkracht vergeten. Even na de kleine pauze kwam de afgevaardigde van het bestuur op bezoek in de klas en de leerlingen van klas 4 luisterden ademloos mee naar de feestelijke toespraak van ds. Breen. Namens het bestuur bood hij een doos sigaren aan en eindigde met een krachtige uithaal op mijn initialen; Roemrucht, Jeugdig en Welvarend, het klonk bijna profetisch. Met een deftig: ‘dag heur’ en een kenmerkend majesteitelijke gebaar trok hij de deur achter zich dicht. Achter in de klas imiteerde een leerling zachtjes het ‘dag heur’. Later werd het bij sommige leerlingen een staande uitdrukking.
Ds. Breen was in 1970, na alle kerkelijke verwikkelingen en scheuringen door de ‘binnenverbanders’ naar zijn geboortestad Amsterdam gehaald. Je zou dat haast letterlijk kunnen nemen, want ds. Breen reed geen auto. Het verhaal ging dat zijn medestudenten, toen hij in Kampen theologie studeerde, hem min of meer hebben leren fietsen. Een rijbewijs heeft er blijkbaar nooit ingezeten. Al snel zat de predikant in het bestuur van de Amsterdamse gereformeerde lagere school. Trouw bezocht hij de bestuursvergaderingen en liet zijn invloed gelden. Toen al zijn termijnen in het bestuur voorbij waren, werd hij gevraagd adviserend bestuurslid te worden. Op die manier was hij toch betrokken. Toen hij ergens halverwege de jaren tachtig op een maandagavond vanuit Slotermeer huiswaarts keerde met de tram, sukkelde hij langzaam in slaap. Het was waarschijnlijk weer erg laat geworden. Achter het paleis op de Dam schrok hij wakker en stapte snel uit om over te stappen. Enkele onverlaten hebben hem toen beroofd, waarbij hij, inmiddels weer alert, niet alles wat hij bij zich had, afgaf. Toch heeft dit voorval hem later behoorlijk parten gespeeld. Waarschijnlijk meer dan hij zelf liet blijken.

Inmiddels woonden we sinds 1980 als gezin Amsterdam. Zo kregen we in de Oosterparkkerk te maken met deze markante voorganger. Altijd uit het hoofd prekend, met alleen wat krabbels op een giro-envelop. Een dominee ook met meerdere gezichten leek het wel. Vaak geen tegenspraak duldend van de kerkganger en zijn stellige meningen als zijnde Gods Woord van de kansel verkondigend. In een preek beweerde hij letterlijk dat wanneer je je kind niet zo snel als mogelijk was liet dopen (de vroegdoop), de doop dan minder waard was. In mijn jeugdige overmoed probeerde ik daarover in zijn studeerkamer met hem de discussie aan te gaan, helaas tevergeefs. Zoals hij het gezegd had, had ik het niet moeten opvatten.
Zo ‘omstreden’ als ds. Breen in die tijd bij sommige gemeenteleden was, zo geliefd was hij bij veel broeders en zusters buiten de gemeente. Wanneer kerkleden van de GKv ergens uit Nederland in een Amsterdams ziekenhuis terechtkwamen, was ds. Breen een trouwe bezoeker. En ook bij genabuurde kleine gemeentes zonder predikant, was de Amsterdamse dominee een geziene gast. Dat zorgde er trouwens ook voor dat de ochtenddiensten, die lange tijd om kwart over negen begonnen, niet eindeloos gerekt werden. Immers om half elf stond er meestal een broeder uit Krommenie, Halfweg of Hoofddorp voor de kerk in zijn auto te wachten.
Ds. Breen had een scherp oog voor kerkelijke zaken, maar ook een liefdevol en groot hart voor zijn Heiland, Jezus Christus. Soms een scherpslijper, maar dan opeens weer ruimdenkend. Bij een discussie in de kerkenraad over het wel of niet mogen fotograferen tijdens een ‘huwelijksdienst’ gaf zijn argumentatie de doorslag. ‘Stel je voor’, zei ds. Breen, ‘dat later het betreffende echtpaar in een huwelijkscrisis komt en één van de echtelieden bladert nog eens door de bruidsreportage, dan komt hij of zij ook de foto tegen van de kerkelijke plechtigheid en komt hopelijk in gedachten dat ze ooit voor Gods aangezicht elkaar trouw hebben beloofd.’ En daarmee was het natuurlijk einde discussie. Toen een oudere broeder met Telderiaanse ideeën overleed, zei ds. Breen in het gebed: ‘En nu zal hij weten dat hij ongelijk heeft gehad!’. Soms dus heel breed denkend en even later ook weer hard oordelend en antithetisch. Achteraf heb ik me wel eens afgevraagd hoe vaak moet ds. Breen zich onbegrepen hebben gevoeld?

de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel
de Oosterparkkerk vastgelegd door Daan van Driel

In het vorig jaar verschenen boek ‘De tekenaar’, waarin dagboekaantekeningen van Daan van Driel zijn gebundeld, komen we ds. Breen regelmatig tegen. Dat begint al in 1949 wanneer reclametekenaar en kunstenaar van Driel bij mevrouw B en haar zoon op huisbezoek gaat. Die zoon is kandidaat dominee en een van de leidende figuren van de nieuwe, vrijgemaakt gereformeerde kiesvereniging: “Ik zal mijn stembiljet blanco laten, aangezien niemand van de AR-kandidaten (Antirevolutionaire Partij; later opgegaan in het CDA) in onze stad de vrijgemaakte kerk erkent. Deze leiders kunnen we ook in de politiek niet meer vertrouwen.” ‘Ik heb mijn twijfels’, is dan het droge commentaar van broeder van Driel. (pg 97) In 1974 geeft br. Van Driel een prachtige schets over de preektrant van ds. Breen: ‘We hebben nu een versterker op de kansel die het geluid van de menselijke stem tot in alle hoeken en met alle nuances in ons kerkgebouw kan overbrengen. De stem van de kansel had een volume dat Het Woord overstemde. Die stem dreigde de nieuwe versterker stuk te spreken. Soms had ik de neiging om de vloedgolf van woorden af te dammen door mijn oren dicht te stoppen. “Moet dit nu zo hevig dominee?” Van begin tot eind uit hij op bijna overslaande sterkte zijn volzinnen en dat over een tere zaak als het gebed.’ (einde citaat) In 1979 preekt de dominee zo stevig over de kerk dat van Driel er beroerd van wordt. Hij wil graag in gesprek met de voorganger, want de toon is fortissimo hoog en met kracht worden de volzinnen uitgesproken en er is geen speld tussen te krijgen. Geen ruimte om even stil te staan. ‘Na het ‘amen’ ben je geestelijk murw geslagen. Van Driel wil graag uiting geven aan zijn gevoel, maar ‘de prediker heeft al een dampende, verse sigaar aangestoken en oogt te massief om eraan te gaan peuteren met mijn onbestemde bezwaren.’ In 1985 schrijft van Driel over het fulmineren van de dominee tegen de machtspositie van de paus van Rome. ‘Het werd met veel vuur en verve gebracht. Dat stelde me voor vragen, lastige vragen. Vragen die helaas in de hele preek niet in aanmerking kwamen voor antwoord of zelfs maar gesteld werden. Ook maar de kleinste speld was er niet tussen te krijgen, laat staan de twijfelvraag of dit nu allemaal wel zo was.’
Boeiend in deze fragmenten vind ik dat een oudere broeder, in 1985 is van Driel 76 jaar, zich niet meer neerlegt bij de aloude stelligheden die ds. Breen verkondigt. Hij verwoorde daarmee het gevoel van meer hoorders. Terugkijkend heeft die stelligheid in de prediking, broeders en zusters verwijderd van de kerk. Algemeen bekend was dat het op kerkenraadsvergaderingen flink te keer kon gaan. Daarmee leg ik niet één op één de directe schuld bij de predikant. Het heeft ook alles te maken met de toenmalige sfeer in de vrijgemaakte kerken; gesloten, stevige standpunten en de ramen dicht. Gelukkig kan dezelfde broeder van Driel ook de andere kant zien. Want in 1986 is hij uitgesproken lovend over de oudejaarspreek van dominee Breen. Deze behandelde de laatste zondag van de Heidelbergse Catechismus, die over de laatste bede in het Onze Vader gaat. ‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.’ Die preek was volgens van Driel: rijk, verrassend en vertroostend.
In één van mijn oude agenda’s kan ik terugvinden dat ds. Breen op vrijdag 8 december 1989 feestelijk afscheid nam van onze gemeente, de Oosterparkkerk. Regelmatig keerde hij vanuit Drachten nog terug naar de hoofdstad des lands. Om te preken, maar ook om de novieten van Petrus Plancius aan het begin van hun studie in te wijden in het ‘wereldse Sodom en Gomorra’. Voor Plancianen een onvergetelijke gebeurtenis. Zo kregen ze in de Oude Kerk, midden in de buurt van lichte zeden, een uitgebreide uiteenzetting over de Alteratie op 26 mei 1578. Ds. Breen had dan inmiddels al lang in de smiezen wie wie was van de nieuwe lichting studenten. Wie hij ‘gedeupt’ had, welke vaders en moeders hij ‘gedeupt’ had en wie er belijdenis des geloofs bij hem hadden afgelegd. In september 2013 heeft ds. Breen dit bij mijn weten voor het laatst gedaan. Bij de dies was hij natuurlijk vertegenwoordigd en logeerde dan bij een van de bestuursleden, die dan wel op de grond ging slapen.
Wanneer ds. Breen iets kon gedenken, dan gebeurde dat ook. Augustus 1993 vierde hij zijn 40-jarig huwelijks en ambtsjubileum. Natuurlijk moest dat in de Oosterparkkerk gevierd worden. Vanuit het oude-testament werd de gemeente weer meegevoerd naar nieuwtestamentische vergezichten. Het thema van de preek was: ‘Met betrekking tot de toekomst wijst de HEERE op zijn werk in het verleden!’ Via Ezechiël naar Jacobus 5. Breed werden termen als: ‘lijden tot zijn verheerlijking’, ‘lijden tot zijn volharding’ en ‘het vleesgeworden Woord’ uitgepakt. In de middagpreek kreeg professor dr. C. Graafland (orthodox-reformatorische theoloog) een flinke draai om de oren, omdat deze had gebeden en was voorgegaan op een bijeenkomst van het Gereformeerd Appèl. Gelukkig had ds. Breen in de ochtenddienst gebeden voor eenheid onder gereformeerde belijders.
Toch verandert in deze jaren ds. Breen. Wanneer de Reformanda-groep rond ds. Van Gurp zich losmaakt van de GKv verheft ds. Breen openlijk zijn stem. De kerk is hem te lief om weer af te scheiden. Dit is niet wat hij als trouw volgeling van K. Schilder geleerd heeft. Daarom verzet hij zich tegen het sektarisme en legt zijn schrijverschap in Reformanda neer. De keren dat hij nog preekte in de Oosterparkkerk was er ook geleidelijk meer mildheid te proeven in zijn preken. Een mooi voorbeeld daarvan ervoer ik zelf, toen we in 2006 de naam van de dr. M.B. van ’t Veerschool gingen veranderen. Toen het plan bekend werd, kregen we een schrijven dat herinnerde hij aan de grote inzet van dr. M.B. van ’t Veer voor de kerk. De jonge Breen had vaak onder zijn gehoor gezeten. Maar een jaar later kon hij ook begrip opbrengen voor veranderingen, ook binnen de door hem zo geliefde basisschool. Binnen een dag had hij al een van de kinderen van dr. Van ’t Veer getraceerd. Hij kwam spreken op de dag dat we het nieuwe naambord zouden onthullen. En bij het VEER van Veerkracht wees hij op het werk van dr. M.B. van ’t Veer en bij KRACHT op Gods Woord dat steeds weer centraal moet staan, daar haal je je kracht immers vandaan. En vervolgens bad hij samen met voorgangers uit verschillende kerkelijke gemeenten voor het personeel, de ouders en de leerlingen van de school.
In de zomer van 2012 kwam ds. Breen nog een keer preken in onze gemeente. Hij moest het podium worden opgeholpen, en bracht het evangelie uit Ezechiël 34 vers 31. Daarbij stond hij eerst stil bij het sterven van de dichter Rutger Kopland, want dat stelt ons voor de vraag hoe het zit met de relatie ‘mens – God’. Om vervolgens te benadrukken dat de eredienst beheerst moet worden door het verlangen de stem van de Goede Herder te horen. Die 22e juli was een prachtige zonnige dag en na een kort bezoekje aan zuster den Houdijker kwam hij bij ons eten. Heerlijk in de tuin en zoals altijd ds. Breen belangstellend naar de gezichten die hij had gemist, maar ook naar onze kinderen. Aangezien er in Amsterdam geen middagbijeenkomsten te bezoeken waren ging hij vanaf Duivendrecht met de trein naar Groningen en vanaf daar met de bus naar Drachten. Hij had het allemaal uitgezocht en gewoontegetrouw op een envelop genoteerd. Tegen zevenen ging opeens de telefoon, ‘Jaaaah, ik meld me even thuis, nog een goede avond gewenst!’
Donderdag 28 augustus toen hij ernstig ziek in het ziekenhuis lag, heb ik hem gebeld. Kortademig, maar nog volledig alert. Informerend naar werk en gezondheid, maar uitziend naar het hemels Licht. ‘Waar we nog zo weinig van weten, maar waar het ook goed zal zijn.’ In die vrede en met dat verlangen is hij gestorven. Een markante dominee, die mee het leven in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt heeft vormgegeven. Maar die ook vorig jaar bij zijn 60-jarig jubileum vroeg om giften voor STROOM, de zustergemeente van de OPK, voortgekomen uit het evangelisatiewerk in de jaren tachtig. Toen vond hij al dat gedoe in de Bijlmer maar vreemd, maar nu zag hij in wat het uiteindelijk had opgeleverd. Het was moeilijk te peilen hoe hij terugkeek op alle vrijgemaakte gedrevenheid en ijver van weleer. Hij was duidelijk; al zijn werk in Gods Koninkrijk was zeker niet zijn eigen verdienste en hij wees daarbij altijd op de Christus der Kerk!
Terugkijkend kun je zeggen dat uit een soort haat-liefde verhouding toch ook erkenning en herkenning kan groeien. Zo ging het meerderen die ds. Breen meemaakten spraken na zijn Amsterdamse periode. Wat ik boven beschreven heb, laat dat duidelijk zijn, zijn enkel mijn ervaringen en belevenissen met ds. Christiaan Jakobus Breen. Er vallen ongetwijfeld nog vele verhalen aan toe te voegen.

vrijgemaaktNa de begrafenis op de Nieuwe-Ooster reed ik naar de Keizersgrachtkerk. Een kerk waarbij ds. Breen onmiddellijk hele verhalen had kunnen opdissen over de Doleantie en Abraham Kuyper. In een zaal van deze kerk werd de bundel VRIJGEMAAKT gepresenteerd. Dertigers beschrijven daarin hun verhouding tot de GKv. Sommigen van hen noemen zich kerkverlaters en anderen staan pal voor een kerk waar het evangelie van Christus geleefd wordt! Tussen alle herinneringen doemde steeds weer het beeld van ds. Breen op. Voor hem was er niets nieuws onder de zon waarschijnlijk. Deze verhalen had hij al zo dikwijls moeten aanhoren. Misschien had hij opgeroepen tot een: onderzoek de Schriften en spaar daarbij je eigen ziel niet!