afscheid van Veerkracht

OP ZOEK NAAR DE DRIVE

Een paar maanden geleden moest ik bij de De Espressomonteur (een geweldige vakman trouwens) zijn aan de Fannius Scholtenstraat, vlak bij het Westerpark. Onze koffiemachine had het begeven  en om nu gelijk een nieuwe te kopen… Ter geruststelling, hij doet het weer! Dit echter terzijde. Door de defecte koffiemachine ontdekte ik aan de overkant een winkel in geschilde aardappelen. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ‘loerde’ naar binnen. Daardoor kwam ik in gesprek met de eigenaresse van de aardappelschilwinkel. Het bleek te gaan om een bedrijfje dat al meer dan vijfentwintig jaar gevestigd is in West. Het levert aan de betere patatboeren, maar ook verzorgingstehuizen en de groothandel. Ook gewassen groentes is hun specialiteit. Ze woonden in de buurt en waren verknocht aan Amsterdam. Zomaar, op een achternamiddag, een prachtige inkijk in het leven van een paar mensen die vol overgave hun bedrijf gaande houden. Kwaliteit leveren, hard werken en uiteindelijk versleten armen en schouders. En dan toch met gedrevenheid over je werk praten; boeiend en ook ontroerend.

Zo heb ik mijn werk op school ook ervaren. Ooit kwam ik vanuit Drenthe naar Amsterdam. Het was 1978 en het had, geloof ik achteraf, niet mijn voorkeur. Er liep ook nog een sollicitatie in het midden van het land en dat was dichter bij mijn vriendin. Maar toch werd het Amsterdam, een paar weken na de diploma-uitreiking kon ik aan de slag in klas 4. Meester Dreschler vertrok naar de gereformeerde school in Veenendaal en ik kon per 1 juni beginnen aan de Molenwerf, pal tegenover het toenmalig station Sloterdijk. Klas 6 was net terug van het schoolkamp in Hellendoorn. Geen gemakkelijke start kan ik mij herinneren. Mijn tante werkte dan wel als handwerkonderwijzeres op de dr. M.B. van ’t Veerschool,  op school mocht ik haar geen tante noemen. Het was in ieder geval een beetje vertrouwd. Maar; er was geen begeleiding door een collega, geen coaching, geen intervisie, maar één keer per jaar een bestuurslid op bezoek. Al werkende weg leerde ik de jaren daarna langzaam aan het vak, en gelukkig ook Amsterdam kennen. Toen we trouwden in 1980, gingen we in Oost, op de rand van de Transvaalbuurt, wonen, drie hoog. Met de fiets, maar ook met het openbaar vervoer, was Sloterdijk goed te doen en op de terugweg kon ik met eigen ogen soms zien hoe krakers werden verdreven door de mobiele eenheid. In april van dat jaar hadden we al de rellen op Koninginnedag meegemaakt. ‘Geen woning, geen kroning’, was de leus. Als gereformeerde school mochten vooraan staan om de nieuwe koningin toe te juichen op de Dam. Een onvergetelijk moment. Links van ons stonden de kinderen van de Japanse school en recht kinderen van de Joodse school. Het zoontje van Broeder de Vries, een groot ambulancebedrijf in die dagen, mocht niet mee. Vader de Vries schatte de gevaren erg hoog in.

In de jaren 80 vergroeide ik steeds meer met de stad. Een belangrijke factor was daarbij de kerkelijke gemeente waar we bij hoorden en gelukkig, nog steeds horen. Een gevoel van roeping is daardoor ook wel ontstaan. Ondanks dat we verhuisden naar Diemen-Zuid, voelde het nog steeds als wonen in de mooiste stad van Nederland. De school breidde uit nadat we waren verhuisd naar Slotermeer. Het oude gebouw aan de Molenwerf was bijna de bouwput van een nieuw Elsevier-gebouw ingezakt. Begin jaren 80 kwamen ook de kleuters erbij,  de school moest verbouwd (85/86) en eind jaren 80 was het gebouw met 10 groepen overvol. Leerlingen kwamen uit Haarlem, IJmuiden, Beverwijk, de Zaanstreek, heel Amsterdam en ook Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Drie grote touringcars en ook een aantal kleinere busjes reden af en aan. Firma de Haan uit Hippolytushoef had een goede klant aan de school. In school zetten de veranderingen ook door. Steeds meer kwam de techniek ons ‘helpen’. Stencilschrijver en stencilmachine verdwenen naar de kelder en de kopieermachine en later ook de computer werden heel normaal. Ouderbetrokkenheid stond hoog aangeschreven. Het kwam naar voren in drukbezochte leden en ouderavonden. Meerdere seizoenen werkten vaders en moeders mee aan de vrijdagse crea-middagen. Er werd dan bijvoorbeeld gekookt, geknutseld, geschaakt, gekalligrafeerd en ook geturnd.

Een van de zaken die bij de school in Amsterdam hoorde was wel het vele wisselen van het personeel. Als ik een lijst maak van alle collega’s die ik door de jaren heen gehad heb… Sommigen voor een fiks aantal jaren, sommigen voor een paar maanden inval. En altijd maar weer startende leerkrachten die natuurlijk het vak ook in de praktijk moesten leren. En eind jaren 90 kwamen daar ook de onderwijsassistenten bij. Ik heb de doos met schoolkranten nog eens doorgenomen. Al tellend kom ik op zo’n vijfenzestig collega’s. De eerste 10 jaar viel het nog mee, daarna wisselde het maar door. Gemiddeld bestonden de teams uit zo’n tien à vijfien leden. Aan de andere kant maakte het dat dus boeiend en tegelijkertijd ook zwaar. In augustus 1992 startte de school in Velserbroek, onze ‘dochter’. Hadden we daarvoor nog zo’n 250 leerlingen, toen krompen we heel snel. Door verhuizingen naar de provincie ging dat ook de jaren daarna door. Zo halverwege de jaren 90, we hebben het dan nog steeds over de vorige eeuw, werd onze school ook opengesteld voor kinderen van ouders die geen lid waren van een gereformeerde of protestantse kerk. Leerlingen uit evangelische gemeenten, maar ook uit Oosters-orthodoxe kerken kwamen op school. Dat aantal nam snel toe. Daardoor kwam er ook weer groei in het leerlingenaantal. De wisselingen van collega’s, de steeds maar toenemende veelkleurigheid, het is me meer en meer gaan boeien. Met daarnaast een kerkelijke gemeente die steeds meer over de muren heen keek; Amsterdam houdt je ‘gevangen’. In 2010 hadden we leerlingen uit ruim 40 kerkelijke achtergronden. Daarmee was de school inmiddels ook een multiculturele school geworden. Ongeveer de helft had een allochtone achtergrond.

2010 feest als afsluiting van het traject VEELKLEURIGHEID (met dank aan moeder Veenstra)

Mijn drijfveer is steeds het onderwijs aan de leerlingen geweest. Goed onderwijs dat inspeelt op talenten van leerlingen. Met daarbij in het oog houdend dat het wel onderwijs aan een groep is, ouders mogen en kunnen geen individueel onderwijs verwachten. Er is veel veranderd sinds ik begon. Er is meer kennis over verschillen tussen leerlingen, maar er worden nu wel eens te vaak etiketten geplakt. Daarnaast blijf ik toch ook de algemene ontwikkeling belangrijk vinden. Ook daarbij kun je niet leerlingen het maar zelf laten uitzoeken. Onze scholen moeten ook sturend zijn. Boven alles gaat het er om dat we kinderen willen helpen discipelen van Jezus te worden. Mijn werk voor de Bijbelmethode “LEVEND WATER”, van 2004 tot 2011, heeft me daar extra bij bepaald. Want bij Bijbelonderwijs gaat het niet alleen om het mooi vertellen van de Bijbelverhalen; hoe goed dat ook is. De man of vrouw voor de klas zal het in gedrag, in woord en daad, ook zelf moeten voorleven aan de leerlingen die aan hem zijn toevertrouwd. Daarom ook moeten leerkrachten met elkaar in gesprek over hun eigen geloofsleven. De jaren dat ik leiding mocht geven aan de school, heb ik dat de juffen en meesters ook willen meegeven. Immers leerlingen gaan niet naar een gereformeerde school om in hun volwassen leven zo goed mogelijk voorgesorteerd te staan voor succes in de wereld. Christelijke ouders willen graag dat hun kinderen, wanneer ze volwassen zijn, er voor kiezen, in alle zelfstandigheid, Jezus te volgen. Dat houdt in dat er op school veel gezongen moet worden tot eer van God, dat kinderen leren wat bidden inhoudt, dat jongens en meisjes beseffen wie hun naasten zijn.

Er zou nog veel te vertellen zijn. Het hoe en waarom van mijn burn-out en mijn plotselinge ‘vertrek’ in november 2010. Maar ook over prachtige en soms ook verdrietige gebeurtenissen uit de afgelopen 34 jaren. Over allerlei perikelen in de vervoerscommissie, waarin gelukkig Sytze de Bruine steeds de boventoon voerde. Er is van alles te vertellen over de bijzondere musicals opgevoerd door meester Frank Wijland in de jaren 90. We kunnen verhalen over de naamsverandering van de school. Inmiddels hebben drie scholen van GPOWN dit voorbeeld gevolgd. Wat prachtig dat er toen voorgangers uit verschillende gemeenten samen met de leerlingen gingen bidden. Ik hoor nog pastor Hofwijcks bidden: “zeg me maar na, lieve Heer Jezus, wij bidden u voor de meesters en juffen!” Er valt veel te vertellen over zoveel leerlingen die uit de verschillende AZC’s naar onze school kwamen. Leerlingen die ook zomaar weer weg moesten naar een ander AZC. We zamelden speelgoed en leuke spullen in, brachten het naar het AZC-Zeeburg. Vervolgens bleek de kast van het gezin uit te puilen met speelgoed. We gingen zo nu en dan op bezoek bij kerken waar leerlingen vandaan kwamen. Nooit zal ik de preek van ds. Jan Post vergeten over ‘de duivel die uit de hemel werd geknikkerd!’. Maar ook de dienst in de Slotermeerschool waar de ouders van Bobby voorgingen en Bobby de zang begeleidde. Op bezoek bij pater Arsenios El  Baramousy van de Koptische kerk in Noord aan het Mosplein, die ons zoveel bijleerde over cultuurverschillen. En dan steeds weer al die prachtige leerlingen, met al hun eigenaardigheden. Leerlingen die er allemaal mogen zijn, zich geliefd mogen weten door God de Vader. Ook waren er de lastige keuzes, samen met de ouders in de identiteitscommissie. Nemen we die aangemelde leerling wel of niet aan? En ook waren er de ouders die vonden dat de school te ‘zwart’ werd. Ik hoop dat al die verhalen niet verstommen en verteld blijven worden.

Na de zomervakantie ga ik de leerlingen in Velserbroek, op Het Anker, proberen iets bij te brengen. En wie weet zie ik ouders en leerlingen op een dag gewoon terug op het plein van Veerkracht. Voor nu en voor de komende zomervakantie en het nieuwe seizoen, wens ik leerlingen, ouders en leerkrachten; Gods onmisbare zegen! Het ga u goed!

(ook gepubliceerd in schoolkrant van VEERKRACHT, juli 2012)