Maand: september 2011

waar komen wij vandaan?

Een kerk in het Roomse zuiden volgepakt met stoere mannenbroeders en struise zusters. Begin jaren 60 vorige eeuw. Voor in de kerk een tafel met daarachter VU professoren. Zij leggen uit hoe de VU omgaat met wetenschap in moderne tijden. De bioloog en hoogleraar Jan Lever houdt op gedragen toon een voordacht over het probleem rond de evolutietheorie. Vanuit de VU achterban komen allerlei vragen. Bijvoorbeeld hoe het moet met Adam en Eva, als de aarde volgens de geleerden miljoenen jaren oud is. Het voorgaande was een fragment uit een tv-documentaire van de NCRV. Op een VU-symposium over ‘anderhalve eeuw evolutiedebat in protestants-christelijk Nederland’, werd het getoond. Het symposium ging vooral over die 150 jaar. Eén van de inleiders, Ab Flipse, toonde duidelijk aan dat het creationisme niet is geïntroduceerd vanuit de VS, door de EO, maar vooral de streng gereformeerden van voor de oorlog. Na de oorlog waren het vooral vrijgemaakte gereformeerden die de deze lijn voortzetten. Gelukkig kregen dezen ook in eigen kring wel weer tegenwind. Met name noemde hij dr. C.Smits en Nico Rupke (zoon van ds. Rupke). Op het lyceum in Groningen werd zelfs min of meer creationistisch onderwezen. Zo leerde ik ook begin jaren 70 alles over ”polystrate dendrolieten’. Die laatste waren bijvoorbeeld het bewijs van de zondvloed.

Naar mijn idee was het debat schepping versus evolutie in de 21e eeuw niet meer relevant in de kerk. Intelligent design was enkele jaren geleden in discussie, maar verdween ook snel weer naar de achtergrond. Toch is er nog steeds een grote groep creationisten die serieus probeert christenen te overtuigen van hun gelijk. Ook tijdens de forumdiscussie lieten ze van zich horen. Naar mijn idee mag er wel wat meer aandacht voor deze discussie komen. En dan vooral veel luisteren en proberen elkaars argumenten te doorgronden en te begrijpen. De meerderheid van de bezoekers was de zestig al wel gepasseerd. Maar de gemiddelde leeftijd van het forum was onder veertig. Dat laatste mag veelbelovend heten.

Een oude grijze dame (met rollator), kwam met een mooie uitspraak. ‘Zolang hypotheses kunnen worden bewezen is het leuk, maar het blijven vaak hypotheses.’ Ze was vroeger scheikundige geweest, hoorde ik haar zeggen bij het verlaten van de zaal. Een paar dagen voor het symposium was op het nieuws dat men in Genève de snelheid van een deeltje had gemeten. En… sneller dan het licht. Volgens Einstein onmogelijk, dus moet er opnieuw worden gemeten en ook op andere plaatsen. Wanneer het uiteindelijk toch waar is, gaan veel natuurkundewetten de prullenbak in. Grappig vind ik, vaststaande zaken opeens overhoop. Terug in de tijd, waar sommigen op hopen, kan trouwens niet. Maar da ga ik nu niet op in.

Willem de Mérode – biografie

Eigenlijk weet ik niet zo goed waar en wanneer mijn belangstelling voor de dichter Willem de Mérode is ontstaan. Het was in ieder geval in de tijd dat ik de gereformeerde Pedagogische Academie aan de Hereweg in Groningen bezocht. Misschien was het dat ik bij de literatuurlessen opmerkzaam werd gemaakt op deze dichter. Was het een artikel in de krant, of toch een gedicht? Ik heb in ieder geval voor het vak Nederlands een speciaalstudie over de Mérode gedaan. Voor de wetenschappelijke artikelen schreef ik voor informatie naar Hans Werkman, toen al (1978) jaren de kenner van deze protestantse dichter uit de eerste helft van de 20e eeuw. Per kerende post kreeg ik antwoord. Een dikke envelop met artikelen was het resultaat. Op de envelop reclame voor de Bond tegen het vloeken, kan ik mij nog herinneren. Al met al, heeft het er voor gezorgd dat ik de Mérode ben blijven lezen. Soms minder en soms meer. Kom ik in een antiquariaat een bundel tegen, dan kijk ik wel even of er budget is. Zo tikte ik gisteren nog een prachtige uitgave van de XXX PSALMEN op de kop.

De laatste week van de vakantie heb ik de dit voorjaar verschenen biografie van de Mérode ter hand genomen. Mijn voorliefde voor biografieën kon ik zo ook weer botvieren. Ooit had ik voor die speciaalstudie ‘Het leven van Willem de Mérode’ gelezen. Dit boek verscheen in 1971 en werd in 1983 gereviseerd opnieuw uitgegeven als biografie. Nu is de uitgave van 1983 helemaal opnieuw onder handen genomen door Hans Werkman. Vlot om te lezen en het geeft een mooie inkijk in het leven van deze bijzondere dichter.  Daarnaast had ik trouwens ook de tegelijkertijd verschenen bundel mee met 100 gedichten van Willem de Mérode meegenomen (een keuze van Hans Werkman en Willem Jan Otten). Volop genieten dus! Voor wie van poëzie houdt is deze bundel zeer aan te bevelen. De taal kan soms even een struikelblok zijn, maar dan moet je het gedicht gewoon hardop lezen. Dat adviseerde de Mérode zelf ook.

Interessant was dat ik in ‘Het leven van Willem de Mérode’ (een exemplaar uit de boekenkast van mijn schoonvader, omdat mijn eigen exemplaar te veel waterschade had) artikelen uit het Nederlands Dagblad van 1973 vond. K.O. Meijer bespreekt daarin het boek van Werkman. Ondanks alle lof, is de schrijver van deze boekbespreking niet blij met het duidelijke en openlijke verhaal over de Mérode’s seksualiteit. Het had beperkter en soberder gemoeten, dan had de biografie aanzienlijk aan niveau en gehalte gewonnen, volgens Meijer. Enkele weken geleden schreef Rien van de Berg een beschouwing over de biografie van 2011. Hem had ik nog wel eens vergelijking met 1973 zien willen maken. Bij van de Berg geen enkele kritische opmerking over teveel openheid. Dat zou gebeurd zijn, wanneer er te omfloerst (op z’n 1973s) was gesproken, denk ik.

Tot slot. Mijn 1973 exemplaar ligt volledig uit de band. Versie 2011 is een mooi uitgevoerd boek met een goed ontworpen omslag. Waarom is deze biografie niet mooi gebonden en heeft het geen harde omslag gekregen? De Mérode zelf hield juist zo veel van mooi uitgegeven boeken! Een gemiste kans vind ik zelf. Ook de verzameling 100 gedichten hadden een mooiere uitvoering verdiend!

Wanneer u ’t bittre van dit boek verwart,
Gij meent, dat ik in lijden ben verstart,
Bedenk en voel hoe zelfs de zoeten linde
De stugge schors draagt boven ’t zachte hart.
(Kwatrijnen,  1924)